Niet ver van de Spiegelstuin verwijderd lag het erf van de lakenkoper Jan Jansz. Brandaris, alias Lindeworm. Ofschoon de begrenzing niet met exactheid is aan te geven, tengevolge van het duister spreken der acten, kan wel zoveel worden gezegd, dat het land (reeds vermeld in 1592) te vinden was in de hoek, later gevormd door de Laurierstraat-Noordzijde en de Prinsengracht. Een gedeelte van zijn grond had Jan Jansz. (overleden in of voor 1608) ingericht tot een ”raem”. De weduwe, Neel Willemsdr., zette het bedrijf van haar echtgenoot niet voort. Wel had zij een zoon, ook Jan Jansz. geheten, en ook drager van de beide toenamen zijns vaders, maar deze geneerde zich met het verkopen van kazen.
Een groot aantal der beroepen, in de Laurier- en Rozenstraat uitgeoefend, stond in verband met de zijde-industrie. Ook het hoedenmaken was hier een veel voorkomende broodwinning. In dit hoofdstuk deed Dirck Botbergen ( Botberch) reeds zijn entree. De 12e Mei 1617 kocht hij in de Laurierstraat een onbebouwd erf, belend aan de Oostzijde door Jan Jansz. “kaescoper”, aan de Westzijde door Gerrit Wiggertsz. [Duysentdaelders]. Het terrein strekte voor van de straat tot achter aan de grond van Jan Jansz. Brandaris. Hiermede is de plaats vrij nauwkeurig bepaald: Laurierstraat- Noordzijde, dichtbij de Prinsengracht. Het aan de Oostzijde staande huis, eigendom van Brandaris, heette “De Swarte Raven”.
Jan Jansz Brandaris |