Hij is getrouwd met johanna BOTH.
Zij zijn getrouwd op 17 mei 1894 te oud-beijerland , hij was toen 25 jaar oud.Bron 1
Kind(eren):
MOOI OUD-BEIJERLAND
Oud-Beijerland is welgebouwd!
Wie zal dit tegenstreven?
Het is, als men het recht beschouwt, Een oord van lust en leven.
De straten zijn haast alle recht,
Daar kunnen wij op bogen;
Het is er, zoo maar kort gezegd,
Een wellust voor de oogen.
Twee torens steken fier hun spits
Als uit een dal verheven.
Wat menig dorp toch zeker mist;
't Is alles licht en leven.
Wij hebben ook een Paradijs,
Wat zelfs een stad moet missen.
Daar maakten we expres een reis,
Daar moest het ,ja" beslissen.
Een mooie gracht scheidt oost en west, Wel waard haar te bekijken.
En heulsgewijs, het staat er best,
Ziet men ons raadhuis prijken.
Daar ging zoo menig jeugd paar heen, Door liefde aangedreven;
Daar vonden zij, van harte één,
Een schat voor 't gansche leven.
w. Lagerwerf(1938)
Nog een herinnering aan 'De Zandpad' van Wouter Lagerwerf (Oud-Beijerland 1868-1947).
Hij beschrijft de tegenwoordige Karel Doormanstraat in Oud- Beijerland uit de tijd dat er nog geen huizen stonden en er aan weerszijden boomgaarden lagen.
ZANDPAD
Ik heb de laatste boom zien vellen,
Aan 't kerkpad dat men zandpad noemt.
Ik wil daar wel iets van vertellen,
Van uit de tijd toen 't was beroemd.
Aan weerszij stonden populieren,
Met aan hun voet een breede sloot,
Ik zag ze welig groeiend tieren,
Zoo werden zij in weelde groot.
Ik heb daar in mijn kinderdagen,
Gespeeld, gehoepeld en getold,
'k Ging daar met vriendjes vlinders jagen,
En vaak om elke boom gedold.
'k Zie nog een stroom van tempelgangers,
Zoo ied'ren Zondag telkens weer,
Met in de boomentop de zangers,
Wat ging de wildzang daar te keer!
Ik zag daar tweemaal boomgaard planten,
En heb ze tweemaal heen zien gaan,
Zoo was het lang aan beider kanten,
Wel waard om er bij stil te staan.
'k Zie nog die blijde vogels zwieren,
Zooals de zwaluwen dit doen,
Wijl and're vogels tierelieren,
In 't Meische populierengroen.
'k Zie nog de kriekeboomen bloeien,
Ik trek de geur nog voor mijn geest,
Ik denk nog aan ons vrolijk stoeien,
Want wij zijn allen jong geweest.
Nu is dat paradijsje henen,
Geen boom, geen vogel en geen lied,
Aan weerszij woningen van steenen,
Is alles wat men er nu ziet.
't Was toen een wonderlijk gebeuren,
Als in het vlinderrijk seizoen.
Bij vlinderdans en bloemengeuren,
De kikkers sprongen in het groen.
Ik zal dit paadje nooit vergeten,
De speelplaats onzer kindertijd,
'k Moest zelfs als kind van kommer weten,
Maar daar heb ik mij toch steeds verblijd.
'k Zag nu den laatsten popel vallen,
'k Heb denkend er bij stil gestaan,
Ik dacht, zo gaat het met ons allen,
De popels zijn slechts voorgegaan.
Zoo gaat het vrienden, Huug en Kees,
Ook op den weg van alle vleesch.
O.B.
Een toepasselijk gedicht van Wouter Lagerwerf (Oud - Beijerland 1868-1947) voor het jaar dat we achter ons laten. De meeste gedichtjes voor Oud en Nieuw heeft hij eind jaren dertig van de vorige eeuw geschreven, maar onderstaand gedichtje zal eerder geschreven zijn want hierin spreekt hij nog niet zijn angst uit voor een naderende oorlog.
De tijd
Sneller dan wij kunnen denken
Sneller gaat de tijd voorbij.
En wij volgen op zijn wenken
Op zijn wenken volgen wij.
Bij den eersten blik in 't leven
Zijn wij reeds zijn metgezel.
Voert hij ons langs levensdreven
Voert hij ons door wee en wel.
Jagend langs de lentepaden
Sleept hij in zijn vaart ons mee.
Al maar jagen vroeg en spade
En wij volgen tree na tree.
Voerend langs de lentedreven
Brengt hij ons in 't zomerland.
Al maar rennen rustloos zweven
Al maar jagend plichtsgestand.
Door de doornen en langs rozen
Sleept hij voort en maakt ons oud.
Al maar hollend zonder pozen
Als de storm door 't hoge woud.
Als de storm het bos doet beven
Sidderend door ruw geweld.
Doet zij vaak ontelbren sneven
Wordt er menig boom geveld.
Zo jaagt ook de storm door 't leven
Zo jaagt ook het tijdsgeweld.
Oud en jong doet hij sneven
Zo ook worden wij geveld.
Alles wisselt hier op aarde
Uren, dagen, vee en kruid.
Zo ook wij in 's levensgaarde
Blazen eens den adem uit.
Mensen, dieren, boom en plant
Zijn vergank'lijk als het leven.
Daar de tand der tijdenstand
Al wat hier bestaat moet sneven.
O.B. W.L.
wouter LAGERWERF | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1894 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
johanna BOTH |