Op 22 maart 1641 kwam Jan Dircxsz. timmerman, wonende in het dorp Groote Lindt, als vader van zijn omtrent 9 jaar oude kind Aerjaenken Jansdr., nagelaten bij zijn huisvrouw Aerjaenken Cornelis., aan de ene zijde, met Arien Heyndrickxen, getrouwd met Janneken Cornelisdr., wonende in Heeroudelandsambacht, als mede-voogd, en zich sterk makende voor de in Ridderkerk wonende Jacob Cornelisz., aan de andere zijde, tot uitkoop van het moederlijk erfdeel van het kind. Jan zou in de boedel blijven zitten en zijn dochter moeten opvoeden enz. tot de leeftijd van 15 jaar en vervolgens dan als moederlijk bewijs 50 gulden aan haar, of bij haar vooroverlijden aan haar erfgenamen, moeten uitkeren.
Het is enigszins opmerkelijk dat deze akte pas vijf jaar na het tweede huwelijk
van Jan werd opgemaakt. Doorgaans werd een dergelijke overeenkomst kort voor het hertrouwen vastgelegd.
Aerjaenken Jansdr |