West-Europese adel » Hendrik Geldorpius (1522-1585)

Persoonlijke gegevens Hendrik Geldorpius 


Gezin van Hendrik Geldorpius

Hij is getrouwd met Aaltje Oenesd..

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. Goswin Geldorpius  1563-1627 


Notities over Hendrik Geldorpius

GELDORPIUS (Henricus), geb. in 1522 of 1523 in het brabantsche dorp Geldrop, destijds meest Geldorp geheeten (vandaar zijn naam), gest. in den zomer van 1585 te Ruhrort, verloor reeds vroeg zijn ouders. Op dertienjarigen leeftijd ging hij naar Deventer ‘ad capiendum ingenii.’ Na een lastig proces met zijn stiefmoeder te hebben gewonnen, begaf hij zich twee jaren daarna naar Zwolle, waar hij in het voorjaar van 1538 zijn studiën begon. Te Deventer had hij onder leiding van Meppius, Longolius en andere Humanisten gewerkt en hun denkbeelden dankbaar aanvaard; te Zwolle, waar met Sauromata de oude scholastiek was hersteld, had Geldorpius veel te lijden van de vijandschap van Grualdus, den prior van het Predikheerenklooster, en zijn monniken. Van Zwolle ging hij kort na Paschen 1541 naar Leuven, destijds het bolwerk van het oude geloof; het zal meer uit traditie dan uit sympathie zijn geweest, dat hij daar ging studeeren. Aan het collegium trilingue legde hij zich vooral toe op de studie van het Grieksch; aan het paedagogium Castrense had men weldra goede verwachting van hem. Maar hoe meer zijn humanistische denkbeelden hier bekend werden, hoe moeilijker werd zijn verhouding met zijn leermeesters en met de geestelijkheid; ten slotte werd een vervolging wegens ketterij tegen hem ingesteld, die hem in het begin van 1545 haastig Leuven deed verlaten. Over Antwerpen reisde hij naar Groningen, waar hij in April van dat jaar aankwam. Behalve volkomen vrijheid van denken vond Geldorpius hier geestverwanten, die hem met sympathie begroetten en bescherming verleenden, zoo Praedinius, Hieronymus Frederici, de Ewsums. Zijn verblijf te Groningen was dan ook van grooten invloed op de vorming en ontwikkeling van zijn geest; ook hier wenschte men hervorming der kerk in de kerk en keurde men tegelijk de misbruiken in het kerkelijk leven en de kettervervolging af; maar tot aansluiting bij Luther en zijn reformatie was men ongeneigd. Ook door den invloed van zijn groningsche vrienden werd aan Geldorpius het rectoraat der school te Sneek aangeboden, welk ambt hij 1 Mei 1546 aanvaardde. Hij voldeed hier zeer goed, zoodat hem dan ook na weinige jaren het rectoraat te Leeuwarden werd aangeboden. Wanneer hij Sneek heeft verlaten, is niet bekend; maar zeker is, dat hij niet later dan in het voorjaar van 1550 te Leeuwarden in functie is getreden. Hier had hij evenwel de vijandschap te verduren van Hippolytus Persijn, president van het Hof van Friesland, die hem zelfs noodzaakte zijn ontslag te nemen. Gelukkig werd hij 7 Juni 1555 benoemd tot rector te Delft; in het contract van dien datum noemt hij zich ook Castritius, welke naam hij ook later bleef gebruiken. Ook te Delft heeft hij niet lang in vrede geleefd; door den pastoor aldaar werd hij van ketterij beschuldigd, vluchtte, hoewel zwaar ziek, in den nacht naar den Haag; deze vlucht moet worden gesteld tegen Paschen 1558. Na van zijn ziekte in den Haag te zijn hersteld, vluchtte hij naar Keulen waar hij zich Paschen 1559 bevond; hij was toen wegens ketterij uit Holland gebannen. Spoedig vond hij weer een hem waardig ambt; in Mei 1559 werd hij rector der nieuwe school te Duisburg; 18 October d.a.v. werd zij geopend met een rede van den nieuwen rector. Door hem kwam zij ook in korten tijd tot bloei. Maar ook hier kreeg Geldorpius, die blijkbaar geen gemakkelijk man was, moeilijkheden met zijn praeceptor Molanus en diens schoonvader, den beroemden Mercator, zoodat hij in den herfst van 1561 zijn ontslag verkreeg; zijn opvolger werd de genoemde Molanus. Na zijn aftreden heeft Geldorpius te Duisburg een bijzondere school opgericht; het blijkt, dat terugkeer naar de Nederlanden hem zoo goed als onmogelijk was, hoewel Hopperus, die een oom van zijn vrouw was, moeite daarvoor deed. Maar Geldorpius kwam hoe langer hoe meer in den reuk van ketterij; ook maakte hij bezwaar aan Hopperus een verklaring van instemming met de gronden van het katholieke geloof te geven. Toch zond hij in 1563 een smeekschrift aan den Koninklijken Raad om hem den terugkeer naar zijn vaderland toe te staan; het werd evenwel afgewezen. Dat was voor hem des te onaangenamer, omdat hem zoowel te Staveren als te Kampen het rectoraat was aangeboden; het laatste ambt had hij gaarne aanvaard. Zoo bleef hij, blijkbaar in bekrompen omstandigheden, te Duisburg wonen en werken. Daar was hij nog in 1573; in 1578 vond Emmius hem te Homberg, waarheen hij ook zijn school had overgebracht. In 1582 werd hem het professoraat in de wijsbegeerte te Leiden aangeboden; het werd evenwel door hem afgeslagen. Het volgende jaar woonde hij te Ruhrort; daar is hij in den zomer van 1585 gestorven. Hij was in 1553 of 1554 te Sneek gehuwd met Aelcke Oenedochter, de dochter van den burgemeester Oene Sickesz. en een nicht van Hopperus. Bij haar had hij vier kinderen, twee zoons en twee dochters; van de eerste was Onias sedert 9 Januari 1598 secretaris van Harlingen en Gosuinus predikant te Sneek, sedert 1612 te Amsterdam, waar hij 11 Augustus 1627 stierf. Henricus Geldorpius werd door zijn vrouw overleefd; zij genoot een pensioen van ƒ 300 van de Staten van Holland.
Geldorpius heeft veel geschreven. In 1556 gaf hij te Antwerpen in het licht Institutio rei litterariae in schola Delfensi; una cum legibus scholasticis, dat, naar het schijnt, verloren is gegaan. Van zijn pamfletten, voor een deel ook anoniem geschreven, kennen wij stellig niet alle. Slechts in uittreksel kennen wij De votis hominum seu spe (Keulen 1560), een groot latijnsch gedicht, dat de nederlaag van Varus behandelde; in het geheel niet bekend is zijn Nomothesia (1561), dat over schoolzaken moet hebben gehandeld. Alleen in handschrift overgeleverd is zijn Dialogus Epithalamicus, een schotschrift op het huwelijk van Mercator's dochter Catharina (coll. Gabbema, Leeuwarden). Opmerkelijk is ook zijn vertaling van Vives' De subventione pauperum, die onder den titel Van den armen toe onderholden, des hoochgheleerden Johannis Ludovici Vives twee boecken, Allen policien nut om lesen. Wt den latijn in duyths ghestelt, deur Henricum Geldorpium. Thantwerpen, Op de Camerpoortbrugghe in den gulden Enghel, bij Willem Silvius (1566, 80. Sted. Bibl. Leeuwarden). Tusschen 1568 en 1572 diende hij den prins van Oranje met zijn pen; door Wesembeke stond hij tot den prins in betrekking. Zoo kan Geldorpius worden aangewezen als de auteur van het bekende pamflet Belgicae liberandae ab Hispanis hypodeixis, Ad P.P.D. Guilielmum Nassavium, principem Aurantium. Anno MDLXXI. April. XVII exhibita. ac. Nunc demum in lucem edita; 1574 Mense Octob. C. Pamflet Knuttel no. 189, 190). In 1583 zond hij aan Reidanus, met wien hij bevriend was, een pamflet toe De coelibatu papali, dat echter niet gedrukt schijnt.
Aan Geldorpius worden bovendien toegeschreven twee pamfletten van groote vermaardheid: 1o. Totius Belgicae urbium, abbatiarum, collegiorum divisio, ad opprimendum per novos episcopos Evangelium, Romae sub Paulo IIII. Pon. M. Anno 1558 definita, authore Francisco Sonnio Theologo Lovaniensi ... Anno M.D.LXX. 80. (Univ. Bibl. Groningen en Utrecht). 2o. Clariss. Theologi D. Ruardi Tappart Enchusani, haereticae pravitatis primarii et generalis inquisitoris, cancellarii celeberrimae Academiae Lovaniensis, pridem inconsolabili suorum luctu vita functi, Apotheosis, waarvan de auteur zich Gratianus Verus, theologiae baccalaureus noemt. De oudste latijnsche druk is van 1559 (niet 1558; Univ. Bibl. Utrecht); de tweede is gedrukt te Bazel in 1567 (Univ. Bibl. Leiden), de derde te Franeker in 1615 (bij prof. Hensen; vgl. Kath. 1897, 46), de vierde aldaar in 1643 (Pamfl. Knuttel no. 116), de vijfde aldaar in 1656 (Univ. Bibl. Leiden), de zesde in Bibl. Ref. Neerl. I ('s Grav. 1903) 565 vlg. Van de nederlandsche vertalingen is de eerste druk gedagteekend 12 Mei 1571; zij heeft den titel De Hemelvaert des eersten ende oversten der Christenen in Nederlandt vervolghers, Ruarts Tappaerts van Enchuysen, Doctoor ende Deken tot Loven. Wt den Latijn in Duytsch overgheset, alsoo het int Jaer 1558, na zijn doot eerst gheprent is metten naem Apotheosis .... Anno 1572 (Pamfl. Knuttel no. 114). De tweede druk is uitgegeven te Delft in 1600 (Pamfl. Knuttel no. 115; bibl. Doopsg. gem. Amst.), de derde te Amsterdam in 1622 (bibl. van prof. Acquoy).
De zaak van het auteurschap staat aldus. In een brief aan den brusselschen advocaat Lothius van 1563 ontkent Geldorpius zoo stellig mogelijk pamfletten tegen Sonnius en Tapper te hebben geschreven; daarbij moot evenwel niet worden vergeten, dat hij door bemiddeling van Lothius opheffing van zijn banvonnis nastreefde en dat juist deze brief bewijst, dat men hem voor den schrijver hield. Ook de nederlandsche vertaling der Apotheosis van 1572 noemt den naam van Geldorpius, dus nog tijdens zijn leven. Gabbema had van een kleinzoon dikwijls gehoord, dat zijn grootvader Geldorpius zoowel de schrijver van de Divisio als van de Apotheosis was. Dezelfde traditie heeft Valerius Andreas. Waar dus de traditie even beslist is als de ontkenning van den auteur, zal het zaak zijn voorloopig in de onzekerheid te berusten.
De Apotheosis was een der bekendste en meest gelezen pamfletten. De inquisiteur Tapper wordt erin voorgesteld als pleitende voor de hemelpoort om te worden toegelaten; in dat pleidooi wordt hij bijgestaan door een genius; Petrus, de sleutelbewaarder des hemels, verzet zich tegen de toelating van den inquisiteur, die ten slotte door den cerberus en helsche geesten ter helle wordt gevoerd. In het pamflet komt zoo de geheele levensloop van Tapper ter sprake, natuurlijk met de meest verfijnde en dikwijls ook grove hatelijkheden.
Zie: Bakhuizen van den Brink, Studiën en schetsen, I, 35 vlg.; Fruin, Verspreide Geschriften, I, 247 vlg., 257 vlg., 260; II, 171, 174; VII, 90, 122 vlg., 126; VIII, 298 vlg., 301; de Muinck Keizer, Henricus Geldorpius (Gron. 1893); Blok, De schrijver der Apotheosis Ruardi, in Nijhoff's Bijdr., Vierde Reeks, II, 350 vlg.; Bibl. Ref. Neerl. I, 565 vlg.; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Univ. I, 27, 114*.
Brugmans
http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#source=3&page=232&view=transcriptiePane&accessor=accessor_index&size=634

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Hendrik Geldorpius?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Hendrik Geldorpius

Hendrik Geldorpius
1522-1585



Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Over de familienaam Geldorpius


De publicatie West-Europese adel is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
Pieter, "West-Europese adel", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/west-europese-adel/I306850.php : benaderd 28 mei 2024), "Hendrik Geldorpius (1522-1585)".