Zij had een relatie met N.N..
Kind(eren):
Anna Amalia van Baden-Durlach (Durlach, 9 juli 1595[1] - Saarbrücken, 18 november 1651)[1][2][3][4][5] was van 1640 tot aan haar dood regentes vanNassau-Saarbrücken. Ze behoorde tot het huis Baden-Durlach.
Anna Amalia was de tweede dochter van markgraaf George Frederik van Baden-Durlach en Juliana Ursula van Salm-Neufville.[3]
Anna Amalia huwde te Saarbrücken op 25 november 1615[2][3][4][5] met graaf Willem Lodewijk van Nassau-Saarbrücken (Ottweiler, 18 december 1590 -Metz, 22 augustus 1640).[2][3][4][5][6] Willem Lodewijk werd in 1616 mederegent van zijn vader Lodewijk II. Hij volgde in 1627 zijn vader op samenmet zijn broers Johan, Ernst Casimir en Otto. Willem Lodewijk trad op als regent voor zijn broers Ernst Casimir en Otto. Willem Lodewijk verkreegop 29 januari 1629 bij een eerste deling het graafschap Saarbrücken.
In de Dertigjarige Oorlog stelden Willem Lodewijk en zijn broers, toen koning Gustaaf II Adolf van Zweden aan het einde van het jaar 1630 naar de Rijnkwam, zich te zijner beschikking en verklaarden daarmee de oorlog aan hun keizer.
Op 23 april 1635 vluchtte de familie naar Bockenheim. Op 30 mei 1635 sloot een reeks rijksstanden, waaronder Keurbrandenburg en Keursaksen, de Vredevan Praag, waarbij de graven van Nassau uitdrukkelijk werden uitgesloten. De familie begaf zich eerst naar Saarbrücken, dat werd beschermd door hertogBernhard van Saksen-Weimar. Toen deze in augustus 1635 in een aanval tegen Frankfurt am Main werd verslagen en zich moest terugtrekken naar Metz,volgden Willem Lodewijk en Ernst Casimir hem daarheen. Johan koos Straatsburg als ballingsoord. De nadering van keizerlijke troepen onder MatthiasGallas veroorzaakte in Saarbrücken paniek en een golf van vluchtelingen. De grafelijke familie besefte dat Straatsburg vanwege de afstand niet bereikbaarwas. Dus reisde het gehele hof op voorstel van koning Lodewijk XIII van Frankrijk op 16 juni 1635 naar de Rijksstad Metz.
In november 1635 verscheen de keizerlijke commissaris Bertram von Sturm zu Vehlingen in de Nassause landen en verklaarde de drie broers vervallen vanhun graafschappen en al hun bezittingen. Een poging, door een door de keurvorst van Saksen bemiddeld verzoekschrift, om keizerlijke gratie te verkrijgen,mislukte in 1636. In het volgende jaar werden de graven geïnformeerd over de redenen voor de keizerlijke ongenade. Pas in 1639 ontvingen Willem Lodewijken Ernst Casimir een vrijgeleide, zodat zij persoonlijk hun zaak in Wenen konden behartigen. Willem Lodewijk stierf op 22 augustus 1640 in Metz enwerd begraven in een armengraf.
Bij het overlijden van Willem Lodewijk waren zijn kinderen officieel nog minderjarig. Hierdoor werd Anna Amalia aangesteld tot regentes van Nassau-Saarbrücken,een functie die ze bleef uitoefenen tot aan haar dood in 1651. In 1640 schreef ze een smeekschrift aan Kardinaal de Richelieu hetgeen leidde tot Franseondersteuning van de familie.
Op 11 september 1641 keerde de familie terug naar Ottweiler.[1] Op 26 juli 1642 ontving Anna Amalia een vrijgeleide van keizer Ferdinand II voor degrafelijke familie.[1] Bij de Vrede van Westfalen in 1648 kreeg de familie de bezittingen terug en verlegde Anna Amalia de residentie naar Saarbrücken.
Anna Amalia overleed te Saarbrücken op 18 november 1651 en werd begraven in de Slotkerk.[1] Haar oudste zoon Johan Lodewijk werd vervolgens regentvoor zijn jongere broers totdat ze in 1659 officieel meerderjarig werden en het graafschap Nassau-Saarbrücken verdeeld werd.
Anna Amalia van Baden-Durlach | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
N.N. |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.