(1) Hij is getrouwd met Aaltje Dagman.
Zij zijn getrouwd op 31 december 1741 te Winkel, Noord-Holland, Nederland.
Kind(eren):
(2) Hij is getrouwd met Neeltje Goverts.
Zij zijn getrouwd op 6 februari 1757 te Winkel, Noord-Holland, Nederland.
Kind(eren):
Op 2-2-1757 compareerde voor de weesmeesters van Winkel Claas Wit, weduwnaar van Aaltje Dagman ,welke ten overstaan van Jan Dagman, onderwijzer en oom verklaarde de kinderen het moederserf te geven, namelijk aan ieder kind F. 60 en een deel der kleding en sieraden van hun moeder.
Veel kinderen was in die tijd geen lang leven beschoren. Uit het tweede huwelijk van Claas Wit kwamen er acht niet tot de huwbare leeftijd.
Uit het impostboek op trouwen en begraven van de gemeente Winkel, 18-6-1770. Impost was belasting en moest naar inkomen betaald worden. Claas behoorde onder de vierde classe, daarna kwamen de onvermogenden, die werden pro deo begraven of getrouwt. Als een meerderjarige vrijgezel overleed moest er in sommige gemeenten voor hem het dubbele van zijn classe worden betaald.
In 1770 was Claas Wit schepen van Winkel. Dat deze mensen meer te doen kregen dan alleen het dorp besturen blijkt uit het volgende.
Er werd in Winkel een man gevangen genomen die, en dat was duidelijk gebleken, in de Zijperpolder vijf schapen had gestolen. Hij was al eens eerder gepakt voor het stelen van een partij gerookt spek uit het huis van Thijs Jurriaans staande in de Winkeler Weere. Daarna was hij als matroos voor de Oost Indische Compagnie uitgevaren en had na thuiskomst rondgezworven in Den Helder en de Zijpe en op Vrijdag den tweede Juni in de Hazepolder de schapen gestolen.
Men was het er over eens dat hij, tot afschrik van anderen, moest worden gestraft en de Schout Crimineel der Niedorper Cogge, die had vastgesteld dat de gevangene buiten pijn en banden van ijzer had bekent, stelde de volgende straf voor:
Dat hij, gevangene, bij vonnisse van de Ed. Achtb. Heeren Schepenen deser stede sal worden gecondemneert te worden gebracht op het schavot, voor het stadhuis deser stede op te richten, en aldaar aan de galge met de koorde gestraft dat er de dood na volgt, dat wij ders desselfs doode lichaam saI worden vervoert naar het galgeveld deser stede en aldaar aan de buitengalg worden opgehangen om door de vogelen des hemels en de injurien van de lugt, anderen ten afschrikking te worden geconsumeert en verteert. En laatstelijk dat hij, gevangene sal worden gecondemneert in de kosten eh misen van de justitie.
Geen misselijke eis, maar nu moesten de schepenen het eindoordeel vellen. Zij waren iets milder en besloten tot het volgende:
Zoo is het, dat mijne Heeren van den gerechte deser Steede, gesien en geexamineert hebbende de crimineelen eisch en conclusie van Willem Lalkeman, schout crimineel der Niedorper Cogge op ende jegens de gevangene gedaan en genomen en gelet op de confessien door de gevangene buiten pijn en banden van ijser zijn gedaan en voorts op al het gunt in desen te considereren stond en moveeren mogt en na ingehaald advijs van twee Heeren neutrale rechtsgeleerden, recht doende in den naam en vanwegen de Ed. Grootmogende Heeren Staten van Holland en Westfriesland, denzelfde gevangene gecondemneert hebben, zooals zij hem condemneeren bij desen omme gebracht te worden ter plaatse, alwaar men gewoon is crimineele justitie deser stede te exerceeren, omme aldaar met een strop om den hals onder de galg gestelt, strengelijk te worden gegeeselt, vervolgens gebrandmerkt met de letter G en wijders ten eeuwige daage gebannen uit den lande van Holland en Westfriesland op pene van zwaardere straffe.
Ontzeggende wijders den Heer Eisscher deszelfs verdere eisch en conclusie op en jegens de gevangene genomen, denzelven daarvan absolveerende bij desen, condemneerende niet te min denzelven in de costen en misen der justitie.
Aldus na voorgaande clokgeslagh gepronuncieert en geexecuteert, present alle de Heeren Schepenen wier namen, Adriaan Dirksz. Kistemaker, CLAAS SIJMONSZ. WIT, Pieter Pietersz. Bakker, Pieter Cornelisz. Houwert, Floris Dirksz. Kruijt, Klaas Gerritsz. Koeman en Simon van der Molen en ten oirconde bij haar tesamen geteekent op
den 28e Februari 1770.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.