Hij is getrouwd met Othelhildis van de Noordmark van Saksen.
Zij zijn getrouwd
Kind(eren):
Graaf in het Westfriese gebied van Maas tot Vlie, bijgenaamd Hierosolymita, vanaf 18-09-993 tot 1039; hij regeerde eerst nog onder voogdij van zijn moeder.
Hij verloor Gent en Waas, doch verwierf vermoedelijk Rijnland en Westvlieland, stichtte de burcht te Vlaardingen en vesloeg aldaar in 1018 een rijksleger aangevoerd door de hertog van Neder-Lotharingen, waarmee hij zijn positie vestigde.
Voor 1019 huwde hij met Othilde van de Noordmark, uit welk huwelijk vier kinderen bekend zijn, twee zonen en twee dochters. Van zijn zonen volgde Dirk hem als Dirk IV op. Zoon Floris, op wie na het overlijden van Dirk IV de grafelijke titel overging, werd bekend als Floris I. Van de dochters uit het huwelijk van Dirk III huwde Betrade later Dirk van Katlenburg en Swanhilde een zekere Emmo. Dirk III was nog te jong om te regeren toen zijn vader sneuvelde. Daarom nam zijn moeder het bestuur over het graafschap voor hem waar. Gedurende zijn minderjarigheid werd Holland bedreigd door aanvallen van de Friezen. Zijn moeder Liutgarde riep de hulp in van haar zwager, de Duitse keizer Hendrik II. Deze begaf zich met een leger vanuit Utrecht per schip naar het Friese gebied en bracht deze aanvallen in 1005 tot staan. Toen Dirk III meerderjarig werd en het bestuur zelf in handen nam, was het in het noorden van zijn graafschap kennelijk toch niet veilig genoeg, want hij trok zich terug in het gebied rond Vlaardingen. Daar, in de latere Riederwaard, toen het Merwedewoud genoemd, een bosrijk en moerassig gebied in het mondingsgebied van de Maas en Waal, liet Dirk III grond in cultuur nemen door Friese kolonisten. Dit terwijl het gebied eigenlijk toebehoorde aan de bisschoppen van Utrecht, Trier en Keulen. Kooplieden uit Tiel, die handel dreven met Engeland, klaagden bovendien hun nood omdat de schippers die weigerden tol aan Dirk te betalen, door deze geplunderd werden. Bisschop Adelbold van Utrecht riep hierop de hulp in van de Duitse keizer en Dirk II kreeg in 1018 de opdracht om zijn versterking bij Vlaardingen te ruimen. Graaf Dirk III trok zich echter op zijn burcht terug. Deze burcht bevond zich op de plaats waar zich nu de kern van het huidige dorp Maasland bevindt (even ten noorden van Maassluis). De Duitse keizer Hendrik II was hierop gedwongen een leger te zenden. Dit leger, op een vloot met eenheden uit Utrecht, Keulen en Luik, kwam onder aanvoering te staan van hertog Godfried van Lotharingen. Het leger ontscheepte zich ergens halverwege de burcht van Dirk III en Vlaardingen waarna het te land optrok richting burcht. Daar liep het vast door de vele dijken en sloten waardoor Godfried gedwongen was een andere route te kiezen. Onderweg terug naar de schepen liep het leger in een hinderlaag en werd het verpletterend verslagen. Dit alles wordt door de monnik Alpertus van Metz in het Latijn beschreven. Deze Alpertus is vermoedelijk geboren in het bisdom Utrecht. Nadat hij monnik was te Metz werd keerde hij waarschijnlijk als kanunnik naar Utrecht terug.
Terwijl hij de bevolking ter plekke had beschreven als Friezen die zich verbonden hadden met rovers, vermeldt hij over de verlopen strijd:
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.