Hij is getrouwd met cornelia van TRIGT.
Zij zijn getrouwd op 3 juli 1861 te maasdam , hij was toen 27 jaar oud.Bron 1
Kind(eren):
Ds. ii. Ruijs (1834-1919)
Ds. Ruijs diende onder meer drie Hoeksche Waardse gemeenten: Maasdam, Mijnsheerenland en Oud-Beijerland. In laatstgenoemde plaats stond hij zelfs twee keer. Zijn vrouw was afkomstig uit Maasdam.
Josienus Joannes Ruijs werd geboren te Kampen op 6 februari 1834. Zijn ouders waren Theodorus Ruijs en Willemina Jacoba Posthumus. Een jaar eerder was in het gezin van zijn ouders ook een zoontje geboren, Joannes Josienus. Deze was echter na negen maanden reeds overleden, in oktober 1833. Vader Ruijs was olieslager, koopman en winkelier op de Korenmarkt te Kampen.
J.J. Ruijs werd op 3 mei 1859 kalididaat. Op ii december van dat jaar werd hij door zijn broer, ds. J.A. Ruijs uit Putten, bevestigd tot predikant in Maasdam met 2 Timotheüs 2 vers 15: Benaarstig u om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider die niet beschaamd wordt, die het woord
der waarheid recht snijdt. Hij deed intrede met Kolossenzen i vers 27b en 28: Welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid; Denwelken wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens en lerende een iegelijk mens
in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus. Het volgende jaar ontving hij al een beroep naar Kaap de
Goede Hoop, waarvoor hij bedankte.
Toen ds. Ruijs aan zijn ambtelijke loopbaan begon, was zijn prediking wel rechtzinnig, maar miste zij de nodige diepgang. Dat blijkt ook uit de in handschrift bewaard gebleven intreepreek die hij in Maasdam gehouden had. Later werd zijn prediking steeds bevindelijker en meer op de man af. Dit hield nauw verband met de persoonlijke lessen die hij mocht ontvangen op de leerschool van vrije genade. Helaas is daar weinig meer van bekend.
In Maasdam trad hij op 3 juli i86i in het huwelijk met Cornelia van Trigt, geboren (in 1842) en wonende te Maasdam, dochter van de chirurgijn van het dorp. In de jaren vijftig en zestig van de negentiende eeuw werd Maasdam gediend door rechtzinnige predikanten. De voorganger van Ruijs, F.J. Herman, was in 1856 in Maasdam bevestigd door de bekende Haagse predikant D. Molenaar.
In 1863 vertrok ds. Ruijs naar Oude en Nieuwe Wetering en in 1865 naar Oud-Beijerland, waar hij op 29 oktober bevestigd werd door ds. D.K. van Meerten met Romeinen i vers i6. Hij vervulde daar de vacature die ontstaan was door het vertrek van ds. H.WA. Verhoeff. Ds. Ruijs deed intrede met 2 Korinthe 3 vers 5: Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God.
Ds. Ruijs ondervond in Oud-Beijerland tegenkanting van zijn collega- predikant Van Meerten, die een duidelijk andere ligging had.
Op 29 september 1867 preekte ds. Ruijs afscheid met Openbaring 3 vers 3a: Gedenk dan hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en bekeer u. Hij vertrok naar Oud-Albias, waar hij door zijn broer bevestigd werd. De ouders van ds. Ruijs overleden beiden in i868, zijn moeder in januari en zijn vader in juli van dat jaar. Reeds in i868 keerde ds. Ruijs naar Oud-Beijerland terug, na op 13 september van Oud-Albias afscheid genomen te hebben. In Oud-Beijerland werd hij O 4 oktober door zijn broer, ds. J.A. Ruijs uit Putten, bevestigd met Psalm 86 vers jib: Verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams. Hij deed intrede met Romeinen i vers ii en 12: Want ik verlang om u te zien, opdat ik u enige geestelijke gave mocht mededelen, ten einde gij versterkt zoudt worden; dat is, om mede vertroost te worden onder u door het onderling geloof, zo het uwe als het mijne. Nog geen drie weken na zijn intrede overleed zijn tweejarig zoontje Johannes, op 23 oktober i868.
In Oud-Beijerland werd in de tweede helft van de negentiende eeuw door predikanten en kerkenraad voortdurend geageerd tegen het houden van kermis en de zogenaamde kriekenzondagen. Ook ds. Ruijs zette zich hiervoor bijzonder in. In 1870 hield hij er een speciale avonddienst voor en bezocht hij de herbergiers om hen op de zonde van het ontheiligen van Gods dag te wijzen. Het had echter weinig resultaat. Pas in i888 werd de kermis definitief afgeschaft, nadat ds. C. Bouthoorn daartoe pogingen ondernomen had. Deze vermeldde dit feit in het notulenboek met de toevoeging: Soli Deo Gloria.
De boekverkoper Joh. W. van der Reijden schreef in zijn levensgeschiedenis (de derde druk werd voorzien van een voorwoord door ds. A. Janse te Tholen) dat hij in de pastorie van ds. Ruijs een warm onthaal ontving. Van Rotterdam reisde ik over de dorpen Charlois en Pernis naar Oud-Beijerland. In laatstgenoemd dorp werd ik door ds. Ruijs, leeraar der Ned. Herv. Gemeente met de grootste welwillendheid behandeld. Zijn Eerw.s hart werd zo voor mij ten goede geneigd, dat ik niet alleen een weinig rust na een vermoeiende tocht ontving, maar mij tevens een verkwikkelijke maaltijd bereid werd, uit welk een en ander ik bijzonder de leiding der Goddelijke Voorzienigheid kon opmerken. De Heere maakte op dit dorp mijn weg zo voorspoedig dat ik. ruimschoots in staat was op eigen kosten een goed logement te nemen.
Op 26 maart 1871 nam ds. Ruijs afscheid wegens vertrek naar Ermelo. Daarbij sprak hij over Handelingen 8 vers 39b: Want hij reisde zijn weg met blijdschap. In 874 vertrok hij naar Hoevelaken, waar hij bevestigd werd (met Jesaja 52 vers 7) door deemerituspredikant ds. A.P.A. du Cloux. In 1879 vertrok hij naar Hilversum, in 1882 naar Mijnsheerenland en in 1889 naar s-Grevelduin-Capelle.
In deze gemeente herdacht hij op zondag io december 1899 zijn veertigjarig ambtsjubileum. Hij sprak daarbij over dezelfde woorden als waarmee hij in zijn eerste gemeente intrede gedaan had, Kolossenzen i vers 27b en 28. Tien jaar later, op zondag 12december 1909, werd een herdenkingsdienst gehouden naar aanleiding van zijn vijftigjarig ambtsjubileum. Psalm 103 vers i en 2 nam hij toen als uitgangspunt voor de preek.
In s-Grevelduin-Capelle ging ds. Ruijs op ijuli 1914 op tachtigjarige leeftijd met emeritaat, nadat hij deze gemeente 25 jaar had gediend. De laatste tijd van zijn leven had ds. Ruijs veel last van kortademigheid, hij kon bijna de trap niet meer op. Dan citeerde hij wel eens de bekende dichtregels:
Hoe dichter ik nader,
aan t huis van mijn Vader,
hoe sterker ik hijg,
naar de eeuwige woning,
het feest van mijn kroning,
en t eind van den krijg.
Op z juni 1919 overleed hij in EIst (Gld) op 8-jarige leeftijd. Op de rouwkaart staat vermeld dat hij ontsliep in vollen vrede. Zijn weduwe overleed op 28 januari 1935 te Driebergen, bijna 93 jaar oud.
josienus johannes RUIJS | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1861 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cornelia van TRIGT |