Stamboom Van der Waal » maria maaike STEENBERGEN (1853-1883)

Persoonlijke gegevens maria maaike STEENBERGEN 


Gezin van maria maaike STEENBERGEN

Zij is getrouwd met jacobus DAM.

Zij zijn getrouwd op 28 september 1871 te strijen, zij was toen 18 jaar oud.Bron 1


Notities over maria maaike STEENBERGEN

over haar korte leven is een boekje verschenen.
Het laatste leven en zalig sterven van Maria Maaike Steenbergen te Nieuw Vennep, den 22 mei 1883.

2.1Een werelds leven
Van al de wonderen die gezien of gehoord worden, is het grootste wonder, dat een arm verloren zondaar, die in zijn verbondshoofd Adam van God is afgevallen, van voor de grondlegging van de wereld, door eeuwige, vrije zondaarsliefde door de Heere in de tijd wordt opgezocht. Dit is door de kracht van Zijn barmhartigheid, die Hij bewijst door het storten van Zijn bloed op Golgotha. Van een vijand worden ze een vriend van God en van een kind van de duivel worden ze tot een kind van God gemaakt. Dit wonder te vermelden is het oogmerk, in deze eeuw van ongeloof en bijgeloof, waar velen zeggen: Er is geen God en er geschieden geen wonderen. Op verzoek van de jonge weduwnaar, van haar moeder en verdere familie, geef ik dit geschriftje uit, met de wens dat het voor velen tot heil en zaligheid mag zijn, en voor anderen tot sterkte en troost.
Maria is geboren op 23 maart 1853 te Strijen. Haar vader was Arie Steenbergen en haar moeder Maaike van der Linden. Zij was een dartel meisje en leefde onbekommerd en zorgeloos. Zij was, zoals de apostel Paulus schrijft, zonder God in de wereld en vreemd van het leven met God. Haar grootste vermaak was om met haar vrienden alle vermaken en ijdelheden op te zoeken. Ze hield er alleen maar van om te eten, te drinken en vrolijk te zijn. Ze was ook onbekend met Gods Woord en spotte met Gods volk.
Ze was nog maar zeventien jaar toen ze kennis kreeg aan Jacob Dam, met wie ze op 28 september 1871 getrouwd is. Na hun huwelijk zijn ze op een korenmolen gaan wonen te Nieuw–Vennep, in de Haarlemmermeerpolder. Na hun huwelijk leefden ze op dezelfde wijze voort, zoals ze gewoon waren. Nog altijd waren ze verzot op eet- en drinkpartijen, om met hun vrienden vrolijk te zijn. Ze gingen ook nog wel eens naar de kerk, maar dan was het om hun kleren en sieraden te laten zien. Dit hebben ze later verteld. Er was geen feest of ijdelheid waar ze niet bij waren. Op het Pinksterfeest van 1881 zijn ze met hun vrienden uit geweest en maakten toen de opmerking: “Wij hebben er nu wat van gehad, maar zullen het er volgend jaar nog eens méér van nemen.” Dit zijn maar enkele opmerkingen over haar goddeloos leven.

Niet meer als voorheen
De mens overdenkt zijn weg, maar de Heere bestuurt zijn gang en sprak: “Tot hiertoe en niet verder”. Ook tot deze jonge vrouw sprak Hij: “Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE” (Jes. 55:8). Vóór het Pinksteren was van het jaar 1882, lag Maria al op haar ziekbed. In plaats van zingen en springen, lachen en spotten, was het nu schreien en zuchten. Toch had ze toen nog geen vermoeden dat haar levenseinde zo dichtbij was, want een mens stelt de dag van zijn dood ver weg. De eerste reden die ze kreeg om hierbij stil te staan was deze. Nadat haar man bij de dokter geweest was om over haar ziekte te praten, had deze geantwoord, dat er niet veel hoop meer was op beterschap. Deze mededeling greep haar zó aan, dat ze de volgende nachten van de schrik niet kon slapen, maar tot God begon te roepen.
Dit was het begin van de strijd, die vanaf dit ogenblik merkbaar was, en de tijd dat er een andere keuze in haar hart leefde. Zij begon te zien dat er een andere weg was, die tot het leven leidt en dat er een ander volk op aarde is, dat de Heere vreest.
Wanneer er een van Gods volk voorbij liep, dan zei Maria: “O, wat is dat volk toch rijk en wat ben ik arm.” Het gebeurde wel, dat ze die persoon in huis liet roepen, om wat meer te horen van de weg die naar het leven leidt. Wat een behoefte kreeg zeom met dat volk te spreken, waar ze vroeger mee gespot had. Ook kreeg ze behoefte naar het Woord van God, dat vanaf die tijd, na het eten aan de tafel gelezen werd.

2.2Ik zal ze lokken

Het behaagde de Heere om haar voor een korte tijd nog wat te herstellen van haar ziekte, zodat ze het werk in het gezin weer kon waarnemen en ze ook weer buiten kwam. Haar eerste weg die ze buiten liep, was naar de kerk en naar Gods volk. Ook donkere avonden en plaatsen waar het gevaarlijk kon zijn, schrikten haar niet af.
Maria liep wel eens met anderen naar Leimuiden, waar ds. Van Spall preekte. Toen hij een keer preekte over de woorden: “Eén ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie.” (Joh. 9:25b), was het alsof de dominee voor haar alleen sprak. Het leek erop of hij alles van haar wist. Een zelfde gewaarwording had ze in Nieuw-Vennep onder een preek van ds. C. Hattink, over Hosea 2:13a: “Daarom zie, Ik zal haar lokken”. Onder deze diensten kwam er een sterke begeerte om zoveel mogelijk onder het Woord te komen.
Op 25 augustus 1882 werd er een kindje geboren, wat zo voorspoedig ging, dat het voor haar een wonder was. Maar er zou wat op volgen. De dag daarvoor kwamen haar de woorden voor uit Psalm 73 vers 12:

’k Zal dan gedurig bij U zijn
In al mijn noden, angst en pijn;
U al mijn liefde waardig schatten,
Wijl Gij mijn rechterhand woudt vatten.

Ze maakte hier zelf de toepassing van, door te denken dat dit over het uitwendige ging. Later kreeg ze te zien, dat dit over de strijd ging die in haar hart plaats vond.
Korte tijd daarna kreeg Maria een inzinking en dat ging samen met haar laatste strijd hier op de aarde. Ze kreeg de woorden in haar hart: “Haast u, spoed u, sta niet stil” (1 Sam. 20:38a). Daarop heeft ze veel strijd en vertwijfeling gehad, maar toch werd ze weer wat bemoedigd uit: “En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet” (Ef. 4:30a). Na een tijd van donkerheid werd het ook weer licht in haar ziel, door de woorden:

Op uw noodgeschrei,
Deed Ik grote wonderen. (Psalm 81 vers 7)

In die dagen kwam er eens een arm kind van God voorbij. Er kwam toen in haar hart: “Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden” (Luk. 1:53). Zij bracht het in de praktijk om armen en behoeftigen van gaven te voorzien. Midden in haar strijd werd ze bemoedigd door de woorden: “Maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16:33b).

Handelbaar voor haar omgeving
Vóór haar verandering was Maria heel driftig van karakter. Het gebeurde regelmatig dat ze het werk uit handen van het werkmeisje nam en het verder zelf deed. Maar nu was dit zo anders geworden, dat ze zo zachtmoedig als een lammetje was. Klachten kwamen er niet over haar lippen, of het moest tijdens grote smarten zijn, maar dan zei ze direct: “Ik mag niet klagen, het is goed.”
Van uitwendige zaken werd ze steeds losser gemaakt. Nooit sprak ze er over, hoe het met haar man en kinderen zou gaan, als zij er niet meer was. Men kon haar alleen nog horen zeggen: “Als mijn ziel maar gered is.” Wel was ze heel zachtaardig voor haar man, haar moeder en anderen die haar hielpen. Maar ze was wel bedroefd, wanneer ze tranen bij anderen zag omdat zij niet meer kon beteren, of als er gezegd werd: “Als je weer maar zover mag komen, dat je voor je kindertjes kunt zorgen.” Haar antwoord was dan: “Ach, ik ben meestal bang dat ik dan wéér de wereld in zou gaan.”
Maria was er ook altijd bang voor dat ze met woorden iemand beledigd had. Op een keer had ze een vriendin die wilde komen, een geacht kind des Heeren, afgezegd, maar ze had wel enkele buren toegelaten om te komen. Daar kreeg ze het nadien zo moeilijk mee, dat ze ’s avonds om negen uur aan haar man vroeg, om haar te roepen. Ze zei: “Ik kan zo de nacht niet ingaan.” Toen haar vriendin kwam, viel ze haar om de hals en kuste haar en zei: “Nu kan ik weer gaan rusten.”
Haar ziekte werd erger, maar ook de strijd tussen vlees en Geest. Het werd voor Maria een roepen uit de diepte van ellenden. Met Jacob werd zij een worstelaar in het gebed.
In die tijd werd ze bepaald bij de woorden: “Een iegelijk dan die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, die in de hemelen is” (Matt. 10:32). Dit gaf voor haar aanleiding en een sterke begeerte om met haar man ookeens te spreken over de noodzaak van bekering. Toen hij haar op bed hielp, zei ze tegen hem: “Man, ik kan zo niet gaan liggen, ik moet eerst bidden.” Daarna vroeg ze of hij ook wel eens bad voor hij ging slapen.
Het gebeurde ook dat ze (zoals haar naamgenoot Maria) een sterke begeerte kreeg om de voeten van de Heere Jezus te kussen, met haar tranen die nat te maken en ze met haar haar af te drogen. Daarop kreeg ze de woorden uit Psalm 126:5: “Die met tranenzaaien, zullen met gejuich maaien.” In die tijd werd voor haar gelezen de geschiedenis van Daniël, toen hij tégen het bevel van de koning, toch nog in gebed was. Wat kreeg ze toen een sterke begeerte om voor Gods Naam en zaak uit te komen, al was er, zoals bij Daniël, de dood aan verbonden. Wat een begeerte had ze om op een goede grond gebouwd te worden en niet, zoals in die dagen gezegd werd, van te geloven en aan te nemen. Maria zei daarvan: “Dat geloof kan de ziel niet helpen, we moeten een geschonken geloof hebben, dat de Heilige Geest werkt in een dood en doemwaardig zondaar.” Dit begeerde ze ook voor al de mensen die bij haar bed kwamen, want daar waren er ook wel eens bij met een ingebeeld geloof.
Tegen die mensen zei ze wel eens, dat het geloof een vrij geschenk was, dat niet voor alle mensen is. Dat zullen we in onze ziel moeten ervaren. Ze kon het niet doen met een opgedrongen geloof. In die dagen begon ze te zeggen: “Ik moet Jezus voor mijn ziel hebben.”

2.3Een groot beest

Ze vroeg ook wel eens: “Wat denk je van die of die, zou die persoon genade hebben?” Achteraf gezien deed ze dit om haar eigen ziel te toetsen, dus niet om een oordeel over een ander te vellen. Haar zonden begonnen nu ook steeds zwaarder voor haar tewegen. Ze leerde zich kennen zoals Asaf: “Ik was een groot beest bij U” (Psalm 73:22b). Toen zei Maria tegen haar man: “O Kobus, ik ben toch zo slecht.” Wanneer hij dan vroeg of ze nog slechter was dan hij, zei ze: “Ik ben de slechtste van allen.”
Op een Hemelvaartsdag was ze in gebed geweest en ze sprak toen tot een vriendin: “Nu heb ik eens mogen bidden, maar als de wereld het gehoord had, dan hadden ze er mee gespot.” Wat kwam het in haar leven uit, dat genade de mens klein maakt. Later was er iemand bij haar, die in de gaten kreeg hoe benauwd Maria het had, daarom zei ze: “Je moet bidden!” Maar Maria zei: “Ik kan niet bidden als ik wil, het gebed is een gave van God.”
Ook toen haar zielsvriendin bij haar kwam had ze het erg benauwd, daarom vroeg ze of zij voor haar eens wilde bidden. Zij deed dat en kreeg hierbij zoveel geloofskracht om te pleiten op Gods eigen werk en om te smeken of Hij de satan wilde schelden,die haar zo benauwde. Toen ze het Amen uitgesproken had, zei Maria: “Nu heb ik gevoeld, vrouw Van S., dat de Heere het u gaf om voor mij te bidden.” Aan een ander kind van God vroeg ze ook eens voor haar te bidden, maar ze zei erbij: “Als de Heere u niet te bidden geeft, dan moet u het niet doen.” Die man heeft het toen niet gedaan.

Veel aanvechtingen
Maria had veel aanvechtingen van de duivel. Dan was ze een te grote zondares, of niet oprecht, maar een huichelaar. Op een andere keer werd haar wijs gemaakt dat ze niet moest gaan slapen, want dan zou ze in de hel vallen. Ook werd ze aangezet om een einde aan haar leven te maken, door de ramen in te slaan, of dit met een mes te doen. Maar de Heere hield de wacht over haar, dat zij niet aan haar leven kwam.
Deze aanvechtingen waren voor haar niet schadelijk, maar ze werd innerlijk versterkt om de goede strijd des geloofs te strijden. Het werd een verdiepen om een vaste grondslag te krijgen. Het werd nu een sterk worstelen om de Heere Jezus tot haar deel te krijgen. Maria riep maar: “Ik moet Jezus hebben, ik moet Jezus hebben, o Heere Jezus, buiten U kan ik niet leven!”
Het gebeurde wel dat ze zoveel beweging maakte, dat ze haar hoofd stootte tegen de planken boven haar. Haar vriendin zei toen: “Nu moet je eens wat stil gaan liggen, want de Heere heeft in Zijn Woord geschreven: in stilheid en in vertrouwen zou uw sterkte zijn, doch gij hebt niet gewild” (Jes. 30:15b). Daarop zei ze: “Nu dan zal ik stil gaan liggen, want vrouw Van S. heeft het gezegd en daarom zal ik het doen.” Daarna lag ze een tijd lang heel stil met haar handen samen, maar daarna heeft ze door benauwdheid zo gezweet, dat het water uit al haar poriën kwam.
Toen ze op een andere tijd weer zo worstelde, zei diezelfde vriendin: “Ach, wat maak je jezelf toch moe.” Maar zij antwoordde hierop: “Maar vrouw Van S. ik moet de Heere Jezus toch hebben? Buiten Hem kan ik niet meer leven. Kom dan, Heere Jezus, komdan!” Daarna vervolgde ze: “Hij zal wel komen.” Ze had toen weer hoop gekregen. Een diepe betekenis hadden ook de woorden van de Heere Jezus gekregen: “Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.” (Matt. 18:3). Door het lijden dat ze ondervond was ze als een weerloos lam geworden. Maar ook in diepere zin had ze daar ondervinding van gekregen. Haar vriendin vroeg haar of ze wel eens onder het recht Gods geweest was. Toen Maria dit ontkende, zei haar moeder: “Maar kind, daar heb je toch de vorige nacht toch wat van ervaren?” Dat wist ze niet, want het was haar toch te doen om bewustheid van de zaken te krijgen.
Enkele dagen daarna zei ze tot haar moeder en haar vriendin: “Nu kan ik het recht van God toevallen, indien de Heere mij liet verloren gaan.” Het was bij haar vriendin om de vaste grond te doen en daarom zei ze tegen Maria: “Ja kind, we zullen het bloed van de Heere Jezus nodig hebben, tot verlossing van onze arme ziel.” Hierop antwoordde ze niet veel, want dit was nog verborgen voor haar.

2.4Zijn gerechtigheid

Het was weer al enige tijd later, dat ze kon zeggen: “Nu heb ik Zijn bloed zien stromen, ook voor mij, niet met mijn natuurlijke ogen, maar met een geestelijk oog en dat ook voor mij!” Ze had ook in de geest gezien, dat het water des levens vloeide en als uit een fontein op haar gegoten werd.
De tijd brak ook aan, dat het kleed van de gerechtigheid van de Heere Jezus haar werd aangedaan. Haar vertwijfelingen werden nu duidelijk minder. Ze kon de Heere Jezus niet meer missen en worstelde steeds maar om Hem in haar hart te ervaren. De angst om verloren te gaan had ze niet zo meer, maar ze zei: “Als ik Jezus mis, dan is mij dit zo verdrietig.” Tegen haar man zei ze toen: “Ik heb jou wel lief, Kobus, maar de liefde tot de Heere Jezus overtreft alles.” Echter mag het gezegd worden dat ze elkaar hartelijk liefhadden, maar Maria verstond wat de Heere Jezus gesproken had: “Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig” (Matth. 10:37).
Ze mocht op een keer zoveel genieten van de liefde Gods, dat ze in haar handen lag te klappen en uitriep: “Juichen, juichen, juichen!” Op een andere keer zag ze een heerlijk licht, dat voor haar niet uit te spreken was. Ze zag hier rijen van engelenen daartussen haar zus Maaike Steenbergen (Maaike was op haar 21e jaar bekeerd en was in 1880 aan longtering overleden. Met gejuich was ze in de zalige rust ingegaan). Maria zag er ook nog anderen en zei: “Dit is geen algemeen licht, nee dit is hemels licht!”

Draagt elkanders lasten
Onder Gods volk waren er, die veel met haar te doen hadden. Ze werd door hen dikwijls opgezocht en zij moesten bekennen, dat de vrede Gods hun tegemoet kwam als ze Maria in haar lijden ontmoetten. Dominee Hattink en dominee Kuiper uit Nieuw-Vennep, hebben haar dikwijls opgezocht en werden door haar gesticht. Ze werd door hen en anderen dikwijls aan de genadetroon opgedragen.
Het was intussen mei van het jaar 1883 geworden en de dagen van Maria waren geteld. Enkele weken voor haar sterven heeft ze met haar vriendin wel twee uur achter elkaar gesproken. Ze begon hoe ze vanaf haar achtste jaar zich al tegen de Heere verzethad en het zolang tegen Hem uitgehouden had. O, wat schaamde ze zich toch en onder dit spreken kreeg ze een diep inzicht in haar verdoemelijke staat en de diepte van haar ellende. Maar ook wat Hij met haar gedaan had, in weerwil van haar tegenwerken, door Zijn bloed voor haar te storten en hoe Hij haar gekend had en van eeuwigheid uitverkoren; hoe Hij tot haar gezegd had: “Gij zult groter dingen zien dan deze.” (Joh. 1:51b).
In de nacht van 18 op 19 mei kreeg ze de woorden: “Het oude is voorbij gegaan, zie, het is alles nieuw geworden.” (2 Kor. 5:17b).
Maar de volgende vrijdag begon met een donkerheid voor haar ziel. In de loop van de middag kwam er verandering, want ze mocht geloven dat er straks twee engelen zouden komen om haar op te halen, als zij stierf. Hierop begon ze weer in haar handen teklappen en te juichen.
De daarop volgende zondag kreeg Maria veel bezoek van Gods volk. Het was voor haar vermoeide lichaam eigenlijk teveel. ’s Avonds kwamen er nog twee personen, om met haar te spreken over Gods weg en handelen met Zijn volk. Hierdoor werd ze weer opgewekt en ze heeft die nacht nog goed gerust.
De volgende dag was voor haar lichaam heel moeilijk, door een doorlopende stoelgang, wat haar geheel afmatte. Maar hoe dichter ze bij het einde kwam, hoe meer moed ze kreeg. ’s Avonds kwam haar bekende vriendin, aan wie ze zo nauw verbonden was, datze haar wel haar tweede moeder noemde. Wat hadden ze samen veel gebeden en nu stond zij samen met Kobus bij haar bed. Maria was toen heel stil, maar innerlijk was ze gelovig en opgewekt.

Haar laatste dag
Zo brak de laatste dag van haar leven aan. ’s Morgens om zes uur was haar vriendin weer bij haar. Die nacht was Maria nog werkzaam geweest en nu lag ze zoals de vorige avond. Haar strijd was nu gestreden en haar lijden was geleden. Om half negen werd haar vriendin weer geroepen. Zij zag dat haar ogen reeds gebroken waren. Dit vertelde ze tegen Maria, maar die kon het nog niet geloven. Maar haar vriendin bevestigde haar woorden door te zeggen: “Ja, ja, je ogen zijn reeds gebroken en je gaat nu heen.”
Toen begon onze uiterst zwakke Maria, nu als een heldin des geloofs, uit te roepen: “Toe maar, toe maar, toe maar, Heere Jezus!” Ze stak haar handen naar boven, als grijpende naar het eeuwige leven. Toen werden Maria’s kindertjes uit bed gehaald om hun moeder nog een laatste kus te geven. Maar het sprak haar niet meer aan, want ze was als het ware boven het stof. Toen heeft haar man haar een afscheidskus gegeven en ook volgde haar familie hierin.
Toen riep ze met blijdschap in haar hart: “Ja, kom Heere Jezus” (Openb. 22:20b). Toen ze dit gezegd had ontsliep ze, in het volle geloof dat de Heere Jezus Christus haar Borg en Zaligmaker was.
Het was 22 mei 1883, ’s morgens om half negen. Ze was in maart 30 jaar geworden. Hallelujah!

2.5 De begrafenis

Op 25 mei is Maria door haar familie, vrienden en vriendinnen begraven. Ook waren buren en veel belangstellenden aanwezig. Dominee Hattink had de leiding van de begrafenis. Het was een aangename en stichtelijke dag. Toch werd dit nog even onderbroken door een ouderling die Gods Woord bestreed en de bevinding van Gods kinderen, met hun verwachting van de zaligheid. Maar Gods volk kreeg door de voorlichting van de Geest die man te weerleggen, waarna hij wegging.
Door ds. Hattink werd Openbaring 15 gelezen, waarna dit met veel licht en aandrang werd toegelicht. Dit tot blijdschap van de aanwezigen. Daarna deed de dominee nog een gebed tot troost van de nabestaanden, tot beschaming van hen die Gods Woord loochenden en tot vermaning van allen die de Heere Jezus nog niet kenden als hun Zaligmaker en als de enige Naam onder de hemel gegeven tot zaligheid, en op verkeerde grond hun hoop bouwden.
Na de zegenbede te hebben uitgesproken werd het lichaam uitgedragen naar het graf. Daar heeft genoemde predikant de vele aanwezigen weer hartelijk toegesproken en deed vervolgens nog een krachtig gebed. Er werd nog gezongen uit Psalm 89 vers 1:

’k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên;
Uw waarheid t’ allen tijd vermelden door mijn reên.
Ik weet, hoe ’t vast gebouw van Uwe gunstbewijzen,
Naar Uw gemaakt bestek, in eeuwigheid zal rijzen:
Zo min de hemel ooit uit zijnen stand zal wijken,
Zo min zal Uwe trouw ooit wank’len of bezwijken.

Daarna zijn we weer teruggegaan naar het sterfhuis en zijn daar tot laat in de avond bij elkaar geweest. Samen hebben daar de lof des Heeren mogen groot maken, die Hij bewezen had aan onze geliefde jonge vriendin. Op verzoek van jonge weduwnaar hebben we nog verschillende Psalmen gezongen. Hij was wel bedroefd, maar was bemoedigd over alles wat hij de laatste tijd gezien en gehoord had. Daarna ging iedereen weer naar huis, onder de indruk van de grote daden des Heeren.
Van de aanwezigen waren er die het jonge gezin mochten opdragen aan de genadetroon, opdat de Heere op de overigen ook Zijn Geest mocht uitstorten, om eenmaal te mogen delen in dezelfde genade. Zij was een arme onwaardige zondares, maar de Heere heeft ze uit eeuwige liefde, ontferming en genade willen bewijzen. Amen.

S. van S.

Geraadpleegde literatuur:
Het laatste leven en sterven van Maaike Steenbergen, z.j., z.p.
Joh. de Haas, Gedenkt uwer voorgangeren, deel 3 en 4, Haarlem. 1984

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot maria maaike STEENBERGEN?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!


Tijdbalk maria maaike STEENBERGEN

  Deze functionaliteit is alleen beschikbaar voor browsers met Javascript ondersteuning.
Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen: grootouders grootouders   ouders ouders   broers-zussen broers/zussen   kinderen kinderen

Voorouders (en nakomelingen) van maria maaike STEENBERGEN

maria maaike STEENBERGEN
1853-1883

1871

jacobus DAM
1851-1917


Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

Bronnen

  1. nat arch akte 22

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Historische gebeurtenissen

  • De temperatuur op 28 september 1871 lag rond de 15,9 °C. Er was 9 mm neerslag. De winddruk was 20 kgf/m2 en kwam overheersend uit het west-zuid-westen. De relatieve luchtvochtigheid was 89%. Bron: KNMI
  • Koning Willem III (Huis van Oranje-Nassau) was van 1849 tot 1890 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
  • Van 4 juni 1868 tot 4 januari 1871 was er in Nederland het kabinet Van Bosse - Fock met als eerste ministers Mr. P.P. van Bosse (liberaal) en Mr. C. Fock (liberaal).
  • Van 4 januari 1871 tot 6 juli 1872 was er in Nederland het kabinet Thorbecke III met als eerste minister Mr. J.R. Thorbecke (liberaal).
  • In het jaar 1871: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 4,0 miljoen inwoners.
    • 24 februari » Charles Darwin publiceert in Londen zijn Descent of Man (De afstamming van de mens).
    • 18 maart » Begin van de Parijse Commune.
    • 27 maart » In Edinburgh wordt de eerste officiële rugbyinterland uit de geschiedenis gespeeld. Schotland wint op Raeburn Place van Engeland.
    • 10 mei » Iejoor, de ezel uit Winnie de Poeh wordt gemaakt door A.A. Milne.
    • 10 mei » Met het afsluiten van de Vrede van Frankfurt wordt de Frans-Pruisische Oorlog officieel beëindigd.
    • 17 juli » Op de Académie des Sciences in Parijs stelt Zénobe Gramme zijn eerste dynamo voor. Deze dynamo was het vertrekpunt van de moderne elektrische industrie.
  • De temperatuur op 22 mei 1883 lag rond de 18,5 °C. De winddruk was 2 kgf/m2 en kwam overheersend uit het zuid-westen. De luchtdruk bedroeg 77 cm kwik. De relatieve luchtvochtigheid was 45%. Bron: KNMI
  • Koning Willem III (Huis van Oranje-Nassau) was van 1849 tot 1890 vorst van Nederland (ook wel Koninkrijk der Nederlanden genoemd)
  • Van 20 augustus 1879 tot 23 april 1883 was er in Nederland het kabinet Van Lijnden van Sandenburg met als eerste minister Mr. C.Th. baron Van Lijnden van Sandenburg (conservatief-AR).
  • Van 23 april 1884 tot 21 april 1888 was er in Nederland het kabinet Heemskerk met als eerste minister Mr. J. Heemskerk Azn. (conservatief).
  • In het jaar 1883: Bron: Wikipedia
    • Nederland had zo'n 4,5 miljoen inwoners.
    • 8 februari » Lewis Waterman vindt de vulpen uit.
    • 13 april » Alfred Packer wordt schuldig bevonden aan kannibalisme.
    • 24 mei » Opening van de Brooklyn Bridge in New York in de Verenigde Staten.
    • 12 augustus » De laatste levende Quagga (een zebra-soort) sterft in dierentuin Artis
    • 15 oktober » Inhuldiging van het Brusselse Justitiepaleis.
    • 18 november » Amerikaanse en Canadese spoorwegen stellen vier standaard tijdzones in voor het hele continent, waarmee een eind komt aan de verwarring door het gebruik van duizenden lokale tijdrekeningen.


Dezelfde geboorte/sterftedag

Bron: Wikipedia


Over de familienaam STEENBERGEN


Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
W.A. van der Waal-VISSER, "Stamboom Van der Waal", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/van-der-waal-stamboom/I211773.php : benaderd 2 mei 2024), "maria maaike STEENBERGEN (1853-1883)".