Kind(eren):
Gerard I van de Gulikgouw (overleden rond 1029) was in de 11e eeuw graaf van de Gulikgouw. Hij wordt beschouwd als de stichter van het huis Gulik.
Gerard I zou een afstammeling zijn geweest van Godfried van Gulik, paltsgraaf van Lotharingen. Begin 11e eeuw was hij graaf van de Gulikgouw, dat zich uitstrekte van de Maas tot de Rijn en grensde aan het aartsbisdom Keulen, het hertogdom Gelre, het hertogdom Limburg en het keurvorstendom Trier. (Wikipedia)
De Gulikgouw (pagus Juliacensis) was een Frankische gouw ten oosten van de Maas met Gulik (Jülich) als centrum en wordt vanaf de negende eeuw vermeld.De gouw is vernoemd naar de hoofdplaats Gulik of Jülich die oorspronkelijk een Romeinse pleisterplaats aan de rivier de Roer was. In 945 is er sprake van een castellum met de naam Gulik. In de 11e-12e eeuw ging de gouw ongemerkt over in het graafschap. In 1356 werd het graafschap verheven tot het hertogdom Gulik.
Het hertogdom Gulik (Duits: Herzogtum Jülich, Frans: Duché de Juliers) (ook land van Gulik) was eerst een graafschap en vanaf 1356 een hertogdom dat tot het Heilige Roomse Rijk behoorde. Het gebied omvatte een gebied tussen de Maas en de Rijn met de Roer als de centrale as. De hoofdplaats was de gelijknamige stad Jülich. Met uitzondering van enkele plaatsen in Nederlands-Limburg lag het geheel in het huidige Duitsland. Het hertogdom was binnen het Heilige Roomse Rijk ingedeeld bij de Nederrijns-Westfaalse Kreits.
Het land van Gulik lag tussen het gebied van de bisschop van Keulen (het keurvorstendom Keulen) en dat van Luik. Het gebied grensde direct aan het huidige Nederlands Zuid-, Midden- en Noord-Limburg. Het oude hertogdom Limburg en de (Brabantse) landen van Overmaas lagen dus ingeklemd tussen deze beide buitenlandse gewesten. Door zijn ligging en omvang zou dit kreits-grensland dan ook gezien kunnen worden als een Nederrijnse voorloper of pendant van de huidige Nederlandse provincie, die toen zelf nog verre van een eenheid vormde. Ook taalkundig sluit het geheel bij Limburg aan. De Limburgse dialecten lopen aan de oostzijde over in de Nederrijnse.