Oorzaak: drowned
Uit acten in Archieven Rentmeesters der rentambten der Prinsen vanOranje in Zeeland (R.A. Zeeland), nr. 306, van 13, 17 en 27 augustus1751 blijkt omtrent het verdrinken van JACOBUS SWEMER het volgende: Inde morgen van 12 augustus 1751 tussen 7 en 8 uur voeren "d'Heer JACOBNEBBENS, Rentmeester van sijne Hoogheyts domeynen in Noordbeveland,d'Heer PIETER VAN HOORN, Stadhouder van den Wel Edelen Geboren Heer J.F.DE MAUREGNAULT, Hoog Bailluw en Rentmeester generaal Bewesten Scheldeetc. etc. etc. over den Eylande van Noordbeveland, BAREND VAN BEECK,wonende als Knegt bij voorn. Rentmeester NEBBENS, en PIETER KEMPEBORGER, alle woonagtig tot Colijnsplaet", in gezelschap van "de HeerAARNOUT SWEMER, Secretaris van Colijnsplaat, benevens deszelfs BroederJACOBUS SWEMER, oud omtrent 11 jaren", van Colijnsplaat weg om te gaanvissen aan de Walcherense wal. Gekomenbij de z.g. "Lijnwaetplaet" heeftde schipper (zijnde voornoemde BORGER) het vaartuig tegen de plaat op degrond gezet, waarna VAN HOORN, VAN BEECK en BORGER met het net op deplaat zijn gegaan om daar te vissen, gevolgd door JACOBUS SWEMER Âytnieuwgierigheyt om mede te sien vissen". NEBBENS en ARNOUT SWEMER blevenop het schip passen. Door opgaand water en wind in de zeilen raakte hetschip op een gegeven ogenblijk vlot en van de plaat af en, ondankspogingen van de beide opvarenden "om weder kant te krijgen", misluktezulks "eensdeels door de afleggende wind en anderdeels dooronervarendheyt om een vaartuig te regeren". Toen zij geen grond meerkonden bekomen, waren zij genoodzaakt zich op andere wijze te redden,zodat de anderen, "op de Plaet zijnde, van hun vaartuig ontbloot, doorde opkomende vloet van het water omcingelt" werden. JACOBUS SWEMER werddoor de anderen en speciaal door VAN HOORN, "als de daarnaest bijzijnde, tot redding geadsisteert, dan het water tot aan de lippengekomen zijnde en dus niet meer konnende te hulp komen is denselvenaldaar in hun gesigt verdronken, gelijk op heden dezen namiddagdenselven door eenen ADRIAAN PIETERSE, woonagtig tot Wissenkerke, op degemelde Plaat dood is vinden leggen en dus het doode lichaam bijdesselfs vader d'Heer J. SWEMER tot Colijnsplaat is thuysgebragt".
Aldus luidde de verklaring, op 13 augustus 1751 voor Schepenen vanColijnsplaat door NEBBENS, VAN HOORN, VAN BEEK en BORGER afgelegd.
Op 15 augustus 1751 liet de Hervormde predikant te Colijnsplaat Ds.MICHIEL VAN DEN VONDEL zich van de preekstoel in de kerk uit over ditgeval, vroeg zichaf of men "sigh niet misgaen heeft in dronckenschap" ensprak over indirecte doorslag. Zulks blijkt uit een verklaring, dieenige personen daarover op 17 augustus 1751 aflegden. Ter voorkoming vaneen prcedure naar aanleiding van de "gesegde woorden op den Predikstoelalhier op den 15 aangaande dir geval", waardoor NEBBENS, AARNOUT SWEMER,VAN HOORN, VAN BEECK en BORGER "vermeynden te zijn gegraveert engeinjurieert", verklaarde Ds. VAN DEN VONDEL op 27 augustus 1751 tenverzoeke van die vijf betrokkenen, dat hij hen erkende als eerlijkelieden, op wier gedrag hij niets weet te zeggen en dat hij geenbedoeling heeft gehad, hen door voormelde woorden te laederen, en dezewoorden, zo nodig, te revoceren en te herroepen, waarmede de tegenpartijtoen verklaarde genoegen te nemen.
The data shown has no sources.