hij is ·Äòs-morgens om 07:00 uur overleden, als weduwnaar van Maria Johanna Faaber, zijn beide ouders waren al overl. Op deze overl. akte heten zowel hij als zijn Vader Auberlen, i.p.v. Auberlâ©.
He is married to Maria Johanna Faaber.
They got married on May 17, 1826 at Den Haag.Source 2
Child(ren):
Hij is gedoopt, op zijn trouwakte wordt zijn naam en die van zijn Vader geschreven als: Auberlen. Hij was vrijgesteld van de Militaire Dienst zeer waarschijnlijk door een lichamelijk gebrek. (zie onderstaand verhaal)
Zonder haar kan ik niet leven
Hendrik Jans Taatgen is 47 jaar als hij op 29 juli 1820 met zijn echtgenote in Willemsoord arriveert. Ze zijn in gezelschap van een negen jaar oude zoon en dochters van zes jaar, drie jaar en drie maanden (8). Maar vermoedelijk is dit niet het eerste huwelijk van Taatgen, want na anderhalf jaar op de kolonie krijgen ze bezoek van een oudere dochter. Haar leeftijd en haar naam zijn onbekend, geen enkele onderzoeker heeft iets over haar kunnen vinden, het enige dat we weten is dat ze het pad kruist van de ondermeester van Willemsoord en dat die jonge onderwijzer het zwaar van haar te pakken krijgt.
Christiaan Johannes Auberlâ© was ongeveer zeventien toen de 'Hoofdcommissie van de armeninrigting' in Den Haag met hem op de proppen kwam. Ze noemen hem een 'jongeling van een allerbraafst gedrag, doch door lig¬â chaamsgebrek tot werken onge¬â schikt'. Hij is 'onder de kweekelingen op de school tot Nut van 't Algemeen tot onder¬â wijzer opgeleid' en de armeninrichting beveelt hem aan¬â 'om bij voorkomende gelegenheid als onder¬â meester te worden geplaatst'. Vanuit het dan net opgerichte Willemsoord laat Johannes van den Bosch, de stichter van de Maatschappij van Weldadigheid, weten er positief tegenover te staan: 'Een geschikt onder meester zullen wij zeker van noden zijn.' Maar het moet niet te snel: 'Dan hij dient niet te komen voor het school gereed is.'
Een tijdje later is het schoolgebouw opgericht en vanaf dat moment assisteert Christiaan Johannes de hoofdmeester. Die kan wel wat hulp gebruiken, want rond die tijd telt de school te Willemsoord 550 (!!) leerlingen. Blijkbaar levert de ondermeester waar voor zijn geld (hij verdient 3 gulden per week), want er worden geen klachten gehoord. Tót die dochter van Taatgen verschijnt.
De leiding van de kolonie vindt het geen geslaagde liaison. De kolonie-directeur geeft de jongeman een 'regtmatige berisping en vaderlijke teregtwijzing' en praat op Christiaan in om 'zijne verkeerde conver¬â satie met zeker vrouwenmensch' een halt toe te roepen. En vrijdag 15 en zaterdag 16 februari 1822 stelt de directeur voor het onderwijs 'alle pogingen in het werk om den gebrekkigen Auberlâ© van zijne verkeerde minnerij af te brengen.' Vruchteloos, want de jonge schoolmeester staat pal. 'Hij zeide maar ronduit: "Ik zal deze verkeering nooit nalaten, al wordt het mij nog zoo veel verboden. In dezen zoekt men de loop der natuur zelve te stremmen."
Het is niet de bedoeling dat kolonisten zomaar familieleden in huis nemen. Bovendien maakt de jonge vrouw die bij Taatgen inwoont blijkbaar een ongunstige indruk, want haar verklaring dat zij 'de weduwe van een zeekapitein' is, wordt openlijk in twijfel getrokken. En als de directeur er niet in slaagt om Christiaan 'al het verkeerde van zijne denk- en handels‰ wijs onder het oog te brengen', verbiedt hij haar 'de inwoning in de kolonie na 2 of 3 weken'
.
Deels om de jonge ondermeester tegen zichzelf in bescherming te nemen omdat men vreest dat 'de jongeling zich nog ongelukkiger maken zal', deels omwille van de kwaliteit van het onderwijs: 'Daar Auberlâ© bij deze weduwe (zoo als hij zegt dat zij is) veel tijd doorbrengt, en zijne kennis in het praktisch onderwijs niet zocht te vermeer¬â deren, ontwaart UWEdGestr. dat de koloniale jeugd van Willemsoord (...) daarbij schade lijdt.'
Christiaan Johannes is in alle staten over het aanstaande vertrek van zijn geliefde: 'Dit kan ik niet uitstaan; ik kan zonder haar niet leven'. Hij wil naar Den Haag om bij het landelijke hoofdbestuur van de Maatschappij van Weldadigheid 'toestemming tot ons huwelijk te vragen'. Maar dat wordt niet toegestaan en blijkbaar volgt hij dan de eerder door hem genoemde ဘloop der natuurမ. Een paar dagen later meldt de directeur dat 'de ondermeester Oberlee, aan den onder Direkteur voor zijne post heeft be‰ dankt'. Hij heeft dan al de kolonie verlaten 'en dat wel om reden hij zonder de dogter van den kolonist Taatge (...), in de kolonie niet kan leven, volgens zijn gezegde.'
Op den duur houdt het geen stand. Als Christiaan Johannes vier jaar later in zijn geboorteplaats Den Haag in het huwelijk treedt, is dat met een geboren Haagse die Maria Johanna Faaber heet. Waar die mysterieuze dochter van Taatgen gebleven is, viel niet te achterhalen. (9)
Dit gedeelte is uit het boek : De Proefkolonie, Hoofdstuk : Ko;onisten van Appingadam, en dit gedeelte is tot stand gekomen met hulp van de genealogisch onderzoekers annex nazaten Henk Maatje, Gerard Taatgen en Willem Helder (Bakema)
Christiaan Johannes Auberlen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1826 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Johanna Faaber |