Hij is getrouwd met Willemptje van den HOEK.Bron 2
Zij zijn getrouwd op 20 april 1766 te Kamerik, Ut, Nld.Bron 3
Kind(eren):
Notities over Jan de Leeuw
Jan werd als lidmaat van de Hervormde kerk te Kamerik aangenomen in 1768. (Bron: SAR)
Jan was herbergier, kerkmeester te Kamerik, schepen van 's-Gravesloot,lid van de municipaliteit en van het gemeentebestuur alsmede waarsman van het Groot-Waterschap van Woerden.
Jan de Leeuw kocht in 1777 bij openbare veiling een hofstede met huis,berg en 3 morgen 450 roeden land in 's-Gravesloot, belendende ten oostenzijn schoonvader Zeger van den Hoek en ten westen hemzelf (RAU, RA 896-2akte d.d.18 november). Hij moest dus reeds eerder land daar in eigendom hebben gehad, hoewel hij in de omslag van 1775 nog niet voorkomt, welzijn vader met 14 morgen 450 roeden en zijn schoonvader met 36 morgen 150 roeden. In 1780 was inmiddels al het land van zijn schoonvader in de polder 's-Gravesloot op zijn naam gekomen en bezat hij daar 40 morgen(Bron: Archief Groot Waterschap van Woerden, Collecteboeken).
Op 20 januari 1779 had namelijk ten overstaan van Helmert van Dam,notaris te Utrecht, een voorlopige scheiding plaatsgevonden tussen Grietje van Spengen als boedelhoudster van Zeger van den Hoek ener zijdsen anderzijds haar dochters Willemijntje gehuwd met Jan de Leeuw,Neeltje gehuwd met Klaas Brunt, Adriaanje gehuwd met Jacob Fokker en Lijsje gehuwd met Hendrik de Lange.
Daarbij was aan Jan de Leeuw toebedeeld: een huis, zijnde de herberg genaamd de Kruipin, met berg en schuren en met een huis waarin de bakkerij wordt uitgeoefend daaraan annex, twee daggelders huisjes en 18 morgen, 450 roeden wei-, hooi- en bouwland in het gerecht 's-Gravesloot,strekkende van de Oudelandsewetering en ten westen Jan de Leeuw. Voorts 9 morgen aldaar, belendende ten oosten Jan de Leeuw en ten westen het volgende perceel. Tenslotte 9 morgen 300 roeden aldaar, waarvan de oostelijke 4 morgen strekken van de oude landscheiding tot over de Gelderse kade en de westelijke 5 morgen 300 roeden van het land van burgemeester Costerus tot over de Gelderse kade, belendende ten westenland van genoemde burgemeester en van de heer Swartendijk. Dit alles tegen een bedrag van f 15.600,-, voldaan met een obligatie van f 6.000,-a 3% en de rest in contanten op 15 april van dat jaar.
Op 14 maart van dat jaar bekende Jan de Leeuw voor dezelfde notaris 4000 gulden a 3% schuldig te zijn aan Mr. Gijsbert Swartendijk, en op 21 april verklaarde zijn schoonmoeder aan ieder van haar kinderen in plaats van de legitieme portie 2000 gulden te hebben uitgekeerd, waarmee zij verklaarden tevreden te zijn (GAU, SS 456-II, akten 327, 338 en 344).
Op 1 juni 1799 maakten hij en zijn echtgenote hun testament waar in bepaald werd dat de langstlevende de boedel zou erven en de rest in vruchtgebruik zou houden tot overlijden of hertrouwen. De kinderen kwam de legitieme portie toe.
De langstlevende werd belast met de voogdij over minderjarige erfgenamen. (Bron: GAU, SS 1527, folio 97) In 1808 benoemden zij tot executeurs-testamentair en voogden hun zonen Albert de Leeuw en Zeger de Leeuw, enige maanden later veranderden zij dit in die zin dat Albertvoogd werd en Zeger toeziend voogd. (Bron: ARA, NA 8760, akte 6, NA 8761, akte 59)
Kort voor zijn dood maakte Jan de Leeuw op 20 april 1829 nog een nieuw testament. De boedelafwikkeling werd beschreven bij notaris Buddingh te Harmelen. De onroerende goederen bestonden uit:
1. een huis en herberg "De Kruipin" met twee bergen, twee schuren,koepel en kolfbaan en 15 bunder 96 roeden 69 ellen land in's-Gravesloot;
2. 3 bunder 19 roeden 34 land aldaar;
3. een huis met berg en 3 bunder 19 roeden 34 ellen land aldaar;
4. 4 bunder 25 roeden 78 ellen land aldaar;
5. een huis met twee schuren en broodbakkerij en 11 bunder, 92 roeden land aldaar;
6. een huis, berg en wagenloods en 4 bunder 67 roeden land aldaar;
7. 6 bunder 81 roeden land aldaar;
8. 2 bunder 55 roeden 38 ellen hooiland in de aangrenzende polder het Oudeland;
9. een uiterdijk groot 21 roeden tussen de Rijn en de dijk op Geestdorp aldaar.
Ieder van de erfgenamen bracht in de boedel in hetgeen hij eerder gekregen of geleend had. Arie de Leeuw kocht 10/11 van de onder 1 tot en met 4 genoemde onroerende goederen voor f 11.818,-. Daaronder was de herberg, naar de wens die zijn vader in zijn laatste testament had vastgelegd.
De bakkerij werd gedreven door Gerrit de Leeuw, maar deze was niet instaat hem zelf over te nemen. Dat deed nu zijn broer Martinus, die korenmolenaar was te Polsbroekerdam. Hij kocht een deel van nummer 5,namelijk 10/11 deel van de bakkerij c.a. met 5 bunder 52 roeden wielanden 85 roeden 16 ellen bouw- en bosland. Verder van nummer 6, groot 4 bunder 67 roeden, en tenslotte van een uiter dijkje beplant met Wilgenbomen, waarschijnlijk nummer 9.
Jan de LEEUW | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1766 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willemptje van den HOEK |