De gegevens welke hier genoteerd worden over Nicolaas Overbeeke, geboren op 24 januari 1874, komen voor het grootste deel uit herinnering bij verhalen van hemzelf, (mijn opa), en van zijn zoon, (mijn vader), en worden vastgelegd door mij, zijn kleinzoon, Nicolaas Overbeeke, geboren 10 april 1929.
Het is niet zo eenvoudig te omschrijven hoe deze eenvoudige vriendelijke man geleefd en gewerkt heeft.
Enerzijds doordat ik zijn leven, van voor ongeveer 1936,alleen uit verhalen en niet uit meebeleven in herinnering heb.
Anderzijds is er weinig geschreven dan wel foto-materiaal voorhanden over specifiek zijn levensverhaal.
Doordat hij in ons ouderlijk huis een aantal jaren heeft ingewoond en ik ook een aantal malen bij hem logeerde, toen hij bij een van zijn andere kinderen inwoonde, kan ik mij toch nog veel van hem herinneren.
Zo mocht (moest) ik dan tijdens dat logeren slapen bij hem in de bedstee. Hij droeg een slaapmuts en in de winter slaapsokken. De deuren werden hermetisch gesloten en zijn pet hing aan een kapstokhaak in de bedstee. Een bijzonderheid was ook dat de pot onder het bed stond en toegankelijk was middels een apart deurtje onder het bed. Maar ja het was voor mij, in die tijd, ook wel weer interessant.
Deze altijd opgewekte man heeft eigenlijk een bewogen en moeilijk leven geleid waarbij de gebeurtenissen op zijn weg voor een groot gedeelte niet door hem zelf maar door anderen aangegeven werden, met de daarbij door die anderen gedachtte oplossingen.
De periode voor zijn huwelijk met Maatje Anna van Luik bestond uit werken als los boeren arbeider en ook wel het uithalen van ondeugende dingen, zoals met meisjes uit het dorp Sint Annaland afspraakjes maken, maar, met een stuk of drie tegelijk.
Hier herken ik streken welke mij ook niet vreemd waren, kennelijk een genen verhaal, maar ja wat let, het was wel leuk.
Waarschijnlijk is zijn huwelijk met een Van Luik niet in alle dank afgenomen. De Overbeeke tak was niet ruim bij kas integenstelling tot de van Luiken familie welke meer van uit de stand van boeren en handel voortkwamen. Tijdens een bezoek aan Sint Annaland, dat wij rond 1989 brachten, mochten wij nog even het genoegen beleven van de praatjes op de leugenbank.Een echte bank, zoals je die nog in vele havenplaatsen in verschillende landen tegenkomt, met het uitzicht op de haven, is er niet in Sint Annaland. Desalnietemin is er thans, omreden dat de haven gedempt is, op een leuke en goede wijze in voorzien. Bij ons navragen, bij de mannen in de leugenbank, bleek dat enkele van hen de Overbeeke's gekend hadden. Maar, aldus hun nadere vragen, waren het de Overbeeke's van de molen of die van de haven? Op ons antwoord, die van de haven werd goedkeurend geknikt, want die van de molen dat waren nogal drankmajoren. Het was in Sint Annaland een veel voorkomende familienaam, maar voor zover mijn informatie strekt, een arbeidersgebeuren. Overigens moet dit niet overtrokken worden. Gelukkig bezitten wij ook nog een foto van het huis waar Maatje Anna van Luik geboren is en dat is zeker geen grote state of bijzonder herenhuis. Echter was het wel zo dat in deze streken met de streng Christelijke levensopvattingen, de standen, naar Gods geboden, ondubbelzinnig vastlagen en niet anders. In de bijbel staat het duidelijk, er zijn, door God aangestelde heren en dienaren, en ook een klein baasje was in die gedachten wereld al een heer.
Edoch, hij is getrouwd met zijn Maatje en zij hebben zes kinderen gekregen.
Het is jammer dat van Maatje Anna van Luik niets bewaard is gebleven. Nu ja niets is teveel gezegd. Ik ben in het bezit van een portret, getekend naar een foto waarschijnlijk in 1915, waar zij in de Zeeuwse klederdracht poseerd. De lijst bij deze tekening is zwart zoals dat vroeger bij foto's, of tekeningen van gestorven personen gebruikelijk was.
Het onvoldoende weten van deze vrouw, mijn oma (opoe) dus is jammer. Haar klederdracht en de daarbij behorende sierradenzijn verdwenen. De oppas familie, die zaken regelde in het gezin met zes kinderen en een zieke moeder, tuberculose,heeft zich, bij wijze van toekomende of gedachte betaling, al deze zaken toegeeigend. Bij het proberen haar karakter te kennen middels verhalen van mijn vader en het vergelijken van de karakter trekken van mijn vader en mijn opa komen vragen boven welke in een bepaalde kaders geplaatst kunnen worden.
Als ik mijn opa zou omschrijven dan ontstaat er een beeld van een man die materieel gezien altijd afhankelijk is geweest van buren, kennissen en familie. Hij bezat op latere leeftijd nul komma nul, dat is net zo veel als niets. Zoals ik hem kende zwierf hij na het vertrek van zijn jongste dochter, Johanna, uit Hazerswoude, van het ene kind naar het andere.
Hij was in wezen besluiteloos en zal waarschijnlijk tijdens zijn korte huwelijksperiode gestuurd zijn door zijn vrouw Maatje Anna. Haar karakter was misschien terug te vinden in haar oudste dochter Kaatje Anthonia, maar dat is mijn inschatting.
De langste tijd dat hij een vaste verblijfstek had was in het huis aan het Westeinde te Hazerswoude.Daarna woonde hij enige weken bij een van zijn kinderen. Echt inwonen gebeurde later bij zijn jongste en oudste zoon. De problemen binnen de familie waren altijd groot omreden dat de financiele zaken onvoldoende geregeld waren. Zijn enige bezit uit die tijd, (1938 tot 1958) was een klein rieten koffertje, zijn pijp en zijn zakhorloge. Hij treurde en zeurde nooit, was zelfs heel tevreden met zijn lot en de zegeningen die hem overkwamen. Hij regelde echter niets.
Hij was gewend aan werkeloosheid en het daarbij behorende stempelen. Daar waar hij inwoonde dan wel logeerde schilde hij de aardappelen en droeg bij aan de verzorging van de moestuin.
Zolang ik hem gekend heb was dat met 1 tand, een hoektand, inde mond.
Zijn karakter en humeur werd telkenmale duidelijk op de zaterdagavonden en op zondagen. Hij droeg vaak oude gedichten voor, het bijzondere was het steeds opnieuw dezelfde gedichten of verhalen voordragen (in de Zeeuwse taal.) Het regelmatig herhalen van gedichten werd ook wel veroorzaakt door zijn kleinkinderen, die om de voordrachten vroegen.
Ook weten wij niets over verenigingsleven in Zeeland, en de invloed daarvan, misschien wel het gemis, op zijn sociabele instelling.
"Raadsel van het vlas."
Toen ik was jong en schoon
droeg ik een blauwe kroon.
Toen ik oud was en stijf
sloeg men mij op het lijf.
En toen ik genoeg was geslagen
werd ik door keizers en koningen gedragen.
"Het lied van de meerman."
O, stadje van Schouwen,
't zel je berouwen,
Dat je genomen 'eit mien vrouwe:
Want 't stadje dat zel verge
En geen steenttje zel bluve ste.
Maar als je m'n geeft m'n vrouwe verom,
Dan bouw ik om 't stadje wallen rontom.
"Kon een man zijn wijf verkopen."
Dit is een wonderbaarlijk gedicht. De woorden ken ik niet meer, ik doe alle mogelijke moeite hier achter te komen. Het begint ongeveer zo..
Kon een man zijn wijf verkopen,
Hier op het marktplein in de stad.
?????
"Het eiland Tholen."
Tholen is een stad-
Poortvliet is nog wat-
Scherpenisse kumme niet misse-
Smerdiek blienkt-
Stavenisse stienkt-
Sint Annaland is een taoverkot- In Oud Vosmeer doen ze de deur op slot.
Dat Sint Annaland een toverkot is, wordt in het dorp zelf erkend. De bewoners voeren de zielen der overledenen naar Engeland, zo is de naam Setalland op Tholen het geheimzinnege dorp, volgens overlevering ontstaan.
Het geloof, met name in Sint Annaland, aan bovennatuurlijke krachten ging heel goed samen met een verscheidenheid van reformatorische geloofsgroepen.
Het geloven in de tovenarij werd duidelijk in de psalmberijming terug gevonden.
"Psalm 58 vers 4."
Zij wil den tovenaar niet horen,
Hoe lief en schoon dat hij ook spreekt.
De keel en tanden, Heer, hen breekt
Door Uw kracht, die Gij pleegt t0oorboren;
Breekt hen de tanden; want zoo fel
Zijn zij als leeuwen snel.
Nog een gedicht, waarin de wereldbeschouwing gegeven in optima forma.
"s'Werelds loop".
De redelijkheid is uit de wereld gereisd.
En de oprechtheid slaapt.
De vroomheid heeft zich verstoken.
En de gerechtigheid kan de weg niet vinden.
En de helper is niet thuis.
En de liefde ligt krank.
De goedaardigheid zit gevangen.
En het geloof is merkelijk veranderd.
De deugd loopt te bedelen.
En de waarheid ligt reeds lang begraven.
Het krediet is verminderd.
En het geweten hangt aan de wand.
Kom daar maar eens mee aan, er is niet veel veranderd, en de goede oude tijd van vroeger was ook zo goed niet.
Maar er werd door hem ook wel kritiek geleverd als, vooral wij als zijn kleinkinderen, op zondag, uiteraard de dag des Heeren, te werelds bezig waren zoals; schaatsen studeren of meer van dat soort aardse dingen. Niet dat hij zo buitengewoon kerks dan wel overdreven heilig deed, niets daarvan, maar er waren nu eenmaal regels en regels moet je aanhouden.
Op zondag wordt er niet gewerkt want" een zondagse steek houdt geen week", punt uit. Waar eveneens zijn duidelijk Calvinistische opvattingen, dogma's in Zeeland er in gehamerd, bleek dit op zaterdagavonden als mijn moeder een cake of een krentebroodje gebakken had, het waren de beter wordende tijden van na de tweede wereldoorlog, hij de overdaad als verderfelijk beschouwde. Hij at er wel van mee.
Bijzonder was dat hij de Zeeuwse taal altijd trouw bleef, waar hij ook was.
Zijn vaderlijk gezag, dat hij niet had, of je merkte het niet, werd wel opgeroepen bij het uitspreken van het Onze Vader voor het eten.
De altijd eeuwige pet oop zijn hoofd werd dan voor het gezicht gehouden en werd alzo het Onze Vader opgezegd. (in het Zeeuws.)
Als je het dorp Sint Annaland bezoekt en je voorstelt dat te midden van de enorme, maar ook prachtige watermassa, mensen hier vochten voor hun bestaan, daarbij onderwezen door dominees die niets anders dan de zondaar predikte, dan is deze Nicolaas Overbeeke zoals wij hem in mijn ouderlijk huis mochten beleven er goed door heengekomen.
Voor zover mijn informatie reikt is hij direct na zijn huwelijk met maatje Anna van Luik in de Klippelstraat gaan wonen. Dit kleine huis stond onder aan de dijk bij de haven. Het nummer is mij niet bekend. Hij heeft er gewoond van 6 mei 1898 tot 1914 of 1915. Hij is in 1914 of 1915 verhuist naar Hazerswoude, waar zijn vrouw Maatje in 1915 is overleden. Het huis aan de Klippelstraat, was eigendom, werd verkocht voor fl. 625-
In Hazerswoude werd een klein huis aan de Spekpoort betrokken, huurhuis. Financieel ging het niet voor de wind. De verhuizing naar het westen was bittere noodzaak, gezien de slechte werkgelegenheid in Zeeland.
Attention: Wife (Maatje Anna van Luijk) is also his cousin.
He is married to Maatje Anna van Luijk.
They got married on May 6, 1898 at St.Annaland, he was 24 years old.
Child(ren):
De gegevens welke hier genoteerd worden over Nicolaas Overbeeke, geboren op 24 januari 1874, komen voor het grootste deel uit herinnering bij verhalen van hemzelf, (mijn opa), en van zijn zoon, (mijn vader), en worden vastgelegd door mij, zijn kleinzoon, Nicolaas Overbeeke, geboren 10 april 1929.
Het is niet zo eenvoudig te omschrijven hoe deze eenvoudige vriendelijke man geleefd en gewerkt heeft.
Enerzijds doordat ik zijn leven, van voor ongeveer 1936,alleen uit verhalen en niet uit meebeleven in herinnering heb.
Anderzijds is er weinig geschreven dan wel foto-materiaal voorhanden over specifiek zijn levensverhaal.
Doordat hij in ons ouderlijk huis een aantal jaren heeft ingewoond en ik ook een aantal malen bij hem logeerde, toen hij bij een van zijn andere kinderen inwoonde, kan ik mij toch nog veel van hem herinneren.
Zo mocht (moest) ik dan tijdens dat logeren slapen bij hem in de bedstee. Hij droeg een slaapmuts en in de winter slaapsokken. De deuren werden hermetisch gesloten en zijn pet hing aan een kapstokhaak in de bedstee. Een bijzonderheid was ook dat de pot onder het bed stond en toegankelijk was middels een apart deurtje onder het bed. Maar ja het was voor mij, in die tijd, ook wel weer interessant.
Deze altijd opgewekte man heeft eigenlijk een bewogen en moeilijk leven geleid waarbij de gebeurtenissen op zijn weg voor een groot gedeelte niet door hem zelf maar door anderen aangegeven werden, met de daarbij door die anderen gedachtte oplossingen.
De periode voor zijn huwelijk met Maatje Anna van Luik bestond uit werken als los boeren arbeider en ook wel het uithalen van ondeugende dingen, zoals met meisjes uit het dorp Sint Annaland afspraakjes maken, maar, met een stuk of drie tegelijk.
Hier herken ik streken welke mij ook niet vreemd waren, kennelijk een genen verhaal, maar ja wat let, het was wel leuk.
Waarschijnlijk is zijn huwelijk met een Van Luik niet in alle dank afgenomen. De Overbeeke tak was niet ruim bij kas integenstelling tot de van Luiken familie welke meer van uit de stand van boeren en handel voortkwamen. Tijdens een bezoek aan Sint Annaland, dat wij rond 1989 brachten, mochten wij nog even het genoegen beleven van de praatjes op de leugenbank.Een echte bank, zoals je die nog in vele havenplaatsen in verschillende landen tegenkomt, met het uitzicht op de haven, is er niet in Sint Annaland. Desalnietemin is er thans, omreden dat de haven gedempt is, op een leuke en goede wijze in voorzien. Bij ons navragen, bij de mannen in de leugenbank, bleek dat enkele van hen de Overbeeke's gekend hadden. Maar, aldus hun nadere vragen, waren het de Overbeeke's van de molen of die van de haven? Op ons antwoord, die van de haven werd goedkeurend geknikt, want die van de molen dat waren nogal drankmajoren. Het was in Sint Annaland een veel voorkomende familienaam, maar voor zover mijn informatie strekt, een arbeidersgebeuren. Overigens moet dit niet overtrokken worden. Gelukkig bezitten wij ook nog een foto van het huis waar Maatje Anna van Luik geboren is en dat is zeker geen grote state of bijzonder herenhuis. Echter was het wel zo dat in deze streken met de streng Christelijke levensopvattingen, de standen, naar Gods geboden, ondubbelzinnig vastlagen en niet anders. In de bijbel staat het duidelijk, er zijn, door God aangestelde heren en dienaren, en ook een klein baasje was in die gedachten wereld al een heer.
Edoch, hij is getrouwd met zijn Maatje en zij hebben zes kinderen gekregen.
Het is jammer dat van Maatje Anna van Luik niets bewaard is gebleven. Nu ja niets is teveel gezegd. Ik ben in het bezit van een portret, getekend naar een foto waarschijnlijk in 1915, waar zij in de Zeeuwse klederdracht poseerd. De lijst bij deze tekening is zwart zoals dat vroeger bij foto's, of tekeningen van gestorven personen gebruikelijk was.
Het onvoldoende weten van deze vrouw, mijn oma (opoe) dus is jammer. Haar klederdracht en de daarbij behorende sierradenzijn verdwenen. De oppas familie, die zaken regelde in het gezin met zes kinderen en een zieke moeder, tuberculose,heeft zich, bij wijze van toekomende of gedachte betaling, al deze zaken toegeeigend. Bij het proberen haar karakter te kennen middels verhalen van mijn vader en het vergelijken van de karakter trekken van mijn vader en mijn opa komen vragen boven welke in een bepaalde kaders geplaatst kunnen worden.
Als ik mijn opa zou omschrijven dan ontstaat er een beeld van een man die materieel gezien altijd afhankelijk is geweest van buren, kennissen en familie. Hij bezat op latere leeftijd nul komma nul, dat is net zo veel als niets. Zoals ik hem kende zwierf hij na het vertrek van zijn jongste dochter, Johanna, uit Hazerswoude, van het ene kind naar het andere.
Hij was in wezen besluiteloos en zal waarschijnlijk tijdens zijn korte huwelijksperiode gestuurd zijn door zijn vrouw Maatje Anna. Haar karakter was misschien terug te vinden in haar oudste dochter Kaatje Anthonia, maar dat is mijn inschatting.
De langste tijd dat hij een vaste verblijfstek had was in het huis aan het Westeinde te Hazerswoude.Daarna woonde hij enige weken bij een van zijn kinderen. Echt inwonen gebeurde later bij zijn jongste en oudste zoon. De problemen binnen de familie waren altijd groot omreden dat de financiele zaken onvoldoende geregeld waren. Zijn enige bezit uit die tijd, (1938 tot 1958) was een klein rieten koffertje, zijn pijp en zijn zakhorloge. Hij treurde en zeurde nooit, was zelfs heel tevreden met zijn lot en de zegeningen die hem overkwamen. Hij regelde echter niets.
Hij was gewend aan werkeloosheid en het daarbij behorende stempelen. Daar waar hij inwoonde dan wel logeerde schilde hij de aardappelen en droeg bij aan de verzorging van de moestuin.
Zolang ik hem gekend heb was dat met 1 tand, een hoektand, inde mond.
Zijn karakter en humeur werd telkenmale duidelijk op de zaterdagavonden en op zondagen. Hij droeg vaak oude gedichten voor, het bijzondere was het steeds opnieuw dezelfde gedichten of verhalen voordragen (in de Zeeuwse taal.) Het regelmatig herhalen van gedichten werd ook wel veroorzaakt door zijn kleinkinderen, die om de voordrachten vroegen.
Ook weten wij niets over verenigingsleven in Zeeland, en de invloed daarvan, misschien wel het gemis, op zijn sociabele instelling.
"Raadsel van het vlas."
Toen ik was jong en schoon
droeg ik een blauwe kroon.
Toen ik oud was en stijf
sloeg men mij op het lijf.
En toen ik genoeg was geslagen
werd ik door keizers en koningen gedragen.
"Het lied van de meerman."
O, stadje van Schouwen,
't zel je berouwen,
Dat je genomen 'eit mien vrouwe:
Want 't stadje dat zel verge
En geen steenttje zel bluve ste.
Maar als je m'n geeft m'n vrouwe verom,
Dan bouw ik om 't stadje wallen rontom.
Het volgende gedicht droeg hij in het Zeeuws voor. Maar in mijn herinnering waren er enkele regels niet bij.
Het ie een gedicht van Bredero, het was gebruikelijk dat men vroegewr in de arbeidende klasse
gedichten van de populaire Bredero voordroeg.
Mocht een man zijn Wijf verkopen,
Gelijck men Koeyen en Paerden doen,
Daer souewer so mennich te markct loopen,
Daermen 't nou niet op vermoen.
Gans lyden, hoe is een man ook van een Wijf gequelt!
Een heelen dagh leydse myn so verhayd aan 'thooft en leidt,
Omdat ick gisteren juyst eens tot elven toe uyt was:
Daarom seydse dat ick een rabauwt en een guyt was,
Een vleysdief, een quist-goed, een spil-penning, een doo-rslach, een snap op, een glild (verkwister)
Ist dan wongder dat een man somtyts raakt op het wilt?
Daerom spiegelt u vry, ghy vryers, eer u dit geschiet,
"Het eiland Tholen."
Tholen is een stad-
Poortvliet is nog wat-
Scherpenisse kumme niet misse-
Smerdiek blienkt-
Stavenisse stienkt-
Sint Annaland is een taoverkot- In Oud Vosmeer doen ze de deur op slot.
Dat Sint Annaland een toverkot is, wordt in het dorp zelf erkend. De bewoners voeren de zielen der overledenen naar Engeland, zo is de naam Setalland op Tholen het geheimzinnege dorp, volgens overlevering ontstaan.
Het geloof, met name in Sint Annaland, aan bovennatuurlijke krachten ging heel goed samen met een verscheidenheid van reformatorische geloofsgroepen.
Het geloven in de tovenarij werd duidelijk in de psalmberijming terug gevonden.
"Psalm 58 vers 4."
Zij wil den tovenaar niet horen,
Hoe lief en schoon dat hij ook spreekt.
De keel en tanden, Heer, hen breekt
Door Uw kracht, die Gij pleegt t0oorboren;
Breekt hen de tanden; want zoo fel
Zijn zij als leeuwen snel.
Nog een gedicht, waarin de wereldbeschouwing gegeven in optima forma.
"s'Werelds loop".
De redelijkheid is uit de wereld gereisd.
En de oprechtheid slaapt.
De vroomheid heeft zich verstoken.
En de gerechtigheid kan de weg niet vinden.
En de helper is niet thuis.
En de liefde ligt krank.
De goedaardigheid zit gevangen.
En het geloof is merkelijk veranderd.
De deugd loopt te bedelen.
En de waarheid ligt reeds lang begraven.
Het krediet is verminderd.
En het geweten hangt aan de wand.
Kom daar maar eens mee aan, er is niet veel veranderd, en de goede oude tijd van vroeger was ook zo goed niet.
Maar er werd door hem ook wel kritiek geleverd als, vooral wij als zijn kleinkinderen, op zondag, uiteraard de dag des Heeren, te werelds bezig waren zoals; schaatsen studeren of meer van dat soort aardse dingen. Niet dat hij zo buitengewoon kerks dan wel overdreven heilig deed, niets daarvan, maar er waren nu eenmaal regels en regels moet je aanhouden.
Op zondag wordt er niet gewerkt want" een zondagse steek houdt geen week", punt uit. Waar eveneens zijn duidelijk Calvinistische opvattingen, dogma's in Zeeland er in gehamerd, bleek dit op zaterdagavonden als mijn moeder een cake of een krentebroodje gebakken had, het waren de beter wordende tijden van na de tweede wereldoorlog, hij de overdaad als verderfelijk beschouwde. Hij at er wel van mee.
Bijzonder was dat hij de Zeeuwse taal altijd trouw bleef, waar hij ook was.
Zijn vaderlijk gezag, dat hij niet had, of je merkte het niet, werd wel opgeroepen bij het uitspreken van het Onze Vader voor het eten.
De altijd eeuwige pet oop zijn hoofd werd dan voor het gezicht gehouden en werd alzo het Onze Vader opgezegd. (in het Zeeuws.)
Als je het dorp Sint Annaland bezoekt en je voorstelt dat te midden van de enorme, maar ook prachtige watermassa, mensen hier vochten voor hun bestaan, daarbij onderwezen door dominees die niets anders dan de zondaar predikte, dan is deze Nicolaas Overbeeke zoals wij hem in mijn ouderlijk huis mochten beleven er goed door heengekomen.
Nicolaas Overbeeke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1898 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maatje Anna van Luijk |
The data shown has no sources.