Haar naam werd op vele manieren geschreven.
Mina Katharina Dronkers, geboren op 14-04-1771; plaats van herkomst: Tholen; godsdienst: herv.; aangekomen op 02-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenmoeder; vertrokken op 26-11-1822.
Bijzonderheden:
ontslagen op 03.05.1827.
Zij is getrouwd met Dominicus Meder.
Zij zijn getrouwd op 21 oktober 1801 te Tholen, ZE, NL, zij was toen 30 jaar oud.Bronnen 3, 4
Ontslag uit militaire dienst te Bergen op Zoom 15 mrt 1797 Godsdienst: Roomsch. Zij woonden in 1801 in Tholen.
Bevolkingsregister van de Maatschappij van Weldadigheid
Dominicus Meder, geboren op 20-10-1769; plaats van herkomst: Tholen; godsdienst: herv.; aangekomen op 02-11-1818; ingeschreven in Frederiksoord als kolonistenvader; vertrokken op 26-11-1822.
Bijzonderheden:
Is kolonist en wijkmeester.
Op aankomstdatum geplaatst in kolonie I, Frederiksoord.
Op 26-11-1822 als hoevenaar naar Ommerschans.
Op 03-05-1827 is het gezin ontslagen uit Ommerschans.
Gehuwd met Mina Katarina Dronkers, geb. 14-04-1771.
Uit het huwelijk zijn 4 kinderen geboren volgens de boeken, maar er zijn er meer geboren: misschien vroeg overleden?
MEEDER, Dominicus
Spellingvariaties:
Meder, Meter, Meders
Levensdata:
20-10-1769 tot 28-12-1847 (Avereest)
Subcommissie:
Tholen
Aankomst:
4-11-1818
Hoevenr. (tot 1823)
Nr. 48
Vorig beroep:
militair
Geloof:
Gereformeerd
Echtgeno(o)t(e):
Maria Katharina Donkers, 14-4-1771
Kinderen:
- Johanna Adiania 17-4-1800
- Wilhelmina Maria 25-3-1805
- Johanna Elisabeth 19-2-1806
- Frans Domenicus 19-12-1809
Overige huisgenoten:
Opmerkingen: - Een dochter ven Meeder trouwt met Frederik Willem Harloff en als zij overleden is neemt een andere dochter haar plaats als echtgenote in. Zie deze site.
Deze F.W. Harloff was een broer van de onderdirecteur van de bedelaarskolonie Ommerschans. Die broer staat op de hiervoor genoemde internetpagina net erboven, nr. III.2, Jacob Vertraugot Harloff. Die laatste was eerst wijkmeester in Frederiksoord geweest - zijn eerste kind was ook in Vledder geboren - en deed dat zo goed dat hij eind 1822 als onderdirecteur op de Ommerschans werd benoemd (als opvolger van luitenant Fenner die voortdurend ruzie met de permanente commissie had gezocht).
Volgens een andere link op die pagina's had Meeder nog een paar kinderen, maar die zijn niet in de kolonie geweest.
Koloniale carrière
Samengevat:
Een succesvol kolonist die na een klein jaar onderopzichter wordt. 'Een allerbraafst huisgezin, waarop geene aanmerking is.' Na vier jaar bevorderd tot vrijboer, raakt dan tijdelijk in conflict met de Maatschappij. Neemt in 1827 ontslag.
In het boek:
Bij naam op bladzijden 185-186, 204, 217, 237, 255, 265, 294, 336, 339, 352-353, 379.
Nog ietsje over subcommissie Tholen op bladzijde 100.
Fragmenten uit de archieven
Uit een brief van de subcommissie Tholen dd 10 oktober 1818:
UL. te informeren dat zich bij nevensgevoegde brief een huisgezin uit deze stad vrijwillig aan ons heeft geadresseerd, met het verzoek, om in de opterigten kolonie te worden geplaatst.
Hetzelve huisgezin bestaat uit een man van middelbaren jaren, voorheen militair en sedert twee of drie jaren met een paspoort uit den dienst ontslagen, onbesproken van gedrag, die dagelijksch met voorbeeldigen ijver door allerleij soort van arbeid ook tot den landbouw betrekkelijk het brood voor zich en de zijnen tracht te verdienen; diens vrouw, welke in het spinnen van vlas bedreven is, drie dochters aankomende meisjes, welke door hare moeder thans in het gemeld handwerk van spinnen onderwezen worden, en dus bij de aankomst in de kolonie haar daarin reeds behulpzaam zullen kunnen zijn, en een zoon, zijnde een aanko mende jongen, die zijn vader in den veldarbeid te hulp zal kunnen komen.
Wij hebben in deze familie zoo geheel de vereischten gevonden, welke volgens UL opgaven dezelve geschikt maken voor de eerste proeve ter oprigting eener landbouwende kolonie, dat wij het onnoodig geacht hebben eene ander of meer geschikte optezoeken.
Volgens de 'rode boeken van Kloosterhuis' reizen zij per beurtschip naar Rotterdam en per pakschuit naar Amsterdam.
Zij horen tot de gezinnen die in de kazerne in Amsterdam worden opgevangen, zie de illustratie boek bladzij 32
Volgens de aankomstlijst arriveren ze op woensdag 4 november 1818 op de kolonie.
Het voor de reis meegegeven geld komt even ter sprake op de pagina transportkosten.
19 november 1818: De subcommissie maakt in de Staatscourant melding van het vertrek van het gezin uit Tholen naar Frederiksoord.
Zie voor beloningen voor kolonisten augustus 1819, voor donaties watersnoodramp februari 1820, beoordelingsrapport door de directie juni 1820 en de jaarinkomen over 1820 de desbetreffende files.
Uit een brief van Benjamin dd 29 december 1819: Den onder-opziener Meter heeft voor eigen rekening een man die hem zijn grond helpt bewerken.
Uit een brief van Benjamin dd 6 mei 1820: Ook de onder opziener Meder gedraagt zig zeer wel en schoon hij niet zo bekwaam en geschikt als Jansen kan gezegd worden, zo verdient zijn gedrag echter alle lof. Zijn huisgezin munt boven alle uit, in zindelijkheid, orde en goede zeden en verdient dus mede aanbeveeling.
Uit de notulen pc dd 9 mei 1820: Brief van den Direkteur, 6 mei ... en dat ten aanzien der opzieners Jansen en Meder de Kommissie besloten heeft, uit aanmerking van hun goed gedrag, aan Jansen toeteleggen eene gratifikatie van drie dukaten en .... (rest papier ontbreekt).
Uit de Star augustus 1820: Ook de onder-opziener meder en de kolonist krabshuis, die met vele landbouwkunde bijna alle nieuw aangelegde gronden bezaaid heeft, hebben beide, benevens vele andere ... aanspraak op belooningen verworven.
Uit de notulen pc dd 4 november 1820: (...) de kommissie van toevoorzigt bij een te roepen, na alvorens het lid Visser door den kolonist onderopzigter Meder te hebben doen vervangen.
Uit een brief van Wouter Visser dd 13 oktober 1821: De kolonist en wijkmeester Meder mij verzogt hebbende de vrijheid voor zijne dogter, om de kolonie te mogen verlaten en in de gewone maatschappij te gaan dienen, heb ik de eer dit ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen; met verzoek te mogen worden geinformeerd, of dit aan haar, zoo wel als aan andere welke zulks voortaan zouden verlangen, kan worden toegestaan: tevens de vrijheid nemende aan de attentie der Permanente Kommissie te adresseren, dat zodanige aanvragen mijns bedunkens zeer goed kunnen worden geaccordeerd.
Uit een schoolverslag dd 6 maart 1822: De wijkmeester Meder heeft ons in deze maand vele diensten bewezen, daar dezelve zich niet slechts op school liet zien, om aan het oog te voldoen; maar op de beste wijze het zijne daarin vinden, om de koloniale jeugd tot goede en beschaafde leden voor de maatschappij op te leiden.
Uit de Star van april 1822: De wijkmeester meder had, door zijne regt doelmatige schoolbezoeken, tot de nuttige oogmerken der school-inrigting op de beste wijze medegewerkt; hij schijnt dus, te regt, begrepen te hebben, dat hij hier gekomen was, om het onderwijs door eene goede policie te bevorderen, en niet de jongens voor den arbeid uit te zoeken.
Uit een schoolverslag dd 5 april 1822: Ook de wijkmeester Meder heeft ons vlijtig de behulpzame hand geboden, en heeft gezorgd zoo veel immer mogelijk was, dat de leerlingen stil en bedaard uit de school naar hunne woningen terug keerden. En ofschoon wij ons bij het onderwijs zeer goed zonder eenen wijkmeester kunnen redden, zien wij telkens dat de kinderen, zoodra er geenen wijkmeester is meer losbandig naar huis gaan dan anders.
Volgens het stamboek Ommerschans krijgt Dominicus Meeder op 26 november 1822 een hoeve bij de Ommerschans.
Hij wordt genoemd bij de vrijboeren op de pagina Ommerschans.
Uit een brief van Wouter Visser dd 22 maart 1824: De boer Meder is beschuldigd en door de Raad van Toezicht te Ommerschans overtuigd, van twee schepels aardappelen den Maatschappij toebehorende te hebben verkogt. Ik heb gezegd dit ter kennis van de Perma nente Kommissie te zullen brengen, zo als ik de eer heb bij deze te doen; waardoor hij en de overige, bijzonder Westerveld die mede onder verdenking van kwade trouw ligt, zeer bevreest geworden zijn van naar deze kolonie te worden terug gezonden en ik geloof derhalve dat dit reeds een gunstige uitwerking gedaan heeft.
Hierna volgt de in het boek - bladzijde 353 - beschreven smeekbrief van Meeder en de op voorstel van Johannes geschonken vergiffenis. Op 23-05-1827 neemt hij ontslag, hij had hoeve nummer 6, die boerderij wordt overgenomen door wijkmeester Wijkstra. Hij blijft wel in de buurt wonen en overlijdt in 1847 in Avereest.
Kind(eren):
Maria Catharina Dronkers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1801 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dominicus Meder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||