Zie overlijdensakte van zijn zoon Pieter Boersen
Doopgetuige: Trijntje Sijmes
Hij is overleden om 15.00u; aangifte overl op 21 aug 1820 door Gerrit Cornelisz Boerse, 63 jaar, zeeman, broeder van de overledene, wonende in de polder De Waal en Gerrit List, 25 jaar, kantoorbediende, wonende in Den Burg
He is married to Martje Pieters Roos.
Their notice of marriage was on January 23, 1793 in Texel.Source 6
They were married in church on February 8, 1793 at Texel, he was 30 years old.Sources 1, 7Child(ren):
Pieter Roos en zijn erfgenamen
In het poldertje Spijk bij Den Hoorn waren twee boerderijen.
1 Meijs Pieters Kuijper (1699-1775) met Cornelis Gerritsz Rijk of Mulder, 6 kinderen
Willem Fermersz Mulder met Beatrix Simons Lely (1702-17xx), getrouwd in 1734. Hun kinderen hadden de achternaam Lely.
2 Jan Pietersz Roos getrouwd met Martje Maartensz Dijker
Pieter Jansz Roos (1738-1796) van Spijk, RK gedoopt 6-10-1738, getuige Neel Ziewers van den Hoorn. Bakker van beroep. Getrouwd met Neeltje Nannings Veldmuijs (1736-1797), 4 kinderen waarvan Meijs (1774-1828) de jongste was. Van Antje en Jan is verder niets bekend.
De oudere dochter Martje (1768-1847) was in 1793 getrouwd met Cornelis C. Boersen (1762-1820). Ze hadden 4 dochters en een zoon.
De vader van Cornelis was zeeman, net als zijn oom Gerrit.
Voogdij
In de Vergadering van 20 februari 1798 werd voorgesteld: daar de persoonen van Pieter Roos en Neeltje Nannings wonende op het Spyk overleeden zyn, omme met de Weesmeester van den Hoorn over de minderjarige Meys P. Roos Voogden aantestellen-
Is zulks conform geresolveerd; en tot Voogden aangesteld Jan de Roos en Albert Gorter.
[Jan Roos was een broer van Pieter, Albert Gorter zat in de Municipaliteit]
In 1800 was Meijs Pieters Roos meerderjarig en deden de voogden rekening en verantwoording.
Achterstallige Verponding
Pieter Roos was ver op achter geweest met het betalen van de Verponding, een belasting op land en huizen, waardoor zijn erfgenamen problemen kregen. Zij hadden zijn erfenis aanvaard en moesten dat geld nu betalen, maar dat viel niet mee.
Schoonzoon Cornelis Boersen probeerde een regeling te treffen met de Gemeente, zoals meer mensen deden. Dat werd eerst afgewezen. Maar betalen konden ze het hoe dan ook niet.
Vergadering 10 Maart 1801
Binnen gestaan Cornelis Klaasz Zwart zig interesseerende voor de wed. Willem Tysz Schouten aan den Hoorn, opzigtelyk haarer verschuldigde Verponding versoekende eenig uitstel van betaling- geweesen van de hand
Idem binnen gestaan C. Boersse mede Erfgenaam van Pieter de Roos- doende versoek als vooren-
Idem binnen gestaan C.B. Ryk, doende versoek als vooren
Idem binnen gestaan Meindert Weeseman, doende versoek als vooren
Alle geweesen van de hand
Driekwart jaar later deed Cornelis een voorstel:
Vergadering 1 December 1801
Binnen gestaan Cornelis Boerse met Meys Pieters Roos, Erffgenaame van Pieter Jansz Roos, zeggende dat op de naargelatene Goederen aan Verponding schuldig is bevonden zederd den Jaare 1791, een Somma van f versoekende dat hun door parate Executie geene kosten meerder werden aangedaan, als geresolveerd zynde, tot afdoening immers zo veel mogelyk van deeze winter 2 beste stukken land te verkoopen-
En is het zelve hem geaccordeerd, mits de genoemde Stukken Land verkoopende op 2 Meydagen en de Kustingbrief stellende in handen van den Ontfanger-
De erven Pieter Roos betaalden enkele jaren af met het geld uit deze verkoop, maar de totale schuld was te groot. Als ze de boerderij zouden verkopen, kon van de opbrengst het grootste deel worden betaald, maar de kans was groot dat er een restschuld zou overblijven. Wat moest er dan gebeuren? Was het niet beter om de erven op de boerderij te laten in de hoop dat ze daarmee wat konden verdienen en afbetalen? In 1802 werd er weer over gesproken in de Raad, zonder een besluit te nemen.
Er komen wel betere tijden
In 1804 zette Cornelis de boerderij te koop.
Vergadering 31 december 1804
Binnegestaan Cornelis C. Boersse zo voor zig als zijne mede Erffgenaame Meijs Pieters Roos, en is hem te kennen gegeven: dat men geinformeerd was, dat daar zy hunne Huismanswooning en Landerijen tegens den 15 der aanstaande Maand ter verkoop hadde aangezet, zy daar by verzuimd hadde, de geringe stukjes Land in de polder Everste Koog te plaatsen, waardoor het zou kunnen gebeuren, terwyl de Huismanswooning en Landerijen verkogt geraakte, voor deese geen Kopers zoude gevonden worden- strydig de resolutie van Gecommitteerde Raden in der tyd, dato 9 april 1751, waarby verboden word, dat niemand zyn beste Land mag verkopen en het slegste overhouden-
Dan dezelve Cornelis C. Boersse de Vergadering elucideerende dat 'er onder de Landeryen van de Erffgenaamen voorschreeve nog een aantal roeden, in de Hemmer liggende begreepen zyn, waarvoor bezwaarlyk Kopers zullen gevonden worden hoezeer hy verklaarde bereid te zyn die ook aantezetten- dat toen zy de Boedel van Pieter Jansz Roos aanvaarden waren 'er 13 jaaren Verponding schuldig; waarvan 'er 4 jaaren afgedaan was- en dat zo den Boedel in zyn geheel bleef, daar dezelve vooruit ging, hy zig sterk maakte door den tyd alle de Schulden die alles in agterstallige Verponding en Dykschulden bestonden aftezullen doen- versoekende te mogen weeten: of zo wanneer nu alle de vaste goederen van henlieden verkogt waaren, en de afkomst daar van niet toerykende mogte zyn, of zy dan voor het restant aansprakelyk bleeven-
En is hem gezegt: dat hy provisioneel alle de Landen van de Erffgenamen voornoemd te verkoop moest aanzetten- en Heede 14 dagen zig nader aan de Vergadering addresseeren wyl men hetzelve zo lang in advys zou houden- het geen hy aangenomen heeft-
Naar zyn vertrek is de Secretaris versogt, aanstaande Zaturdag over het voorstel van Cornelis C. Boersse, om nog eenige tyd hem met zyne Erven in de Boedel te laten zitten, met het Dykscollegie, als dan vergaderende, te willen confereeren-
Vergadering 15 January 1805
Binnen gestaan C.C. Boersse zo voor zig als met en benevens Meys Pieters Roos mede Erffgename van Pieter Jansz Roos, en is hem ingevolge overeenkomst met het Dykscollegie deezes Eilands afgevraagt, of zij St Jan 1805 aanstaande in staat zoude weezen of wel geduurende dit Jaar 2 Jaaren Verponding en het Dykgeld te betalen: zo Ja! dat men hun dan zoude zitten laten, waardoor zy door den tyd in staat geraakte uit haare schulden te komen
Dan verklaarde genoemde Cornelis C. Boersse dat de Erffgenaamen daar toe niet in staat waaren, kunnende het niet verder brengen, dan dat zij 'er S' Jaarlyks de lasten van betaalde zo als zy tot Heede gedaan hadde- waar over zynde gedelibereerd, is unaniem begreepen, het meeste voordeele te zyn, dat zolang Erffgename voornoemt S' Jaarlyks op betaling hunner Verponding en het Dykgelden paste dat men hun dan in het bezit moest laten blyven, tot dat de tyden beter wierden-
En is hem zulks aangezegt, waarop hy beloofd heeft te zorgen: dat 'r S' jaarlyks aan voldaan word- zullende de Ontfangers van den Hoorn en Burg aangezegt worden, de Erven van Pieter Jansz Roos tot betaling hunner Verponding en binnelandsche Kosten, provisioneel geene verdere moeite meer aantedoen-
Zo gebeurde het, ze bleven op de plaats en zouden elk jaar een jaar aflossen. Verkoop van het onroerend goed zou weinig opleveren, dus leek het verstandig om de erven op deze manier te laten voortgaan in de hoop dat de tijden beter zouden worden.
Dat zou helaas nog ruim 10 jaar duren, en de tijden zouden eerst nog veel slechter worden.
Elk jaar werd er weer over gesproken in de Raadsvergadering. Cornelis moest dan uitleggen waarom hij zich niet aan de afspraken kon houden. Daarvoor was dan begrip, en hij loste wel steeds wat af, was aantoonbaar van goede wil. In 1808 werd hem voorgehouden dat hij de boerderij kon opgeven en verkopen en zelf weer zou kunnen gaan varen:
Stellende alzo aan hem voor, als het Eerste redmiddel, alle deselve vaste goederen met zyn Vee te cedeeren, tot betalinge zyner verschuldigde Verponding en Dyk schulden- als wanneer men mogelyk hier meede zou genoegen neemen; terwyl hy nog jong zynde tot de Zeedienst opgelegd, hy hier toe weder overgaande, te beter in staat zoude weezen, voor hem en zyn Huisgezin te zorgen- dan verklaard deselve hier toe niet te kunnen besluiten-
Uit de laatste zin valt op te maken dat Cornelis Boersen gevaren heeft, maar dat niet opnieuw wilde doen. Begrijpelijk, want zijn vader was in Oost-Indië gebleven, vergaan en verdronken, of gewoongestorven.
Ook in de tijd van Napoleon werd er nog over vergaderd. Inmiddels was de toestand in het land nog veel slechter dan men ooit had kunnen denken.
Vergadering den 18e van Hooimaand 1810
Van de Kommissaris tot het Werk der Verponding zyn gedagtten te vragen, over de Verponding van de Vaste Goederen van Wylen de Erve Pieter Roos- zynde het Gemeente Bestuur van gevoelen, dat zijn Ed alleen conferent zou zyn met de Verponding van 1809 dog over die van de Jaare 1807 en 1808 gelijk stond met de oude Verponding en also pondsponds gelyke met den andere moest deelen-
Wijlen de Erven? Die waren in dat jaar nog in leven. Kennelijk hadden zij de boerderij in Spijk opgegeven. Volgens het Boerderijenboek woonden ze in Oosterend.
Bron: Irene Maas
Cornelis Cornelisz Boersen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1793 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Martje Pieters Roos |