He is married to Lijdia BOS.Source 4
Their notice of marriage was on June 5, 1789 in Vlaardingen.
They got married on June 14, 1789 at Vlaardingen.Child(ren):
NOTE:Pieter is het 4e van de 5 kinderen van Jan van Heeren die "was weggegaan" en gaat in 1775 weer terug naar zijn vader. Op 8 september 1776 wordt Pieter weer uitbesteed ( NHK Gr. )
In 1777 uitbesteed bij Rom. Barendrecht; op 30 april 1778 uitbesteed bij Arie Stam.
Pieter van Heere werd 25 april 1789 poorter van Vlaardingen - fl 6,10 - Akte 354 van indemniteit 23 februari 1789
woonde in 1830 op het adres Broekweg 88a te Vlaardingen, Nederland
Volgens Stadsarchief Vlaardingen SIS is Pieter van Heere(n) overleden in kolonie Ommerschans
De Ommerschans
Tussen Ommen en Avereest lag van oudsher een woest en drassig gebied met daartussen een wat hogere zandrug. Over deze zandrug liep in het verleden een van de toegangswegen naar het noorden van ons land. Dat die toegang niet zomaar voor iedereen bedoeld was, werd duidelijk toen op kosten van de provincies Friesland en Groningen ter plekke op die zandrug tussen 1623 en 1628 een verdedigingschans werd gebouwd tegen de Spanjaarden. Naar haar ligging werd de schans al snel de Ommerschans genoemd. Met een systeem van leidijken kon men het gebied rond de schans onder water zetten zodat dit waarschijnlijk een van de vroegste inundatieschansen is. De schans werd in de 17de- eeuw slecht onderhouden waardoor Bommen Berend in 1672 de schans zonder slag of stoot kan innemen. De kosten voor het onderhoud vormden voor de provincies Drenthe, Friesland en Groningen een continue reden voor dispuut, maar het belang was kennelijk toch groot. Rond 1740 werd de schans namelijk gemoderniseerd volgens de Nieuw-Nederlandse stijl. Dat betekende dat de schans een stervorm kreeg met een grootte van 550 bij 550 meter. In de schans werd dan ook een opslag van 's Lands Magazijnen gevestigd.
In 1787 kwam een eind aan de schans als onderdeel van de verdedigingslinie van het noorden. In dat jaar overvielen patriotten de schans en vorderden alle daar opgeslagen wapens.
Bedelaarskolonie
In 1819 kreeg de pas opgerichte Maatschappij van Weldadigheid het terrein in bruikleen van de Nederlandse regering. De maatschappij werd het jaar daarvoor opgericht met het doel de verpaupering van de steden tegen te gaan. Na de Franse periode zorgden onder andere teruggekeerde soldaten uit het legioen van Napoleon voor veel overlast in het land. Ze konden moeilijk of geen werk krijgen en trokken bedelend door de dorpen en de steden. Ook de armoe in de steden was te groot voor de toen bestaande armenzorg. De Maatschappij van Weldadigheid meende deze mensen te kunnen helpen door hen grote stukken woeste grond te laten ontginnen en het laten maken van goederen, die tegen gezette prijzen verkocht zouden worden. Zo begon de Maatschappij met de stichting van de zogenaamde Vrije Kolonie Frederiksoord in de zuid-westhoek van Drenthe. Later gevolgd door Willemsoord en Wilhelminaoord. De koloniën werden respectievelijk vernoemd naar Prins Frederik, de beschermheer van de Maatschappij, Koning Willem en Prinses Wilhelmina.
In 1820 bleek er naast de vrije kolonie ook behoefte te bestaan aan koloniën, die bestemd konden worden voor het opnemen van personen van 'minder zedelijk en goed gedrag'. Daarmee bedoelde men bedelaars en vagebonden in het hele land, maar ook gezinnen die niet bedelden, maar ook niet meer waren op te leiden tot een zelfstandig bestaan. Voor deze categorie behoeftigen was immers geen plaats in de vrije koloniën. Voor het onderbrengen van deze mensen en van vondelingen en weeskinderen, sloot de Nederlandse regering een contract met de Maatschappij van Weldadigheid. Met het oog hierop bouwde de Maatschappij in 1820 in het verlaten fort de Ommerschans een van de grootste gebouwen van het toenmalige Nederland. Het gebouw van zeker 100 bij 100 meter telde twee verdiepingen met een binnenplaats met om het gebouw een smalle gracht en een wal. Delen van de schans werden geslecht en geëgaliseerd zodat er meer ruimte voor gebouwen was. In de Ommerschans werden eerst de kolonisten ondergebracht die zich schuldig maakten aan 'zeedeloosheid', luiheid of brutaliteit, en vervolgens - na een landelijk bedelverbod - grote groepen bedelaars uit alle provincies.
Vanaf 1820 tot 1823 liep het niet zo hard met de vestiging van bedelaars in de onvrije kolonie. Totdat in 1823 een premie op het hoofd van iedere opgepakte "bedelaar" werd gezet. De kolonie vulde zich hierna snel totdat er zich op een bepaald moment ongeveer 2000 bedelaars in de schans bevonden. De druk werd zo groot dat ook in Veenhuizen een gebouw tot bedelaarsgesticht werd ingericht. De mannen en vrouwen waren in de onvrije kolonie strikt gescheiden, zelfs wanneer men getrouwd was. Dat de scheiding toch weer niet al te strikt was mag men afleiden uit het feit dat in de periode dat hier mannen en vrouwen samen verbleven er in totaal 550 kinderen werden geboren. De bedelaars op de Ommerschans moesten hard werken, onder andere op de in totaal 21 ontginningsboerderijen in de omgeving. De kolonisten die hier boerden hadden eerder in de vrije kolonie al bewezen dat ze een boerderij aankonden. Een gebied van 4 bij 2,5 kilometer werd zo door de bedelaars ontgonnen. In de wintermaanden werkte men in de werkplaatsen in de schans zelf. Wie niet werkte kreeg praktisch geen geld en moest maar zien hoe hij aan extra eten kwam. Naast het grote hoofdgebouw kende de Ommerschans daarbuiten ook andere gebouwen zoals een katholieke en een hervormde kerk, een school, gevangenis, ziekenhuisje en een eigen begraafplaats met lijkenhuisje.
In 1859 werd de kolonie overgenomen door de regering wegens financiële problemen. In 1889 werd de kolonie opgeheven en verdwenen de laatste bewoners naar Veenhuizen. In 1870 waren de vrouwen en kinderen reeds overgeplaatst.
Pieter van HEERE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1789 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijdia BOS |