Hij is getrouwd met Jantje Gerritse Put.
Toestemming voor het huwelijk is 12 juni 1756 verkregen te Loenen.
Zij zijn getrouwd op 27 juni 1756 te Loenen, hij was toen 18 jaar oud.Kind(eren):
1756-1780 meester papiermaker op de Achterste Molen in Loenen, 1780-1795 op de Middelste Molen, na 1788 eigenaar.
De papiermolens in de provincies Gelderland, alsmede in Overijssel en Limburg (H. Voorn)
Blz 464 en verder: Loenen, De Middelste Molen I
Kort na januari 1746 moet Teunis van Delden overleden zijn. Zijn weduwe Fenneken Lammers hertrouwde in oktober 1746 met Hendrick van Veelen. Hendrick was reeds pachter van de eerste Achterste Molen, die nu werd verhuurd, terwijl hij zelf met zijn vrouw en twee knechts op de Middelste Molen wonen.
Uit het huwelijk met van Veelen waren geen kinderen geboren, uit het huwelijk met van Delden stamden de zoons Jan, Hendrik, Lambert en Cornelis. Van deze zoons was het in eerste plaats Jan van Delden, die zijn moeder in het bedrijf bijstond.
Jan van Delden was in 1756 getrouwd met Jantje Gerritse Put, weduwe van Hendrik Simonis en volgde deze op als pachter, later als eigenaar van de tweede Achterste Molen. Door het werk op de Achterste Molen over te laten aan ‘baas’ Willem Wegerink, kon Jan van Delden zich tevens met de Middelste Molen bemoeien. Hij overleed in of kort na 1794. Fenneken Lamberts overleed een paar jaar na haar zoon Jan, in januari 1797.
Op 3 april 1797 vond het magescheid plaats tussen de broers Cornelis, Lambert en Hendrik van Delden en de vier zoons van de overleden broer Jan. De eerste Achterste Molen is toen naar Lambert van Delden gegaan; de tweede Achterste Molen werd het eigendom van zijn neef Teunis, zoon van Jan van Delden. De Middelste Molen werd toegewezen aan de jonge Hendrik van Delden Janszoon, die een paar weken later een Apeldoorns meisje, Jenneken Broekhuis, als bruid naar zijn molen bracht. De door Hendrik geërfde vijfbaksmolen was bezwaard met een hypotheek van 2200 gld, die de weduwe van Veelen in 1773 had opgenomen bij de scholtis mr. Huybert van Hamel. Behalve deze last, had Hendrik ook nog aan zijn oom Hendrik van Delden 1300 gld te betalen, waarvoor de molen en het hooiland de Start opnieuw werden verbonden.
Hendrik Jans van Delden, gedoopt te Loenen op 11 januari 1766, verloor op 5 november 1804 zijn vrouw, die toen 37 jaar was. Hij hertrouwde in juli 1805 met Geertjen Huiskamp uit Epe. Bij het magescheid met zijn vijf minderjarige kinderen kreeg Hendrik alle bezittingen, inclusief de vijf-vijfhamersbaksmolen, alles samen op 6159 gld gewaardeerd, waartegen hij ook alle schulden, belopende 5474 gld, voor zijn rekening moest nemen.
Blz. 471: Loenen, De Achterste Molen I
Van Veelens weduwe Fenneke Lammers bleef achter met de kinderen uit haar eerdere huwelijk met Teunis Cornelisse van Delden. Zij verbond de Middelste en de Achterste Molen in maart 1773 voor een schuld van 2200 gls aan de scholtis mr. Huybert van Hamel. Zij woonde toen zelf op de Middelste Molen, de Achterste Molen was nog in huur bij Bello, maar reeds in 1774 vinden we haar zoon Jan van Delden, die al pachter was van de tweede Achterste Molen, ook op de eerste Achterste Molen. De molen bleef eigendom van Fenneke Lammers, maar het nieuwe pachtcontract, dat in 1784 met Hackfot werd gesloten, stond op naam van de weduwe samen met haar vier volwassen knideren. Tot in 1780 zorgde Jan van Delden voor de beide Achterste Molens, maar toen werd de eerste Achterste Molen verhuurd.
In 1790 wordt op de Achterste Molen voor het eerst Jans broer Lammert van Delden genoemd. Een paar jaar later, in september 1795, is Jan van Delden overleden, in januari 1797 stierf Fenneke Lammers. In april 1797 vond een magescheid plaats, waarbij de Middelste Molen naar Hendrik van Delden ging en Lammert van Delden de Achterste Molen kreeg, mits uitkerende aan zijn broer Cornelis 1300 gld; hij moest ook de helft van de lening van 2200 gld tot zijn last nemen.
Blz. 475 en verder: Loenen, De Achterste Molen II
Inmiddels (1749) werd de molen reeds bewoond door een nieuwe pachter, Hendrik Simons of Simonis.
Hendrik Simon(i)s, een Duitse papiermaker, die meesterknecht was geweest op de bovenste Jeruzalemse molen in Velp, trouwde in 1748, het jaar waarin hij op de Achterste Molen kwam, met Jantje Garts (Jantje Gerrits Put) van Loenen. Eind 1755 was Simonis reeds overleden en zijn weduwe hertrouwde in 1756 met Jan (Teunisz.) van Delden, die met zijn moeder Fenneke Lammers de Middelste Molen I dreef. Jantje Put is in 1809 overleden.
De molenpacht, die nu 257 gld per jaar bedroeg, werd in 1756 nog door Jantje Put als weduwe van Hendrik Simonis betaald, maar daarna door haar tweede echtgenoot Jan van Delden. Tot 1781 bleef van Delden hier pachter. Jan van Delden heeft het werk op de Achterste Molen grotendeels kunnen overlaten aan Willem Wegerink, die als molenbaas in zijn dienst was. Wegerink overleed in augustus 1781.
Met ingang van 1 mei 1781 verpachtte Allard Wijnand Hacfort de molen voor zes jaar aan Willem Teiling voor 270 gld per jaar, later opgevolgd door Egbert Schuurman. Van Delden zal zich toen weer meer bezig hebben kunnen houden met de Middelste Molen van zijn moeder.
In oktober 1788 heeft de familie Hackfort de Achterste Molen van vijf bakken voor 2600 gld verkocht aan Jan van Delden en Jannetje Put, waarvoor zij een hypotheek van 2400 gld in de molen vestigden.
Egbert Schuurman diende zijn pachttermijn uit, maar werd in 1790 opgevolgd door een zoon van Jan van Delden, Teunis, die in april 1790 trouwde met Gerritje Derkse uit Brummen. Toen in september 1795 Jan van Delden was overleden, vond in maart 1795 het magescheid plaats tussen Jannetje Put en haar kinderen Teunis, Frederik, Hendrik en Marten. De Achterste Molen II werd daarbij toegewezen aan Teunis van Delden, maar hij moest de daarin gevestige hypotheek van 2400 gld voor zijn rekening nemen.
Jan van Delden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1756 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jantje Gerritse Put |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.