G E R E C H T E L IJ K E A A N K O N D I G I N G E N
. *** In den jare 1899, 4 Februari, ten verzoeke van Georg Christiaan Rapp, wonende te Amsterdam , ten deze woonplaats kiezende ten kantore van den procureur mr. J. A. Foest , aan de Heerengracht 429 te Amsterdam, die door den eischer tot procureur gesteld wordt en als zoodanig voor hem in dit geding zal occupeeren ,
Heb ik, Hendrik Christiaan Stapelveld, deurwaarder bij het gerechtshof te Amsterdam , wonende en kantoor houdende aldaar, Prinsengracht nº. 827, gedagvaard:
Christiaan Rapp , laatst gewoond hebbende te Amsterdam, doch thans afwezig en zonder bekende woon- of verblijfplaats, mitsdien mijn exploot doende door aanplakking van een afschrift dezes aan de hoofddeur van de vergaderplaats der arrondissementsrechtbank te Amsterdam en aan het Huis der gemeente te Amsterdam , terwijl gelijk afschrift door mij , deurwaarder, is overgegeven aan den edelachtbaren heer officier van justitie bij de arrondissements-rechtbank te Amsterdam, die het origineel van dit exploot met gezien'' heeft geteekend en eindelijk door middel van plaatsing van dit exploot in de Nederlandsche Staatscourant en in de Nieuwe Amsterdamsche Courant, Algemeen Handelsblad , zijnde de daartoe door de rechtbank aangewezen nieuwspapieren ;
Om op Dinsdag 10 Mei 1899, des voormiddags te half twaalf uur, te verschijnen ter terechtzitting der arrondissements-rechtbank te Amsterdam, eerste kamer, gehouden wordende in het Paleis van Justitie, aan de Prinsengracht bij de Leidschegracht aldaar; ten einde:
aangezien gedaagde, grootvader van den eischer, in het jaar 1866 als scheepsheelmeester van Amsterdam, alwaar hij destijds en laatstelijk woonachtig was, met het schip Amsterdam , kapitein Doeksen , is uitgezeild;
aangezien bedoeld schip op de terugreis naar Nederland, laatstelijk 24 Augustus 1866, van St. Helena naar zee is vertrokken met directe bestemming naar Engeland;
aangezien sedert dien dag noch van gemeld schip, noch van de bemanning en dus ook niet van gedaagde eenige tijding is ingekomen en er dus meer dan tien jaar na de laatste tijding van het schip waarop gedaagde vertoefde zijn verloopen;
aangezien de vader van den eischer Christiaan Herman Rapp is overleden en eischer derhalve als medegerechtigde tot den boedel van gedaagde belang heeft te vorderen dat er ten aanzien van gedaagde rechtsvermoeden van overlijden worde uitgesproken;
aangezien eischer bij beschikking der rechtbank te Amsterdam van 18 Januari 1899 gemachtigd werd om gedaagde bij openbare dagvaarding, loopende op een termijn van drie maanden, op te roepen.
Mitsdien ten aangewezen dienenden dage in persoon of door iemand door zijnentwege van zijn aanwezen te doen blijken, bij gebreke waarvan door den eischer ingevolge de wet zal worden voortgeprocedeerd op zijnen eisch, die daartoe strekt, dat door genoemde rechtbank zal worden verklaard dat er ten aanzien van den gedaagde sedert 1 Januari 1867 rechtsvermoeden van overlijden bestaat, met veroordeeling van gedaagde in de kosten van het geding. [Nederlandsche staatscourant 11 februari 1899]
Rechtsvermoeden van overlijden.
Bij vonnis der arrondissements-rechtbank te Amsterdam , eerste kamer, van 15 Mei 1900, is verklaard, dat er ten aanzien van Christiaan Rapp, laatst gewoond hebbende te Amsterdam, sedert 1 Januari 1867 rechtsvermoeden van overlijden bestaat [Nederlandsche staatscourant 1 september 1900]
(1) He is married to Hermina Klahn.
They got married on October 8, 1840 at Amsterdam , he was 28 years old.
Child(ren):
(2) He is married to Antje Veldman.
They got married on September 5, 1844 at Amsterdam , he was 32 years old.
Christiaan Rapp | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) 1840 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hermina Klahn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1844 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antje Veldman |