He is married to Hendrika Stringa.Sources 1, 2, 4, 20
They got married on July 18, 1912 at Utrecht, Utrecht, Netherlands , he was 34 years old.Sources 2, 4, 18, 20
Child(ren):
Hendrik Frederik Maria Geuer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1912 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrika Stringa |
Frits Geuer/ Katholiek Documentatie Centrum
(Frederik Hendrik)
Utrecht 1879 - Coroico (Bolivia) 1961
Frits Geuer kwam al vroeg met de glasschilderkunst in aanraking, aangezien zijn vader, Heinrich, een bekend glasatelier had, waar tal van later beroemde glazeniers zoals Antoon Derkinderen zich de eerste beginselen van het vak eigen maakten.
Samen met Piet Klaarhamer en Bart van der Leek bezocht Frits Geuer de tekenlessen bij het genootschap Kunstliefde te Utrecht. Omstreeks 1900 ging hij naar München, waar hij studeerde aan de Kunstgewerbeschule en aan de academie. Een voetreis door Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje, waar hij onder de indruk kwam van de vroeg-Catalaanse kunst, bewoog hem tot een andere aanpak in zijn werk.
Na de dood van zijn vader, in 1904, voelde hij zich verplicht het Utrechtse atelier voort te zetten en moest hij zijn opleiding in München staken. Deels onder invloed van Derkinderen, die hij geholpen had met het opzetten van diens glasatelier De Zonnebloem te Laren, bevrijdde Geuer zich steeds meer van het door zijn vader gehanteerde neogotische idioom. Dit bracht hem in moeilijkheden met een aantal kerkelijke opdrachtgevers.
Omstreeks 1908 deed Geuer het atelier van zijn vader van de hand en werkte hij een paar jaren in verschillende ateliers in Hamburg en Hannover als glasschilder.
Na zijn huwelijk met Riek Stringa in 1912 werd hij de compagnon van Löhrer, die aan het Stationsplein te Utrecht een glasatelier bezat. Onenigheden over het werktempo van Geuer (Löhrer was zakelijker ingesteld en verwachtte een grotere produktie) maakte een einde aan deze samenwerking.
Omstreeks 1915 richtte Geuer een eigen atelier op te Soest, Het Zonneveld. In deze tijd ontwikkelde zijn stijl zich van traditioneel historisch georiënteerd naar een veel meer gestileerde vormgeving, die enigszins doet denken aan die van Bart van der Leek. Zowel in opzet als in uitvoering is zijn werk modern gedacht. Tekening en behandeling van de vormen zijn zeer sober geworden; het glas wordt nauwelijks gegrisailleerd en de voorstellingen zijn geheel in het platte vlak gehouden. De ontwikkelingen in de stijl van Geuer kan men volgen in de ramen voor de H. Anna te Breda (1904), de Louisakerk te 's-Gravenhage (1916), het Dominicusraam in de H.H. Cosmas en Damianuskerk te Abcoude (1919), het Pinksterraam in de O.L.V. van Goede Raad te Beverwijk (1920), de St Antoniuskerk te Dordrecht (1923) en de beglazing van de St Bonifatiuskerk in Leeuwarden (1920).
Het laatstgenoemde invloedrijke werk veroorzaakte veel kritiek van de kant van de rooms-katholieke clerus: de Nijmeegse moraal-theoloog Titus Brandsma nam het echter voor hem op. De voortdurende kritiek op zijn werk, de stijgende lonen en de trage betaling van de uitgevoerde ramen hebben er toe bijgedragen dat Geuer zijn atelier in Soest opgaf.
In 1921 vertrok hij zoals meer Nederlandse kunstenaars met zijn vrouw naar het veel goedkopere Duitsland. Daar nam zijn vrouw lessen aan de Kunstgewerbeschule te Stuttgart om zich het gobelinweven eigen te maken. Gedurende dit verblijf in Duitsland ontwierp Geuer de ramen van het priesterkoor van de St Antoniuskerk te Dordrecht, die hij uitvoerde in het Atelier für Glasmalerei Jahn und Gayser in Stuttgart.
Omstreeks 1923 vertrok het gezin naar Ueberlingen am Bodensee. Daar maakte Riek Stringa naar ontwerpen van Geuer gobelins voor particulieren. Geuer zelf maakte ontwerpen en kartons voor ramen voor het Münster te Ueberlingen. Door de hoge inflatie in Duitsland kon de opdracht, taferelen uit het leven van St Nicolaas uiteindelijk niet worden uitgevoerd. Ook zijn fresco's voor een kerk in Noorwegen zijn niet gerealiseerd.
In 1926 vestigen de Geuers zich weer in Nederland in Noordwijk aan Zee, waar Geuer samen met zijn vrouw een atelier voor gobelins en andere handweefwerk oprichtte, Het Getouw.
Een jaar later trok de ongedurige Geuer naar Utrecht, waar hij opnieuw in contact kwam met Piet Klaarhamer en Bart van der Leek; Gerrit Rietveld en de filosoof M.H.J. Schoenmaekers leerde hij toen kennen. Hij maakte er glaswerk voor particulieren.
In 1928 richtte Geuer wederom te Soest een werkplaats op voor het weven van gobelins. In deze periode onderhielden de Geuers contacten met Tolstojanen (Lodewijk van Mierop en Felix Ort) en bewogen zij zich in theosofische en antroposofische kringen. Geuer ontwierp vele gobelins en tapijten. In zijn uitgevoerde vloerkleden die bij Metz & Co verkocht werden, valt de invloed van de Stijl en het Bauhaus niet te ontkennen.
Gedurende de crisistijd kwam Geuer in moeilijkheden. In 1930 gaf hij de werkplaats te Soest op en vestigde zich wederom aan de Bodensee, waar hij ging werken voor een textielfabriek. Daarnaast richtte hij een eigen handweverij op in Ueberlingen.
Na zijn te openlijk protest bij de boekverbranding in Ueberlingen in 1933, vluchtte hij terug naar Nederland. Eind 1933 was het gezin weer bij elkaar in huize Laanzicht te Steenwijk. In de bijgebouwen werden weefstoelen opgesteld. Te Steenwijk rijpte het plan te emigreren. De ontwikkeling in Duitsland en de algemene toestanden in Europa noopten daar toe.
Eind 1937 vertrok de bijna 60-jarige Geuer met zijn gezin naar Bolivia om ver weg van het bedreigde Europa opnieuw te beginnen. Het plan was om land te kopen en te bebouwen en daarvan te leven. Het bloed kroop echter waar het niet gaan kon. Spoedig kwamen er opdrachten voor wandschilderingen en gebrandschilderd glas.
Doordat er in de Tweede Wereldoorlog geen glas of glasverven vanuit Europa konden worden geiuml;mporteerd, waren de Geuers gedwongen hun eigen glas, glasverven en lood te fabriceren. Ook bouwden ze hun eigen oven. Op een werkelijk middeleeuwse wijze maakten de Geuers gezamenlijk de beglazingen voor: de Gran Poder te La Paz (1941-1943); de Baptistenkerk te La Paz (1944-1946); de Tomas Frias Universiteit te Potosi (1950); de San Pedro te La Paz (1948); de Cristo Rey te La Paz (1960); de San Pedro y Pablo te Coroico (1959-1960). Daarnaast voerden de Geuers ramen uit voor particulieren te Cochabamba, Oruro en La Paz.
13 Juli H. T. M. GEUER, kunstglasschild-/ Dagblad De Telegraaf
der, Soest, R.-C. Mt. F. Haverschmidt, Cur.
Mr. Estilla C. Simons, Heerenstraat 46, te
Utrecht