Godert, uit een aanzienlijk Geldersch geslacht, 1520 geb. te Elst, was een zoon van Wynandt en Mechtelt van den Voirt.
Hij studeerde in het buitenland, zoals de meesten destijds, en promoveerde op 21-2-1544 als doctor in het Kanonieke en burgerlijk recht aan de universiteit te Sienna.
Bezigheden uit de periode 1544-1550 zijn niet bekend, alleen het volgende:
op 29 mei 1549 werd hij door de pauselijke prothonotarius Hieronymus Makowiezki benoemd tot notaris, waarbij hem tevens de bevoegdheid werd verleend om natuurlijke kinderen te wettigen.
In 1547 benoemd tot substituut-momboir in het hof van Gelderland.
In 1550 werd hem door de magistraat van Lubeck volmacht gegeven om in Frankrijk pogingen aan te wenden, hetzij in der minne, hetzij langs gerechtelijke weg, restitutie of schadevergoeding te verkrijgen voor schepen, die Franse kapers van Lubeckse reders hadden genomen. De afloop der zending is ons niet bekend.
Toen in 1552 de gestadige toeneming der werkzaamheden van het Hof van Gelderland uitbreiding van het aantal raden gewenst maakte, werd hij tot raad benoemd. Op 2 juni 1552 ontving hij van keizer Karel V zijn commissie als raad in den Hove van Gelderland tegen 12 stuivers per dag en hij legde op 26 juni de vereiste eed af in handen van de kanselier Adriaan Nicolai. Voor de bewezen diensten verleende de keizer hem boven zijn jaargeld in 1555 een jaargeld van 100 gulswn.
In 1555 trad hij ook in het huwelijk, nl. met Elizabeth van Eyll, dochter van Willem, in leven schepen van Arnhem (ovl. 1551) en Christina van den Sandt. Hij woonde in de Bakkerstraat, een tegenw. (in 1898) een in tweeen gedeeld huis, nr. 11 en 11a. In de jaren van zijn huwelijk werd hij met enige zendingen belast.
In 1557 en 1558 werd hij door Philips II, die zijne kunde en tact op hoogen prijs stelde, meer dan eens belast met diplomatieke zendingen, o.a. naar verschillende duitsche vorsten in verband met de pogingen van Hendrik II van Frankrijk om die vorsten tot het verklaren van den oorlog aan Philips te bewegen.
19 juli 1559 bedankt Viglius Pannekoeck voor de vervulling van de last.
In de loop van 1557 worden Pannekoeck, Johan de Mepache, kanselier van Oostenrijk, en een persoonlijk vriend van Pannekoeck, en Johan van Holzwiller, drost van Hattem, op verzoek van de moeder en de vrouw van de graaf Von Rietberg, die te Keulen gevangenzat, door de koning aangewezen om de graaf bij te staan bij het verhoor, dat hij zou ondergaan door de keizer als commissarissen aangewezen vorsten, nl. de keurvorst van Keulen en de graaf van Wurttemberg. Nochthans zal de graaf tot 1564 gevangen in Keulen en stierf toen krankzinnig.
In 1558 wordt hij door Philips II gezonden naar de koning van Denemarken, hertog Hendrik van Brunswijk, de markgraven Johann George en Joachim van Brandenburg en Hertog August van Saksen, om hen te bewegen de zijde van Philips te kiezen. Na zijn terugkeer bracht hij rapport uit, dat de koning van Frankrijk weinig kans van slagen had. De erkenning van zijn diensten bleef niet uit. 12 juli 1558 legde de koning Pannekoeck een jaargeld toe van 100 gulden en wel, zoals er nadrukkelijk bij stond "behalve alle tractementen en gunsten, die hij van ons heeft".
Wat betreft zijn werk als raad, hij kreeg talrijke commissies en onderzoek te doen naar en uitspraak te doen in allerlei geschillen, In 1567 wordt hij benoemd als commissaris, met zijn mederaad Peter van Apeltorn, van de twee roerigste steden Harderwijk en Elburg. Hij heeft ook deelgenomen aan de regering van Arnhem. Sinds ca 1568 tot zijn dood in 1576 is hij schepen geweest van Arnhem. In 1568 en 1573 was hij burgemeester.
In 1573, toen men een verrassende aanval der geuzen vreesde, verzocht de stadhouder Barlaymont, die zich te Nijmegen ophield, hem de sleutels van de stadspoorten onder zich te nemen, die tot dusver in handen waren van de hopman Peter van Ruremond.
In 1570 kocht hij de halve Heerlijkheid Meijnerswijk van Maarten van Rorrum (Slichtenhorst zegt: 1564).
Aan dit werkzaam leven, vol ijver voor de hem heilige zaak, het Katrolicisme, kwam in 1576 een einde. Hij had de bijnaam: De Gelderse Paus.
zie: J.S. van Veen, Dr. Godert Pannekoeck in Geld. Almanak 1898, 141 en Stukken aangaande de zending van Dr. G.P. in 1558
en Nieuw Ned. Biografisch Woordenboek deel 1.
Ook genoemd Pannenkoeck of Pannenkoich
He is married to Elisabeth van Eyll.
They got married on December 14, 1555.
Child(ren):
Godert (Gadert Goert of gaert) Pannekoeck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1555 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Elisabeth van Eyll |