(Petrus werd geboren in de St. Maartenspolder en dit deel van de gemeente Hoeven viel onder de parochie O’bosch. Daarom wordt hij tot de zoaven van Oudenbosch gerekend. Zijn ouders behoorden tot de arbeidersstand. Daarom moest Petrus al vroeg het ouderlijk huis verlaten om te helpen in het onderhoud van het gezin te voorzien. In 1860 kwam hij terecht bij een landbouwer, de familie Lodewijks, in de St. Maartenspolder en hij trof er een zeer christelijk gezin. Hij was zacht van aard, was ijverig en stond steeds klaar om te helpen. Het is niet te verwonderen dat hij zeer bemind was in het boerengezin. De boer liet zich steeds lovend over hem uit en de boerin zou nog vaak zeggen:"Zulk een dienstknecht hebben wij nog nooit gehad en zullen we nooit meer krijgen!" Toen hij vernam dat het mogelijk was als zouaaf in het pauselijk leger dienst te nemen, meldde hij zich aan. Op 2 september 1864 vertrok hij vanuit O’bosch via Parijs naar Marseille. Tot Marseille reisde hij per trein, vandaar ging het per schip naar Civita Vecchia. In zijn gezelschap reisden nog drie Nederlandse aspirant-zouaven: Johannes van Hoof uit Hoeven en twee oosterhoutnaren. Zoals de andere zouaven moest hij tijdens de bootreis met de "Quirinal" op het dek verblijven. Op het schip bevond zich ook kardinaal Bonnechose, die hem ’s morgens vroeg al met de rozenkrans in de hand aantrof. De kardinaal was getroffen en verklaarde later "in Pieter meer dan een gewone deugd, iets heiligs op te merken". Op 7 september 1864 kwam hij te Rome aan en werd ingelijfd als pauselijk zouaaf. Na zijn opleiding werd hij gelegerd in de omgeving van Velletri. In december 1865 werd hij ziek overgebracht naar het hospitaal van Velletri. hij leed hevige pijnen, maar was een voorbeeld van godsvrucht en geduld. Iedereen in zijn omgeving kwam onder de indruk en was vol bewondering. Hij verlangde niet naar genezing, maar wenste op Hemelvaartsdag te sterven. Zijn wapenbroeders meenden dat dit onmogelijk was en zij schreven hun familie dat Pieter zeker voor Pasen zou overlijden. Men vond hem steeds biddend aan de rozenkrans die door de paus gezegend was. Hij wist dat hij niet genezen zou en zei: "O, wat ben ik blij dat ik op het gebied van de H. Vader mag sterven. Graag had ik voor de rechten van de H. Kerk mijn bloed en leven gegeven. Hoe graag wenste ik nog eens te kunne strijden om die rechten te verdedigen. Ik zal daartoe niet meer in staat zijn. Dat de wil geschiede van Hem die mij hierheen geleid heeft. Ik zal met geduld de tijd afwachten dat God mij in de hemel zal opnemen". Zijn wens werd vervuld. Hij stierf werkelijk op Hemelvaartsdag, 10 mei 1866, ’s middags om 2 uur. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in de grafkelder van de St. Luciakerk te Velleri. Op de dag dat Petrus stierf bevond zich toevallig pastoor J.W. Brouwers in Tivoli. Als redacteur van "De Tijd" was hij naar Italië gereisd om de bijdrager van de Nederlandse katholieken aan de paus te overhandigen. Hij schreef in "Nederland en Piux IX". "Pas was ik in Velletri aangekomen of ik begaf mij naar het hospitaal, om daar het eerst, kon het zijn, een woord van troost den lijdenden toe te voegen. Nauwelijks had ik den drempel overschreden, of ik hoor roepen:"Een Zouaaf gaat sterven". Ik snel toe en ziet! die stervende zouaaf is een Nederlander. Bij mijne eerste woorden gaf hij geen teeken van bewustzijn, maar na eenige minuten, vestigde hij zijne starre blikken op mij, hij hoort mijne taal en gevoelt zich gelukkig een Nederlandschen Priester aan zijn doodsbed te hebben. De hulp van des Priesters macht had hij, wel is waar, niet meer noodig, want sinds maanden had hij zijn bed van smarten niet meer verlaten en had reeds sinds maanden zoo groot een voorbeeld van geduld in lijden en gelatenheid in Gods Wil gegeven, dat hij zelfs voor de Liefdezusters, die zijne spraak niet verstonden, eene stichtende leerling was. Maar den geduldigen Martelaar, den stervenden jongeling was het evenwel zoet, den troost der Kerk door den mond de Priesters te hooren in de taal, die hij naast zijne wieg had gehoord, en waarin hij zijn eerste gebed tot God had gebeden. Nu is hij reeds tot God gegaan, den palm der overwinning zwaait hij triompherend in den hemel en in uwe gebeden, o held van Christus en zijne Kerk, in uwe gebeden, o Petrus de Wilt, beveel ik mij en ons vaderland aan!" Mgr. Sacré aalmoezenier van de pauselijke zouaven, schreef op 12 mei 1866 aan pastoor Hellemons van Oudenbosch, dat hij gedurende de zes jaar, dat hij de pauselijke zouaven bijstond, nooit zoveel geduld en overgave aan Gods Wil had gezien. Vaak heb ik hem in mijn preken als voorbeeld voor zijn kameraden gesteld. Zijn ouders mogen niet ongerust zijn: hij is een engel in de hemel. Niet ten onrechte meldden de kranten in 1866:"Zo sterft een Zouaaf!" Cuatereels geeft in zijn boek "Pauselijke Zoauven", 1868, een beschrijving van een aantal zouaven die in de strijd gevallen zijn of in een hospitaal zijn overleden. Hij wijdde ook aandacht aan Pieter de Wildt onder de titel: "Hoe een Zouaaf sterft!" Bij de tiende verjaardag van het Verdrag van Laternanen in 1939 werd op verzoek van de juist tot paus gekozen kardinaal E. Pacelli in de St. Luciakerk van Velletri een gedenkplaat onthuld ter herinnering van de 22 zouaven die in 1866 in het hospitaal van Velletri zijn overleden. Tijdens het voorjaar van 1944 werd door bombardementen de kerk van St. Lucia zwaar beschadigd. Door het verbond "Pro PetriSede", werden gelden bijeengebracht en kon in mei 1969 kardinaal Centor, oud-nuntius te Brussel, een nieuwe gedenkplaat worden ingezegend. Op de plaat staat de naam Petrus de Wilt tussen de Belgische zouaven. Dit komt waarschijnlijk, omdat in de matriculelijsten wordt vermeld dat hij afkomstig is van Hoevenen in België (tussen Ekeren en Kapellen) in plaats van Hoeven in Nederland. In 1993 werd in O’bosch in de wijk Velletri een plantsoen naar hen genoemd. De pastoor van Velletri was naar Oudenbosch gekomen om het bordje "Piet de Wild(t) plantsoen" in het plantsoen te bevestigen. Toen verscheen ook de brochure van broeder Prosper Mol en de heer P.L.M. van der Bom: "’n Oudenboschenaar. Petrus de Wildt (1842-1866)". In 1994 vervaardigde de kunstenaar J. Tolboom een borstbeeld van Pieter de Wildt. Nadat dit beeld in Rome door paus Johannes Paulus II was gezegend kreeg het een plaats tussen de eerste en de tweede kruiswegstatie in de basiliek van Oudenbosch.)
Zoon vanWilhelmus de Wildt
en van
Cornelia de Greef ( leefde van 1803-1849 en is met Wilhelmus de Wildt getrouwd op 25-02-1835 in Hoeven.)
The data shown has no sources.