Hij was Heer van Burgst en Grijsoord. Deze had hij geerfd van zijn vader. Justus kwam uit een steenrijke katholieke familie te Den Haag. Hij is in het bezit van een wapen. Zijn vader had 16 april 1630 een omwaterd landhuis met bijbehorende landerijen in Etten gekocht van Christoffel van Etten en Justus woonde/verbleef in Etten sinds 1665. Hij deed veel voor de katholieke zielszorg en de sociale omstandigheden van de plaatselijke bevolking. Volgens de Haagse Cohieren van 1674 had hij een vermogen van fl. 112.000,- en woonde hij in Het Kerckhoff, zuydt te Den Haag. Volgens de Leidse Lasten van 1674 werd op zijn naam een aanslag opgelegd en het vermogen was fl. 117.000,- en voor de kinderen werd een vermogen van fl 137.000,- vastgesteld. Zijn woning "Huis De Nobelaer" was een wellust voor het oog zowel van binnen als er buiten. (Zie "Huis de Nobelaer"). Justus was ook een kunstliefhebber en deed daarom een verzoek aan de Bredase kunstschilder N.Steenwijk om een schilderij voor hem te maken. Maar helaas kwam het er niet van; (De schatrijk Heer, genaamd Nobelaar, die een huis als een paleis had en een á twee Godshuizen had gesticht in het dorp Etten buiten Breda, zag toevallig een werk van Steenwijk, die hem zo beviel, dat hij de schilder liet opzoeken in alle kroegen en kotten om met hem te spreken. Eindelijk vonden hem de knechts in een opvanghuis voor bedelaars op het Nonnenveld, de verachtelijke hoek binnen Breda, die hem met kracht en geweld meesleurden naar het huis van een krijgskolonel, bij wie de Heer Nobelaar benevens andere Heren was verzocht te eten. Het gezelschap stond te kijken van het gezicht van de verplukten kunstenaar, die er uitzag als een halfgehangen Biendief en die de beleefdheid niet eens had om de Heren te groeten. De voornoemde Heer vroeg hem of hij die persoon was die dat tafereel, dat hij hem uitduidde had geschilderd. Waar op hij meteen nors antwoordde: Ja, dat heb ik geschilderd. Wil je enige schilderijen voor me schilderen op mijn buitenplaats, herhaalde die Heer Ik zal je rijkelijk betalen per dag of bij het uur, zeg maar hoe dat je het begeert te stellen? Wel bij het uur, want ik kan niet lang op mijn geld wachten, gromde dat ondier tussen zijn tanden en Nobelaar repliceerde edelmoedig: Ik zal je voor ieder uur schilderen een dukaton betalen en daar benevens de eerste tafel van mijn huisbedienden geven. Het gehele gezelschap verwonderde zich over die milddadige presentatie, uitgezonderd die kanauleuze guit, die beestachtig antwoordde: Ik wil me niet laten dwingen als een hond om voor een dukaton per uur voor iemands plezier te schilderen. De overste werd zo dol, dat hij in die rechte gemoedsbeweging aan een paar lakeien bevel gaf om dat beest met een paar honden lantarens, bij de Nederlanders rottingen gedoopt, buiten de eetzaal en vervolgens tot op de straat toe uit te lichten. Naderhand verviel hij zodanig dat hij oud, arm en ziekelijk zijnde langs de huizen ging bedelen, zingende het onderstaande Kerstliedje: Kerstnacht schoonder als de dagen, Hoe kan Herodes 't licht verdragen. (Bron:"De levensbeschrijvingen der Nederlandse Kunstschilders" door Jacob Campo Weyerman in 1729). Hij is nimmer gehuwd geweest met Beatrix van Heussen, zoals beweerd wordt. Zij had bij codicile op 19 mei 1647 te Leiden bepaald: Indien haar dochter kinderloos zou overlijden, een bedrag van 25.000 gulden en de opbrengst van haar landerijen te Noordwijk, Noorwijkerhout en Voorhout bestemd waren voor het bouwen van een hofje voor dertien arme vrouwen en het onderhoud ervan. Zijn zoon Jan Louis, die de opdracht hiervoor had gekregen was reeds op dat moment overleden. Hij nam deze taak van hem over en hij liet het Paulushofje op eigen grond bouwen aan de Markt te Etten. Hij bouwde echter een hofje met zestien huisjes in plaats van dertien huisjes. Justus was vicaris van 1681 t/m 1685.
Boven de ingang van het Paulushofje is een steen met de navolgende tekst:
Ter eeren Godts en van Godts uytverkoren Vat
Sint Paulus, tot gebruyck van dertien arme vrouwen
Hr. Joost de Nobelaer dit Godtshuis heeft doen bouwen
Gelijck Vrouw Beatrix van Heussen eertijds hadt
Sijn soon Heer Jan Louis belast bij codicilie
Die sijnde door de doodt van dat te doen belet,
Voldeed sijn vader dus aan beyder goede wille
En gaf de grondt van t sijn, daarop is geset
Justus had als grote hobby het zaaien, mesten, kweken en begieten van uitheemse bomen en planten in ons Nederlands koud klimaat. Zijn tuin en orangerie genoot grote bekendheid.
Het kasteel en het Paulushofje werd in 1685 geerfd door de kinderen van zijn achterneef Willem de Nobelaer. De zoon Justus van Willem de Nobelaer erfde het Paulushofje, maar was op dat moment nog minderjarig. Zijn moeder deed de beheerstaak als voogd.
(Bron: http://www.inevanmeer.nl/nobelaer/index.html)
Hij is begraven in de kerk naast het gemeentehuis te Etten. In de Beschrijving van de Vrije Heerlijkheid Etten, Leur en Sprundel schrijft Pieter Nuyts hier het volgende over: Behalve die van de oud-secretaris Johan Dirven en schepen dijkgraaf en stokhouder Pieter Dirven, heeft in 1672 ook de edele heer Justus de Nobelaer, heer van Burgst en Grijsoord, in het verlengde van de eerst genoemde, op de plaats waar nu de preekstoel staat, een zeer fraaie kelder als begraafplaats laten maken met vooralsnog alleen maar het opschrift: OSTIUM MONUMENTI (toegang tot de grafkelder)
Omstreeks 1680 besloot de kerkenraad de vloer, die in slechte staat verkeerde, te repareren. Dit kwam de erfgenaam Roelof van Arkel, een zoon van de zuster Maria van Justus de Nobelaer, ter ore. Van hem bevindt zich een brief in het archief waarvan het begin luidt: Bij verlijden van Saliger mijnheer ende oom Justus de Nobelaer is mijn als eenich universeel erfgenaam aenkomstich en toebehoorende seekere gemetselde graftkelder in de kerk op de hoge Choor, en also niet geernes oude sien, dat hetselve bij imant weerde geïnuardeert ofte gebruickt buyten mijnenen de weten. Hij verzoekt voorzieningen te treffen, dat de grafkelder in goede staat blijft en niet zonder zijn medeweten wordt geopend.
Mensen, die bij de restauratie van de kerk in 1957 betrokken waren, bevestigen dat de grafkelder nog in goede staat verkeerde. Zij bestond uit vier gemetselde muren, waarop de grafsteen was gelegd. Op de bodem van het graf bevonden zich de skeletten van drie personen.
(Bron: http://www.inevanmeer.nl/nobelaer/index.html)
Witnesses: Adriana Hanneman,
ongehuwd
Justus de Nobelaer |
The data shown has no sources.