He is married to Grietje Dijt.
They got married on July 28, 1915 at Texel, he was 28 years old.Source 3
Child(ren):
Jan Drijver (1886-1963), natuurpionier van Texelse bodem
Zoon van Texelse schapenboer
Jan Drijver, de latere hoofddirecteur van Natuurmonumenten, werd op 29 september 1886 in Den Hoorn geboren. Hij was de jongste zoon van Dirk Jan Drijver, een duinboer op Texel.
Doordat hij als kind al werd ingeschakeld bij het schapenbedrijf van zijn vader, zwierf hij buiten schooltijd altijd door de duinen. Al vroeg verpachtte hij zijn hart aan de natuur. Vooral vogels hadden zijn bijzondere interesse. Tot zijn favoriete liefhebberijen behoorden het oogsten van natuurproducten, van strandjutten tot het plukken van bramen voor huishoudelijk gebruik, maar ook het strikken van de overvloedig doortrekkende lijsterachtigen en het rapen van kievitseieren, waarvoor de poelier een aardig zakcentje betaalde. Toch was hij er zich al vroeg terdege van bewust dat aan het vangen van zangvogels en het rapen van kievitseieren paal en perk moest worden gesteld! Zo werden ter plaatse in onderling overleg vanaf mei geen eieren meer geraapt en werden de nesten die vóór die tijd al bebroed waren, gemarkeerd met een in het gras uitgesneden V (= vuil), waardoor ze door latere zoekers werden gespaard. Ook heeft hij ooit als jongen van acht jaar een bijenzwerm geschept in een konijnenhol en thuis in een korf gedaan. Tot de laatste dag van zijn leven is hij een hartstochtelijke imker gebleven …
Vader Dirk Jan Drijver monsterde al heel jong aan op het zeilschip waarop zijn oom kapitein was. Dat schip ging op handelsmissies naar Zuid-Amerika, en om de 'Kaap naar Nederlands Indië. Na een ongeval was hij lichamelijk niet meer in staat om zijn zeemansberoep te hervatten. Hij was dus genoodzaakt ander werk te gaan
doen om zijn gezin met zes kinderen te kunnen onderhouden. Zodoende besloot hij schapenboer te worden op een van Domeinen gepacht perceel duinterrein. Twee zoons konden later het boerenbedrijf overnemen. Voor de andere drie jongens, waar onder Jan, was geen plaats op de boerderij. Zij werden in de gelegenheid gesteld
middelbaar onderwijs te volgen aan de Franse school in Den Burg. De ouders stuurden aan op een baan bij de overheid, want dat betekende zekerheid!
Na een korte opleiding kwam Jan Drijver terecht bij de Posterijen. Enkele jaren bracht hij door op Postkantoren buiten Texel (in Noord- en Zuid-Holland en Drenthe), maar zijn geboorte-eiland bleef trekken en tenslotte keerde hij terug als postbeambte op Texel. Rond 1910 kwam hij daar in zijn vrije tijd in contact met bekende vogelfotografen, zoals Burdet uit Bloemendaal, maar ook met buitenlandse vogelfotografen. Deze logeerden geregeld in het gerespecteerde hotel de Lindeboom, waar eigenaar Kikkert ze in contact bracht met Drijver, die inmiddels op Texel bekendheid genoot als man die ieder vogeltje kende. Zo wees hij hen op het nest van de zeldzame sprinkhaanrietzanger.
Het was door deze vogelfotografen dat Drijver in 1912 ook in contact kwam met prominenten op het gebied van natuurbescherming, zoals Van Tienhoven en Thijsse, beiden mannen van het eerste uur van de in 1905 opgerichte en nog heel kleine Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Dit leidde ertoe dat hij ook incidenteel werd ingeschakeld bij het beheer van het Texels bezit van de Vereniging. Betrokken als hij was bij natuurbehoud, meldde hij in 1913 per brief naar deze Vereniging dat het grasgewas op het eiland Griend, waarop de Texelse familie Lap rechten had, te koop kwam. Dit voorstel van Drijver werd op 22 oktober 1913 door het Dagelijks Bestuur behandeld, maar op dat moment afgewezen (Gorter, 1986).
Wel werd Drijver (toen 27 jaar) eind 1913 door Van Tienhoven en Thijsse gevraagd om hulpsecretaris te worden van de Vereniging.
Ruim veertig jaar in dienst van natuur- en vogelbescherming. Op 1 december 1913 trad Drijver voor drie dagen per week in dienst als administratief ambtenaar van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, en wel op een jaarwedde van 600 gulden (Gorter, 1986). De notulen vermelden: De heer Heinsius vraagt of de
Vereeniging haar ambtenaar een behoorlijke toekomst kan verzekeren, waarop de voorzitter antwoordt dat op t oogenblik daaromtrent geen beloften gedaan kunnen worden, maar dat met meerder bloei der Vereeniging en uitbreiding der werkzaamheden natuurlijk ook een verbetering van de positie der ambtenaren gepaard gaat. Toen Drijver in dienst van de vereniging was getreden, kon hij het beheer van Texel geheel overnemen van Van Tienhoven.
Als pas benoemde ambtenaar van Natuurmonumenten werd Drijver in 1914 meteen ook ondersecretaris van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, die in 1912 in hetzelfde vertrek (!) werd gevestigd als het kantoor van Natuurmonumenten (Gorter, 1986).
[Het kantoor van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, vele jaren in één kamer gehuisvest, was eerst ondergebracht in het assurantiekantoor van Van Tienhoven, Rokin 69 te Amsterdam (Gorter, 1986). In 1919 werd het kantoor overgeplaatst naar het gebouw van de Nederlandsche Lloyd, Herengracht 260/266. In 1927 werd het huis Herengracht 540 betrokken. De donkere beneden-achterkamer daar, waar Drijver met zijn inmiddels met enkele jongedames uitgebreide staf huisde, bleek echter al spoedig te klein. In 1928 verwierf de vereniging een eigen kantoorgebouw, het pand Reguliersgracht 9. In 1946 werd ook dat te klein en verhuisde de vereniging naar Rokin 92-96, maar keerde in 1953 weer terug naar de Herengracht 540. Inmiddels is de Vereniging al weer jaren riant gehuisvest in s Gravenland].
Later werd Drijver ook secretaris van Vogelbescherming. Gedurende meer dan veertig jaar zou hij ook de grote motor zijn van het werk van deze vereniging, die hij later ook vertegenwoordigde in de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming en in de Vogelbeschermingscommissie, één van de vier subcommissies van de Voorlopige Natuurbeschermingsraad (Roodbergen, 1999). Daarmee bekleedde hij een centrale positie binnen diverse natuur- en vogelbeschermingsorganisaties.
Eenmaal in dienst bij Natuurmonumenten en Vogelbescherming, trouwde hij op 28 juli 1915 met Grietje Dijt uit Den Burg. Ze gingen in Santpoort wonen, van waaruit hij dagelijks naar Amsterdam reisde. In weekenden en vakanties ging hij geregeld naar zijn zomerverblijf De Marel (Texels voor grutto) op Texel. Eerst was dat een
klein, oud en primitief boerderijtje op Zuid-Haffel, dichtbij de Hoge Berg, met bedsteden en een waterput. Toen dit door brand verwoest was geraakt, vroeg hij zijn natuurvriend Jan P. Strijbos een ontwerp te maken voor een nieuw huisje aan de rand van de Dennen. Dat werd in 1933 de nieuwe Marel, nog steeds in gebruik als
familiewoning.
Natuurmonumenten: van hulpsecretaris tot hoofddirecteur
De algemene ledenvergaderingen van Natuurmonumenten trokken aanvankelijk weinig belangstelling. In de jaren 1916 tot 1918 was er buiten de bestuursleden zelfs maar één gewoon lid aanwezig ... Jan Drijver (Gorter, 1986). Later nam met het ledental de belangstelling sterk toe.
In die tijd was Van Tienhoven (eerst penningmeester en vanaf 1927 voorzitter) de spil waar de gehele verenigingsactiviteit om draaide, daarbij trouw terzijde gestaan door Jac. P. Thijsse als secretaris en Drijver als administrateur, allen in de kracht van hun leven (Gorter, 1986).
Samen vormden ze een belangrijk driemanschap dat gedurende tientallen jaren veel invloed had op het beleid en de koers van de natuurbescherming in ons land (Roodbergen, 1999).
Van Tienhoven en Drijver werden in hun omvangrijke werk bijgestaan door mej. P. Knop en mej. E. Caro, die tevens secretaresse was van De Hollandsche Molen (Gorter, 1986). Voor de oorlog deden op het kantoor in totaal slechts 7 personen het werk voor drie verenigingen.
De werklust van Drijver en zijn zeer kleine staf van medewerkers werd beschreven als onblusbaar. Hij had zijn leven aan Natuurmonumenten verbonden en gaf al zijn energie aan de goede zaak. Hij was de ziel van het kantoor, die geen werk, hoe gering ook schuwde. De opbouw van de administratie van de vereniging is zijn werk. Naast de kosten die het kantoor met zich meebracht, moesten dan nog terreinen worden aangekocht en beheerd. Niettemin is er nooit een schuld ontstaan, die niet op tijd werd voldaan en dat vervulde Van Tienhoven en Drijver met trots.
In die eerste jaren had Van Tienhoven een nieuwe typiste in dienst genomen tegen een zeer laag salaris, met het volgende commentaar: U moet maar denken, het werken bij Natuurmonumenten is eigenlijk loon in natura!.
Dat was eigenlijk nog waar ook: er heerste een inspirerende sfeer van werken voor een goed doel en de voldoening was groot als het weer gelukt was een natuurmonument van de ondergang te redden (Gorter, 1986).
Ook de omgang met mensen als Van Tienhoven, Thijsse en Drijver was te beschouwen als loon in natura; helaas kun je daarvan niet leven!
Drijver had niet alleen de zorg voor de goede gang van zaken op het kantoor hij verrichtte vrijwel de hele boekhouding eigenhandig! maar had ook het beheer van de natte terreinen (Gorter, 1986). Omstreeks 1920 kreeg hij ook het beheer van het Naardermeer, en zo ontstond de situatie dat Van Tienhoven de droge en Drijver de natteterreinen beheerde. Zijn grote praktische deskundigheid op vogelgebied kwam goed te pas bij het beheer van deze terreinen.
Door zijn lezingen en artikelen wist hij de publieke belangstelling voor natuur- en vogelbescherming op te wekken. Drijvers kennis van alles wat op vogels betrekking had was fabelachtig en hij werd dan ook hogelijk gewaardeerd door de vogelwachters en de opzichters van de natte terreinen, temeer daar hij ze als zijn grootste vrienden beschouwde.
Nadat Drijver zijn intrede had gedaan in de dagelijkse leiding van de Vereniging kwamen meerdere stukken natuurgebied op Texel veelal door schenking - in het bezit van de Vereniging (Gorter, 1986). Voorbeelden waren: de Zandkuil (1923), Büttikofers Mieland (1924), de vogelbroedplaats in de Prins Hendrikpolder (1930) en een deel van de Bol in de polder het Noorden (1937), het laatste dankzij een door hem opgezette geldinzameling. Maar ook elders in het land zette Drijver zich in voor de aankoop van natuurgebieden, waaronder ook vele moerasgebieden, zodanig dat Drijver in één van zijn jaarverslagen kon opmerken dat de vereniging in het moeras verzeild was geraakt. Bovenal ging zijn liefde echter uit naar zijn geboortegrond Texel. Ieder stuk vogelterrein dat daar weer in de wacht kon worden
gesleept, vervulde hem met de grootste voldoening.
Rond 1930 richtte hij samen met andere bestuursleden van natuur- en vogelbeschermings- organisaties de Stichting Vogeltrekstation Texelop, waarvan hij penningmeester werd.
In 1931, bij het zilveren jubileum van Natuurmonumenten, karakteriseerde Thijsse Drijver als volgt: Heel Nederland, en menig vreemdeling, weet en waardeert, wat de onvervalste Texelaar gedaan heeft en nog doet (…), hoe hij waakt voor een strenge uitvoering van de Vogelwet, hoe hij pleit voor de verbetering van onze gebrekkige Jachtwet, hoe hij excursies leidt, in woord en geschrift strijdt voor het behoud van Nederlands natuurschoon en tegelijkertijd maar dat is misschien minder bekend het enorm administratief materiaal beheerst, eigen aan onze uitgebreide bezittingen en aan zijn omvangrijke werkkring.
Thijsse moest al in de jaren vóór de oorlog om gezondheidsredenen zijn wekelijkse bezoeken aan kantoor meer en meer overslaan (Gorter, 1986). In de oorlogsjaren werd Thijsse in de jaarvergaderingen door Drijver vervangen, die de functie had van waarnemend secretaris.
In de ledenvergadering van maart 1943, waar onuitgenodigd ook een afgevaardigde van de Duitse autoriteiten was komen opdraven, ontstond een wat angstig moment toen het publiek begon te applaudisseren tijdens Drijvers jaarverslag over de vogels van het Naardermeer (Gorter, 1986). Daarin kwam namelijk de volgende passage voor: Aalscholvers zijn agressieve dieren met grote behoefte aan levensruimte en zij maken bovendien niet al teveel onderscheid tussen het mijn en het dijn. Onmiddellijk na de vestiging begonnen zij dan ook de nesten van de Purperreigers af te breken, om met de vrijgekomen takken en rietstengels hun eigen bouwwerken te vervaardigen. Het was in de tijd dat de Duitsers van alles uit Nederland wegsleepten om hun gebombardeerde steden weer op te bouwen. Bij de passage Maar eindelijk kwamen de Aalscholvers toch tot het inzicht dat zij beter deden hun biezen te pakken werd de zaal bijna afgebroken. Men klapte en stampte op de grond. Gelukkig liep alles goed af. De Duitse houtvester, die de vergadering bijwoonde, stond bekend als goed.
Drijver werd niet gearresteerd en de vergadering niet onder curatele gesteld.
In januari 1945 kwam Thijsse te overlijden en werd Drijver zijn opvolger als secretaris (Gorter, 1986). Na de statutenwijziging in 1947, die tot gevolg had dat voor het eerst een directie werd ingesteld, werd Drijver tot hoofddirecteur benoemd.
Jan Drijver, die in 1951 al 65 jaar was geworden, had de wens te kennen gegeven, de 40 jaar bij Natuurmonumenten te willen volmaken (Gorter, 1986). Op 1 december 1953 was het zover. Met deze aflossing van de wacht werd de eerste en zeer karakteristieke periode uit de geschiedenis van Natuurmonumenten afgesloten, en werd afscheid genomen van twee grote mannen (Van Tienhoven was dat jaar overleden) die zó lang het beeld van de vereniging hadden bepaald. In de jaarvergadering van 20 maart 1954 onderging Drijver als drijvende kracht achter de vereniging een hartelijke huldiging. De voorzitter van Vogelbescherming sprak als volgt (Roodbergen, 1999): Dankzij de waakzaamheid van de Texelse eierzoeker, die nog steeds in je leeft, heb je jarenlang een belangrijke post in de verdedigingslinie van de natuurbescherming bezet. Ik hoop van harte dat je opvolgers even vasthoudend mogen zijn als je zelf.
Terug naar Texel
Precies 10 jaar heeft Drijver merendeels op Texel van zijn pensioen mogen genieten. In die periode vielen hem verschillende eervolle onderscheidingen en vernoemingen ten deel. In maart 1955 werd hij onderscheiden als Officier in de Orde van Oranje Nassau. In het voorjaar van 1956 werd de Jan Drijver School in Den Hoorn geopend. En op 8 mei 1956 kreeg één van de mooiste vogelbroedterreinen op Texel, de Bol bij de molen in de polder het Noorden, de naam Drijvers Vogelweid de Bol, ter ere van deze grondlegger van vele Texelse weidevogelreservaten. Het geldt als het eerste waterwildreservaat in Nederland.
In die periode herzag hij ook zijn oorspronkelijk in 1934 gepubliceerde boek Texel het vogeleiland, dat in 1957 geheel herzien opnieuw werd uitgegeven. [Over de sloot die eind 19 e eeuw werd gegraven voor de afwatering van de duinen schreef hij Een van de grootste rampen, die de vogelbevolking heeft getroffen, is ontegenzeglijk geweest de ontwatering van de lange reeks van duinplassen en moerassen die zich uitstrekte van de Blekersvallei, ten noordwesten van de Fonteinsnol (nol=duin) tot aan het Pompevlak, ten zuidwesten van Den Hoorn, dus tussen de strandpalen 16 en 7. Thans zou zulk een schennis van het duinlandschap stellig voorkómen kunnen worden, maar de overwegingen, die er toe geleid hebben de betrekkelijk jonge duinmeertjes de Muy en de Geul van staatswege tot
natuurmonument te verklaren, waren tachtig jaar geleden het Nederlandse volk, en ook de regering nog volkomen vreemd]. Het hoort bij de top tien van de Nederlandse vogelliteratuur (Roodbergen, 1999). Daarnaast is het voor Texel een historisch document, met achtergrondinformatie over de naamgeving van oude stukjes Texel (zoals over het weilandencomplex Alloo, ten zuiden van De Koog, over de Biesbosch, een stukje duingebied ten zuiden van het Westerslag en over het Oorlogsschip, een begroeide duingroep bij de Muy). In de serie Vogelleven in Nederland schreef hij nog De vogels en de mens (2 e druk 1960) enVogeltrek en trekvogels (1962).
Op 28 november 1963 kwam Drijver vlak bij zijn woning De Marel plotseling te overlijden [hij stond bij de bushalte bij Bosch en Duin] en op een koude dag in het begin van december werd hij onder enorme belangstelling begraven op het kleine kerkhof bij het kerkje van Den Hoorn op Texel. Hij werd herdacht als één van de oude pioniers in een tijd dat zeer velen niet beseften dat natuur- en vogelbescherming dringend noodzakelijk waren (Bosch, 1963). Maar bovenal wordt Jan Drijver - nog steeds - herinnerd als een buitengewoon hartelijke man met veel verstand van zaken en een enorme vogelkennis (Informatiekrant Nationaal Park Duinen
van Texel, 2001).
Referenties
Drijver, J. Vogels en vogelbescherming, Amsterdam, 1926
Drijver, J. Texel. Het vogeleiland. Amsterdam, 1934 (geheel herzien in 1957).
Drijver, J. De vogels en de mens. Amsterdam, 1960 (Vogelleven in Nederland - No. 6).
Drijver, J. Vogeltrek en trekvogels. Amsterdam, 1962 (Vogelleven in Nederland No. 9).
Gorter, H.P. Ruimte voor de natuur; 80 jaar bezig voor de natuur van de toekomst. s- Gravenland,1986.
Roodbergen, S.P. B.F.V.W. in vogelvlucht en perspectief. Bond van Friese Vogelbeschermingswachten, 1999
Bron: Irene Maas; zij heeft he jaren geleden van Marion Drijver (kleindochter) gekregen.
Jan Drijver | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
1915 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grietje Dijt |
pag 294
pag 294
Akteplaats: Texel
Soort akte: Huwelijksakte
Aktenummer: 29
Registratiedatum: 28-07-1915