opvolger van de priester Neercastel; de latere aartsbisschop Petrus Coddaeus, voor wie Frederick Bloemert in 1676 als gemachtigde optreedt. Hij studeerde theologie te Leuven, en later te Parijs en Orléans, werd rector van het nonnenklooster te Huissen, eerste pastoor te Utrecht (1683) en kort daarna onder-vicaris van de aartsbisschop aldaar, werd aartsbisschop van Utrecht (1688), maar ondervond steeds meer tegenstand van de Jezuieten die hem van Jansenisme beschuldigden. Codde werd onder voorwendselen door de paus naar Rome gelokt waar hij op 13-5-1702 werd geschorst. Na terugkeer in Utrecht in 1703 besloot hij zijn bisschoppelijke waardigheid niet verder uit te oefenen.[68]
Codde was de leider van de katholieken in de laatste jaren van de Republiek in de zeventiende eeuw. Officieel was hij aartsbisschop van Sebaste. Maar als apostolisch vicaris was hij in feite de herder van de katholieken in die moeilijke jaren van de reformatie. De kerk was vol spanningen, niet alleen vanwege de discriminerende maatregelen van de Nederlandse overheid. Ook spanningen tussen rekkelijken en preciezen verdeelden de katholieke gemeenschap diep.
Drama
De seculiere geestelijkheid werd menigmaal door met name reguliere geestelijken beschuldigd van jansenisme. Er werden brieven vol beschuldigingen en verdachtmakingen naar Rome gestuurd. En uiteindelijk moest ook de aartsbisschop zich in Rome verantwoorden. Dit resulteerde in een drama. Het onderzoek duurde bijna drie jaar.
Twee katholieke gemeenschappen
De aartsbisschop werd in 1703 geschorst. En in 1704 werd hij afgezet. Het bleek onmogelijk om een opvolger te kiezen. De Nederlanders hadden geen bisschop meer. Totdat in 1723 de kapittels van Haarlem en Utrecht besloten zelf een bisschop te kiezen en te wijden. Zij meenden dit, volgens een oude regel, rechtmatig te mogen doen. Met deze wijding kreeg ons land twee katholieke gemeenschappen.
Petrus Codde |
The data shown has no sources.