He is married to Anna Elisabeth Verhooren.
They got married on May 7, 1851 at Schinveld , he was 32 years old.
Child(ren):
zoon van molenaar Jan Joseph Dohmen en Maria Elizabeth Paulissen, geboren te Schinveld op 19 januari 1819, overleden te Schinveld op 8 augustus 1880, trouwde te Schinveld op 7 mei 1851 met Anna Elizabeth Verhooren, geboren te Oudewater op 30 augustus 1829, overleden te Schinveld op 30 mei 1880, dochter van Henricus Verhooren en Maria Agnes Scheuvens.
Jan Antoon Dohmen werd in 1871 eigenaar van de Onderste Molen [Van Bussel pag.297].
Tussen Jan Antoon Dohmen en zijn vader Jan Joseph enerzijds en de toenmalige pastoor Joors (1857-1877) van Schinveld anderzijds ontstond er onenigheid over de beek. Er lagen in die tijd in Schinveld bijna geen bruggen over de beek. De oevers waren zo laag en het water zo ondiep dat men ook op de "Plats" (= het plein voor de kerk) droogvoets over een paar stenen dwars door de beek kon gaan, bijvoorbeeld om de kerk te bereiken. Molenaar Dohmen had een nieuw molenrad laten maken, maar daarvoor moest de beek uitgediept worden. Het gevolg was dat het niet meer mogelijk was droogvoets de beek over te steken. Gedupeerden deden hun beklag bij de pastoor en deze maakte de zaak aanhangig bij de justitiële autoriteiten. Toen bleek dat het molenrad volgens de wet te groot was verloor Dohmen het proces, natuurlijk niet tot zijn genoegen. Toen vervolgens met Pasen volgens oud gebruik de meid van pastoor paaseieren kwam ophalen zei de molenaar dat hij geen eieren had met de woorden: "De heunderkes hubbe de eier in de baek gelag" [Bosch pag.68].
Volgens Scherpenzeel [1870] speelt deze kwestie in 1858. Hij vertelt het verhaal als volgt: "In de beek voor de pastorij had zich eene kleine zandbank gevormd, waardoor het onderwater des molens van Dohmen in zijnen geregelden afloop verhinderd werd. Het gemeentebestuur ontbied dus eenige werklieden om de beek op dat punt te zuiveren. Nu verschijnt de pastoor op eenmaal en begint de werklieden, vooral Antoon Dohmen, zoon van den molenaar Dohmen, op zulke ruwe manier te bejegenen, dat zij in haast het werk verlaten, vreezende in den kerkelijken ban geslagen te worden, bij alsdien zij nog continueerden. Het gezag van den inspecteur der buurtwegen, alstoen den heer Cremers te Bingelrade, moest ingeroepen worden. Deze heer geeft dan ook de noodige bevelen de beek voor de pastorij behoorlijk te zuiveren. De zaak was tot dusverre afgehandeld, maar de molenaar Dohmen en de heer pastoor hadden doch nog niet afzonderlijk hunne rekening vereffend. Eenige weken later gaat de meid van pastoor hare bedelaarsronde voor de paascheieren doen. In den molen gekomen, zegent zij het gebouw en geeft vervolgens hare zending te kennen. De molenaar bedankt haar zeer vriendelijk voor het goede, dat zij de molen wenscht, en verzoekt haar verder den eerwaarde heer pastoor te groeten en hem tevens te zeggen dat de hennen van den molenaar Dohmen hare eiers in de beek voor de opvaart van de pastorij leggen... De meid maakt rechtsomkeer en vergeet, bij haar vertrek, den molen te zegenen zoals gebruikelijk...".
Volgens zijn kleinzoon Sjang Diederen [1960] kreeg molenaar Jan Antoon Dohmen ook bekendheid met het verdrijven van kiespijn.
Na de dood van Jan Antoon zetten zijn ongehuwde broers Jan Mathijs (Mathieu) en Christiaan de exploitatie van de Onderste Molen voort.
Joannes Antonius Dohmen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1851 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna Elisabeth Verhooren |
The data shown has no sources.