Woudwyk Genealogía » Wytze Wietse Riencks van Cammingha (????-1533)

Persoonlijke gegevens Wytze Wietse Riencks van Cammingha 


Gezin van Wytze Wietse Riencks van Cammingha

Hij is getrouwd met Rints Fransdr van Minnema.

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):



Notities over Wytze Wietse Riencks van Cammingha

Wytze van Cammingha
 
Hij is getrouwd met Rints Fransdr van Minnema


Kinderen:


Catryn van Cammingha  ?-1546
Frans van Cammingha  ?-1559
Tiete van Cammingha  ?-1552
Doedt van Cammingha ?-1590
Minne van Cammingha  ?-1571
Sytse Sipcke van Cammingha 
Tjemck van Cammingha  ?-1546
Mary van Cammingha 
Sjouck van Cammingha 
Ymck van Cammingha  ?-1545
Haye van Cammingha  ?-1549
Watze van Cammingha  1515-1576
Rienck van Cammingha  1517-1584



Notities over wytze van Cammingha
Wytze van Cammingha, overleden 1533 ,na 24-10-1533, begraven Leeuwarden ,bij de Dominicanen, zoon van Rienck van Eminga, ,later van Cammingha en Sjouck Hayesdr van Cammingha
Cammingha
In 1515 bij de heerschappen, die Karel V huldigen, als Wytze Camminga (Thabor) en als Witze Cammingha (Winsemius).
Hij was heer van Camminghaburg bij Leeuwarden,maar woonde op Oenemastate bij Wirdum.
Ook raadsheer bij het Hof van Friesland 1531-1533.
Hij testeerde met zijn vrouw op 24-10-1533 (F.T.129).
T323-2754: op het graf konden vroeger bij de wapens de namen van zijn grootouders worden afgelezen Kamminga-Eminga en Heringa-Jousma.
De grootouders zijn echter Minne van Eminga x Tjemck van Cammingha en Haye van Jelmera x Doedt van Dokema.
Wytze was gehuwd met Rints Fransdr van Minnema, overleden 1546, begraven Leeuwarden ,bij de Dominicanen, dochter van Frans Sipckes van Minnema en Rints Tietesdr van Hommema.
Zij woonde met haar man op Camminghaburg en sloot in 1536 een overeenkomst met het stadsbestuur van Leeuwarden om bijstand voor Camminghaburg in geval van oorlog.
HvF 16481-527 d.d.27-10-1536:als weduwe van Wytze met haar broer en zusters bij de gedaagden.
Zij testeerde in 1533 en 1545 (F.T.129 en 189).
T323-2754: op het graf konden vroeger bij de wapens de namen van haar grootouders worden afgelezen Minnema-Botnia en Hommema-Poppinga.
De grootouders zijn echter Sipcke van Minnema x Ymck van Dotinga en Tiete van Hommema x Tryn van Foppinga.
Rints was later gehuwd met Here van Roorda, afkomstig uit Tzummarum, overleden 1541, zoon van Sybrant van Roorda en Haring Heresdr van Hottinga.
Uit
1 . Watze van Cammingha
2. Frans van Cammingha
3 Catryn van Cammingha, overleden 1 mrt 1546, begraven Bolsward ,grafschrift.
Catryn was gehuwd met Tjaert van Juwinga, ,ook Jongema, overleden Leeuwarden v 11 sep 1586, begraven Bolsward ?, zoon van Goslick van Juwinga, ,ook Jongema en Ydt Sytzesdr van Harinxma.
Tjaert was later gehuwd met Jel van Dekema, overleden 1587, dochter van Hette van Dekema en Reynsck van Camstra.
4 Doedt van Cammingha, overleden 16 apr 1590 *, begraven Leeuwarden, Jacobijnerkerk.
T326-889,890: Doedt beheerde de nalatenschap van haar man 1553-1588 en zij testeerde te Leeuwarden in 1588 als weduwe van George van Roorda.
Dochter Rints van Roorda en kleindochter Doedt van Holdinga lieten haar steen plaatsen in 1590 (notities Aernout van Buchel).
Doedt was gehuwd met Jurjen van Roorda, ook George, afkomstig uit Tzummarum, overleden Antwerpen 1553, zoon van Sybrant van Roorda en Haring Heresdr van Hottinga.
Vermeld in GJB 1975-112.
T326-884:George van Roorda koopt land te Spannum van Sipcke Ebes (1548).
T326-885:zijn testament uit 1553.
5 Tiete van Cammingha,
6 Minne van Cammingha, .
7 Sytse van Cammingha, ook Sipcke.
8 Rienck van Cammingha, overleden 16 apr 1584 *.
Als Reinerus Cammingha in sep 1546 student te Leuven en op 28-4-1552 te Keulen.
Volgens testamenten van zijn ouders kwam hij als jongste zoon in bezit van Camminghaburg.Hij testeerde op 26-12-1561 en vermaakte zijn goederen aan zijn vrouw Beyts en aan zijn broer Minne en diens zoon Gerrolt,die aanspraken kreeg op Camminghaburg.
Rienck was gehuwd met Beyts van Haerda, geboren 4 feb 1536, overleden 22 sep 1589, dochter van Fedde van Haerda en Saeck Gerlofs van Herwey.
Voor haar geboortedatum zie GJB 1970-49.
Zij testeerde als weduwe op 4-4-1589 (T313-353, T323-25 en EEE-1-3).
9 Tjemck van Cammingha, overleden 19 jun 1546 *, begraven Dokkum.
1 *Het "Dootboeck" (GEN 742) geeft als sterfdatum 19-6-1545,begraven te Bornwerd en ook 19-6-1546,begraven te Dokkum. Omdat in de Grote Kerk van Dokkum een grafsteen is gevonden van een vrouwelijke Cammingha, overleden in 15.. is dit vermoedelijk haar grafsteen en dan is de tweede datum de juiste. Hessel de Walle maakte een foto van deze grafsteen met vrouwenwapen Cammingha en zeer waarschijnlijk het mannenwapen Aylva van Bornwerd. Ook GJB 1995-161 vermeldt Dokkum als begraafplaats.
Tjemck was gehuwd met Frans van Aylva, geboren ± 1513, overleden 25 jan 1563 ,50 jaar, begraven Bornwerd ,grafschrift, zoon van Sytse van Aylva en Luts van Minnoltsma.
Hij woonde op Sytsemastate/Minnoltsmastate te Bornwerd.
Hij testeerde op 20-1-1563,krank van lichaam (T323-01,inv.nr.158).
Zijn naam en die van Rixt van Unia op een zerk te Bornwerd (de Vrije Fries XXIII).
Zie ook GJB 1995-161.
Frans was later gehuwd met Rixt van Unia, overleden 1606 *, begraven Bornwerd, dochter van Juw Auckes van Unia en Ael Ritsckesdr van Juckema.
10 Mary van Cammingha
11 Sjouck van Cammingha, ,ongehuwd.
12 Ymck van Cammingha, overleden n 1545 ,ongehuwd.
Volgens het stamboek F.A. in 1545 als minderjarige onder voogdij van haar oom Watze en van haar tante Tryn.
13 Haye van Cammingha., overleden na 1549 (?)
Haye wordt genoemd in het testament van zijn ouders d.d.27-10-1533.
Als Hayo Cammingha op 14-7-1540 student te Leuven en vermoedelijk op 23-12-1549 te Orleans.


Woning (States en Stinzen)
Dit tweede Camminghahuis stond in de Grote Kerkstraat op nrs. 20 en 22 te Leeuwarden.
Het huis wordt voor het eerst vermeld in het midden van de 16e eeuw.
Geschiedenis In de 16e eeuw bezat het geslacht Cammingha een viertal stinsachtige woningen in Leeuwarden, waarvan er drie in de Grote Kerkstraat stonden. De oudst bekende eigenaar was Wytze van Cammingha, die door zijn huwelijk met Rints van Minnema het uitgebreide Minnemabezit met dat van de Cammingha's verenigde. Zijn zes zonen verdeelden het bezit.
Dit huis lag op één van de grootste particuliere erven aan de Grote Kerkstraat tegenover de Doelestraat. Het strekte zich rond 1600 uit tot de Bollemanssteeg. Het uit verscheidene bouwvolumina bestaande complex werd rond het midden van de 16e eeuw, evenals het Minnemahuis, eigendom van Frans van Cammingha uit de nalatenschap van zijn vader Wytze. Het complex eindigde in 1603 met een pand in de diepte op de hoek van de Bollemanssteeg, welke straat in 1582 langs of over het Cammingha territorium was gerooid.
Toen Frans in 1559 stierf, erfde zijn jongste zoon Sybrand en na diens dood zijn broer Wytze het complex. Wytze overleed in 1606 kinderloos te Emden en het huis kwam in bezit van Frans van Cammingha, de zoon van Sybrand.


Het hoekhuis
Dit huis op de hoek van de steeg lijkt geen verbinding met het eigenlijke Camminghacomplex te hebben gehad en er geen deel van geweest te zijn. Nadat een groot stuk van het bij dit huis behorende erf al enige jaren in andere handen was geweest, werd het in 1594 verkocht en bleef tot 1639 een afzonderlijk eigendom en het hoekhuis een aparte woning. Vanaf 1639 was het weer in één hand met nr. 22 en diende aan het eind van de 17e eeuw als koetshuis en stalling. Als zodanig hoorde het nu eens tot het aan de overzijde van de straat gelegen nr. 29, dan weer -en sinds 1922 definitief- tot het belendende nr. 22. Kort na 1922 werd het gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe uitbreiding van de Keuringsdienst van Waren die toen op nr. 22 gevestigd was.


Het hoofdhuis
De rest van het complex dat in 1603 uit vier vleugels bestond, werd na de dood van Wytze van Cammingha in 1606 gesplitst. Het hoofdhuis liet hij na aan zijn neef Frans, het ‘cleynhuys’, dat afzonderlijk door een familielid werd bewoond, aan zijn zuster Saepck.
Tien jaar later was het gehele complex eigendom van en bewoond door Aede van Eysinga en zijn vrouw Foeck van Eelsma. In 1622 verkocht Foeck van Eysinga-van Eelsma, ondertussen weduwe geworden, een deel van het complex (t.p.v. het huidige nr. 22) aan Willem van Haren, de stalmeester van stadhouder Ernst Casimir en kapitein van de garde.
Het andere deel blijkt dan in het bezit van haar moeder, die het kort daarna bij akkoord teruggaf aan haar dochter die het reeds in 1625 verkocht.


De omschrijvingen van het complex bij de verkopingen in 1622 en 1625 verschaffen enig licht in de opzet ervan. Het bestaat dan uit een hoofdhuis, dat zelf weer is samengesteld uit een groot- en een klein deel en een ‘cleynhuys’ ten westen van het hoofdhuis.
Willem van Haren krijgt het grootste deel van het hoofdhuis, dat dan ook alle belangrijke vertrekken bevat: "het sael, voorhuys, daagkamer, somerkoken ende poeskoken (= spoel- of bijkeuken) daerafter". Het functioneert dus geheel zelfstandig als woning en is groter dan het afgesplitste nr. 20. We hebben hier kennelijk te maken met het eigenlijke Camminghahuis. Later heeft het dan ook steeds aanzienlijker families als eigenaren/bewoners dan het afgesplitste deel. Onder hen vinden we de families Van Loo en Van Harinxma thoe Slooten, die het huis, na het ongeveer een eeuw bewoond te hebben, in 1874 aan de eveneens adellijke familie Sixma van Heemstra verkopen. Na hun perceel te hebben verbreed door de aankoop van een enkele meters brede strook van nr. 20, laat Sixma van Heemstra het huis tussen 1877 en 1895 slopen en over de nieuwe breedte het huidige 5 vensterassen brede en 3 verdiepingen hoge blokvormige pand bouwen. Een statig en streng herenhuis. Na nog andere particuliere eigenaren te hebben gehad, wordt het rond 1920 door de Provincie aangekocht en tot zetel van de Keuringsdienst van Waren bestemd.
Rond 1970 komt het huis in bezit van Uitgeverij Jongbloed, reeds sinds 1925 eigenaar van het naastgelegen Camstrahuis en (later) ook het daar weer naast gelegen Aebinghahuis, die het als papiermagazijn/drukkerij tot midden jaren 90 van de vorige eeuw gebruikt, om daarna naar Heerenveen te verhuizen.


De zijkamer en het bijhuis
De eigendomssplitsing tussen beide delen van het complex, die vermoedelijk kort vóór 1622 tot stand was gekomen, was definitief. Sinds 1625 ontwikkelden beide percelen zicht geheel onafhankelijk. Pas in 1977 kwamen zij weer in één hand.
Het afgesplitste nr. 20 was samengesteld uit een klein deel van het hoofdhuis ( de zijkamer) en het ‘cleynhuys’. Dit bijhuis had zoals gebruikelijk een min of meer zelfstandig karakter. Na 1625 telde het aldus samengestelde huis vele eigenaars, waarvan de familie Saeckma van Wyckel vermeld moet worden, omdat zij rond 1775 een ingrijpende modernisering lieten uitvoeren. Tot ver in de 20e eeuw bleef het particulier bewoond. Het diende tot 1977 tot Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum en is sindsdien tot het midden van de 90-er jaren in gebruik geweest bij Uitgeverij Jongbloed. Nu is het weer particulier bewoond.
Bewoners 16e eeuw Wytze van Cammingha
- 1559 Frans van Cammingha
1559 Sybrand van Cammingha
- 1606 Wytze van Cammingha
1606 - ? Frans van Cammingha
rond 1615 Aede van Eysinga en zijn vrouw Foeck van Eelsma
1622 Foeck van Eysinga-Eelsma
Willem van Haren
familie Van Loo
- 1874 familie Van Harinxma thoe Slooten
1874 - ca. 1920 familie Sixma van Heemstra
1875 Provinciale Staten van Friesland
ca 1970 - ca 1995 drukkerij Jongbloed
Huidige doeleinden Het hoofdhuis (nr. 22) is opgedeeld in appartementen, het ‘bijhuis’ nr. 20 is particulier bewoond.


 


 


https://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema-dotinga-en-visser/I6246.php 


 


 


Notas sobre wytze van Cammingha
Wytze van Cammingha, murió 1533, después del 24-10-1533, enterró Leeuwarden, con los dominicanos, hijo de Rienck van Eminga, más tarde de Cammingha y Sjouck Hayesdr van Cammingha
cammingha
En 1515 con los señorías que honran a Carlos V, como Wytze Camminga (Thabor) y como Witze Cammingha (Winsemius).
Era el señor de Camminghaburg cerca de Leeuwarden, pero vivía en Oenemastate cerca de Wirdum.
También consejero en el Tribunal de Frisia 1531-1533.
Probó con su esposa el 24/10/1533 (F.T.129).
T323-2754: los nombres de sus abuelos Kamminga-Eminga y Heringa-Jousma se podían leer en la tumba en el pasado.
Sin embargo, los abuelos son Minne van Eminga x Tjemck van Cammingha y Haye van Jelmera x Doedt van Dokema.
Wytze se casó con Rints Fransdr van Minnema, murió en 1546, enterró a Leeuwarden, con los dominicanos, hija de Frans Sipckes van Minnema y Rints Tietesdr van Hommema.
Vivía con su marido en Camminghaburg y en 1536 concluyó un acuerdo con el ayuntamiento de Leeuwarden para la asistencia de Camminghaburg en caso de guerra.
HvF 16481-527 dd27-10-1536: como viuda de Wytze con su hermano y hermanas con los acusados.
Probó en 1533 y 1545 (F.T.129 y 189).
T323-2754: los nombres de sus abuelos, Minnema-Botnia y Hommema-Poppinga, se podían leer en la tumba en el pasado.
Sin embargo, los abuelos son Sipcke van Minnema x Ymck van Dotinga y Tiete van Hommema x Tryn van Foppinga.
Rints se casó más tarde con Here van Roorda, de Tzummarum, murió en 1541, hijo de Sybrant van Roorda y Haring Heresdr van Hottinga.
de
1. Watze de Cammingha
2. Francés de Cammingha
3 Catryn van Cammingha, murió el 1 de marzo de 1546, enterrado Bolsward, epitafio.
Catryn estaba casada con Tjaert van Juwinga, también Jongema, fallecido Leeuwarden v el 11 de septiembre de 1586, enterró a Bolsward ?, hijo de Goslick van Juwinga, también Jongema y Ydt Sytzesdr van Harinxma.
Tjaert se casó más tarde con Jel van Dekema, murió en 1587, hija de Hette van Dekema y Reynsck van Camstra.
4 Doedt van Cammingha, murió el 16 de abril de 1590 *, enterró a Leeuwarden, Jacobijnerkerk.
T326-889,890: Doedt administró la herencia de su esposo entre 1553 y 1588 y probó en Leeuwarden en 1588 como viuda de George van Roorda.
A su hija Rints van Roorda y a su nieta Doedt van Holdinga se le colocó la piedra en 1590 (notas Aernout van Buchel).
Doedt estaba casado con Jurjen van Roorda, también George, de Tzummarum, murió Amberes en 1553, hijo de Sybrant van Roorda y Haring Heresdr van Hottinga.
Incluido en GJB 1975-112.
T326-884: George van Roorda compra un terreno en Spannum a Sipcke Ebes (1548).
T326-885: su testamento de 1553.
5 Tite de Cammingha,
6 Amor por Cammingha,.
7 Sytse van Cammingha, también Sipcke.
8 Rienck van Cammingha, murió el 16 de abril de 1584 *.
Como Reinerus Cammingha en septiembre de 1546 estudiante en Lovaina y el 28-4-1552 en Colonia.
Según los testamentos de sus padres, tomó posesión de Camminghaburg como el hijo menor. Probó el 26-12-1561 y legó su propiedad a su esposa Beyts ya su hermano Minne y su hijo Gerrolt, quienes recibieron reclamaciones sobre Camminghaburg.
Rienck estaba casada con Beyts van Haerda, nació el 4 de febrero de 1536, murió el 22 de septiembre de 1589, hija de Fedde van Haerda y Saeck Gerlofs van Herwey.
Para su fecha de nacimiento, ver GJB 1970-49.
Hizo la prueba como viuda el 4-4-1589 (T313-353, T323-25 y EEE-1-3).
9 Tjemck van Cammingha, murió el 19 de junio de 1546 *, enterró a Dokkum.
1 * El "Dootboeck" (GEN 742) da como fecha de muerte 19-6-1545, enterrado en Bornwerd y también 19-6-1546, enterrado en Dokkum. Debido a que se encontró una lápida de una mujer Cammingha, que murió en 15, en el Grote Kerk de Dokkum, esta es probablemente su lápida y la segunda fecha es la correcta. Hessel de Walle tomó una foto de esta lápida con el escudo de armas femenino Cammingha y muy probablemente el escudo de armas masculino Aylva van Bornwerd. GJB 1995-161 también menciona Dokkum como cementerio.
Tjemck estaba casada con Frans van Aylva, nació ± 1513, murió el 25 de enero de 1563, a los 50 años, enterrado Bornwerd, epitafio, hijo de Sytse van Aylva y Luts van Minnoltsma.
Vivió en Sytsemastate / Minnoltsmastate en Bornwerd.
Probó el 20-1-1563, enfermo de cuerpo (T323-01, inv.nr.158).
Su nombre y el de Rixt van Unia en una lápida en Bornwerd (de Vrije Frisian XXIII).
Véase también GJB 1995-161.
Frans se casó más tarde con Rixt van Unia, murió en 1606 *, enterró a Bornwerd, hija de Juw Auckes van Unia y Ael Ritsckesdr van Juckema.
10 María de Cammingha
11 Sjouck de Cammingha, soltero.
12 Ymck van Cammingha, murió en 1545, soltero.
Según el libro genealógico F.A. en 1545 cuando era menor de edad bajo la tutela de su tío Watze y su tía Tryn.
13 Haye van Cammingha., Murió después de 1549 (?)
Haye se menciona en el testamento de sus padres con fecha 27-10-1533.
Como Hayo Cammingha el 14-7-1540 estudiante en Lovaina y presumiblemente el 23-12-1549 en Orleans.


Casa (Estados y Stinzen)
Esta segunda casa de Cammingha estaba ubicada en Grote Kerkstraat en los números 20 y 22 en Leeuwarden.
La casa se menciona por primera vez a mediados del siglo XVI.
Historia En el siglo XVI, la familia Cammingha poseía cuatro casas parecidas a stins en Leeuwarden, tres de las cuales estaban en Grote Kerkstraat. El propietario más antiguo conocido era Wytze van Cammingha, quien, a través de su matrimonio con Rints van Minnema, unió la extensa propiedad de Minnema con la de los Cammingha. Sus seis hijos dividieron la propiedad.
Esta casa estaba ubicada en uno de los patios privados más grandes de Grote Kerkstraat, frente a Doelestraat. Se extendió al Bollemanssteeg alrededor de 1600. El complejo, que consta de varios volúmenes de construcción, pasó a ser propiedad de Frans van Cammingha a mediados del siglo XVI, como la Casa Minnema, de la finca de su padre Wytze. El complejo terminó en 1603 con un edificio en las profundidades en la esquina de Bollemanssteeg, cuya calle había sido despejada a lo largo o sobre el territorio de Cammingha en 1582.
Cuando Frans murió en 1559, su hijo menor Sybrand y después de su muerte su hermano Wytze heredaron el complejo. Wytze murió sin hijos en Emden en 1606 y la casa pasó a manos de Frans van Cammingha, el hijo de Sybrand.


La casa de la esquina
Esta casa en la esquina del callejón parece no haber tenido conexión con el complejo de Cammingha propiamente dicho, ni haber sido parte de él. Después de que una gran parte de la propiedad perteneciente a esta casa cambió de dueño durante algunos años, se vendió en 1594 y permaneció como propiedad separada hasta 1639 y la casa de la esquina como casa separada. A partir de 1639 volvió a ser propiedad del número 22 y sirvió como cochera y establos a finales del siglo XVII. Como tal, una vez perteneció al No. 29 al otro lado de la calle, luego nuevamente -y definitivamente desde 1922- al adyacente No. 22. Poco después de 1922 fue demolido para dar paso a la nueva extensión de la Inspección de Waren, que entonces fue ubicado en el nº 22.


La casa principal
El resto del complejo, que constaba de cuatro alas en 1603, se dividió después de la muerte de Wytze van Cammingha en 1606. Dejó la casa principal a su primo Frans, los 'cleynhuys', que estaba habitada por separado por un pariente, a su hermana Saepck.
Diez años más tarde, Aede van Eysinga y su esposa Foeck van Eelsma poseían y ocupaban todo el complejo. En 1622, Foeck van Eysinga-van Eelsma, mientras tanto enviudado, vendió parte del complejo (en lugar del actual nº 22) a Willem van Haren, el escudero del Stadtholder Ernst Casimir y capitán de la guardia.
La otra parte resulta estar en posesión de su madre, quien poco después la devolvió por convenio a su hija, que ya la vendió en 1625.


Las descripciones del complejo en las subastas de 1622 y 1625 dan algo de luz sobre su diseño. Luego consta de una casa principal, que a su vez se compone de una parte grande y una pequeña y un 'cleynhuys' al oeste de la casa principal.
Willem van Haren obtiene la mayor parte de la casa principal, que contiene todas las habitaciones importantes: "el sael, voorhuys, dayroom, somerkoken ende poeskoken (= enjuague o despensa) daerafter". Por lo tanto, funciona de manera completamente independiente como una casa y es más grande que el No. 20. Aparentemente estamos tratando aquí con la Casa Cammingha real. Más adelante, por lo tanto, tiene familias cada vez más significativas como propietarios / residentes que la parte escindida. Entre ellos se encuentran las familias Van Loo y Van Harinxma thoe Slooten, quienes, después de haber vivido en ella durante aproximadamente un siglo, vendieron la casa en 1874 a la también noble familia Sixma van Heemstra. Después de ampliar su terreno mediante la compra de una franja del número 20 de varios metros de ancho, Sixma van Heemstra demolió la casa entre 1877 y 1895 y construyó el edificio actual en forma de bloque con 5 ventanas de ancho y 3 pisos de alto sobre el nuevo ancho. Una mansión señorial y estricta. Después de haber tenido otros propietarios privados, fue comprada por la Provincia hacia 1920 y designada como sede del Servicio de Inspección de Mercancías.
Alrededor de 1970, la casa pasó a manos de Uitgeverij Jongbloed, propietario de la adyacente Camstrahuis desde 1925 y (más tarde) también de la adyacente Aebinghahuis, que la utilizó como almacén de papel / imprenta hasta mediados de la década de 1990, antes de ser trasladada a Heerenveen para moverse.


La habitación lateral y el anexo.
La división de la propiedad entre las dos partes del complejo, que probablemente se estableció poco antes de 1622,fue final. Desde 1625, ambas parcelas se han desarrollado de forma completamente independiente. No fue hasta 1977 que se reencontraron.
La escisión nº 20 estaba compuesta por una pequeña parte de la casa principal (la habitación lateral) y los 'cleynhuys'. Como es habitual, esta rama tuvo un carácter más o menos independiente. A partir de 1625, la casa así compuesta tuvo muchos propietarios, de los que hay que mencionar a la familia Saeckma van Wyckel, porque se llevó a cabo una modernización radical hacia 1775. Permaneció habitado de forma privada hasta bien entrado el siglo XX. Sirvió como Museo Frysk Letterkundich y Dokumintaasjesintrum hasta 1977 y ha sido utilizado por Uitgeverij Jongbloed hasta mediados de la década de 1990. Ahora vuelve a estar habitado de forma privada.
Habitantes Wytze de Cammingha del siglo XVI.
- 1559 Francisco de Cammingha
1559 Sybrand de Cammingha
- 1606 Wytze de Cammingha
1606 -? Francés de Cammingha
alrededor de 1615 Aede van Eysinga y su esposa Foeck van Eelsma
1622 Foeck van Eysinga-Eelsma
Guillermo de Haren
familia van Loo
- 1874 familia Van Harinxma thoe Slooten
1874 - ca 1920 familia Sixma van Heemstra
1875 Consejo provincial de Frisia
ca 1970 - ca 1995 imprenta Jongbloed
Propósitos actuales La casa principal (No. 22) está dividida en apartamentos, la 'Casa de la sucursal' No. 20 está habitada de forma privada.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Wytze Wietse Riencks van Cammingha?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).



Visualiseer een andere verwantschap

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Over de familienaam Van Cammingha


De publicatie Woudwyk Genealogía is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Martin Woudwyk, "Woudwyk Genealogía", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/woudwyk-genealogia/I21409.php : benaderd 27 mei 2024), "Wytze Wietse Riencks van Cammingha (????-1533)".