Hij is overleden op de papiermolen de Winkewijert, waar hij inwoonde bij dochter Gijsbertje Meijerink en schoonzoon Hendrikus Koldewijn.
(1) He is married to Driesien (Jacobs) van Amersfoort.
They got married about 1739.
Child(ren):
(2) He is married to Willempje Proper.
They were married in church on May 19, 1755 at Beekbergen.
Child(ren):
Citaat uit het boek “De papiermakers in de provincie Gelderland, alsmede ….”, van H. Voorn (1985):
01-05-1755 Inventaris der gerede goederen, actien en creditenvan Jacob Meijrink wedr van wijlen Driesjen Jacobs, en Lambert Meijrink en Jannis Jacobs aangestelde voogden over Gijsbertjen Meijrink minderjarig kind van gem. Jacob Meijrink bij voorn. Driesjen Jacobs in egten staat verwekt.
Een vijf bax water papiermolen genaamt de Winckewijert, huijs en hof, hangschuur en backhuijs.
1/8 part in den boedel van desselfs vader en moeder Cornelis Meijrink en Gijsbertjen Janssen Schut, in leven egtel(ieden), thans nog in ’t gemeen en onverdeelt; ’t versterf van Jacob Gerrits van Amersfoort van desselfs gerede en ongerede goederen, mede nog onverdeelt.
Incomende schulden
Een obligatie aan Teunis Wouters Buijtenhuijs ad100,00
Voor Teunis Wouters Buijtenhuijs betaalt een borgtogt aan Lambert en Nicolaas Lamberts
te Deventer ad 500 gld, waar voor Cornelis Willems Meijerink mede borge voor was, welk half
voor quade schult gerekent wordt 500,00
D’erfgenamen van Cornelis Willems Meijerink wegens costgelt en verschot aan voorn.
C.W. Meijerink102,30
Uijtgaande schulden
Jannetje Meijrink verdient loon 30,00
Hendrik Meijrink geleent gelt 24,16
Citaat uit het boek “De papiermakers in de provincie Gelderland, alsmede ….”, van H. Voorn (1985):
Blz 408, 409 en 410 : De Winkewijert (no 99) in Apeldoorn, Engelandermark
De erfgenamen van Reynder Daniels Schut en Hendrikje Willems hebben in 1739 of iets eerder de molen verpacht aan Jacob Cornelisz. Meijerink, zoon van Cornelis Willemsz. Meijerink, papiermaker op de Tiemensmolen (no 91) en van Gijsbertje Jans Schut. Jacob was gehuwd met Driesje Jacobs. Deze papiermaker verloor zijn vrouw in december 1742. Hij hertrouwde in mei 1755 met Willemtje Proper uit Loenen. We vinden Meijerink in 1747 op de molen in de Winkewijer met drie knechts en meiden, twee jaar later met zes meiden en knechts. De Winkewijert en de Windemolens waren in die tijd eigendom van Reynder Schuts zoon Teunis Reynders Schut, die in juli 1750 overleed, ongehuwd. Kort te voren had hij, ziek te bed liggend, zijn testament gemaakt en Magtelt Fredrix Put tot enige erfgename benoemd. Zij verkocht op 1 oktober 1751 voor 4900 gld de Winckewijert aan de pachter Jacob Meijerink. De molen had toen zes bakken, waarvan één met zes, de andere met vijf hamers, en bestond uit huis, woning, molenhuis en getimmer van lijmhuis en pers. Bij de molen hoorde een hof en een molder gezaais, alsmede een twee morgen groot weideland, genaamd de Woeste Camp.
Meijerink kon de molen kopen dankzij een hypothecaire lening van 2000 gld, hem verstrekt door Lambert Lamberts uit Deventer. Toen hij in mei 1755 wilde hertrouwen, werd ten behoeve van zijn minderjarige dochter Gijsbertje een boedelinventaris opgesteld, waarin de molen een vijfbaksmolen wordt genoemd.
Tot de activa behoorden onder andere 1/8 part in de nog onverdeelde boedel van Jacobs ouders en het nog onverdeelde ‘versterf’ van Jacob Gerrits van Amersfoort. Eerst in november 1760 heeft de papiermaker zijn deel in de erfenis van zijn ouders kunnen realiseren: bij magescheid kreeg hij toen enig land, waaronder een halve molder in de Ugcheler enk genaamd de Zes Schepels, terwijl met zijn broer Hendrik in gemeen bleef de zaalweer en herengoed te Wenum genaamd Weversgoed.
In augustus 1761 overleed Willempje Proper, Meijerinks tweede vrouw, en in 1764 stierf Jacob Meijerink.
Opnieuw moest een inventaris van de boedel worden gemaakt, nu voor Cornelis en Driesje, kinderen uit Jacobs tweede huwelijk.
Gijsbertje, de in november 1740 uit Meijerinks eerste huwelijk geboren dochter, trouwde in juni 1765 met Hendrikus Koldewijn, in 1738 te Velp geboren als zoon van Derk Koldeweij en Maria Aards. Koldewijn en zijn vrouw erfden slechts 1/6 part in de vijfbaksmolen, waarop zij in 1771 1000 gld leenden van Nicolaas Lamberts.
Bij het definitieve magescheid van april 1785 verwierven zij van de overige erfgenamen de resterende 5/6 parten, waarvoor zij 1050 gld moesten uitkeren en de schulden, waaronder 2000 gld aan Hendrik Lamberts en 1000 gld aan de weduwe H. van Hamel, moesten overnemen.
Jacob Corneliszn Meijerink | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) ± 1739 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Driesien (Jacobs) van Amersfoort | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2) 1755 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willempje Proper |
The data shown has no sources.