Charles Latour Rogier (Nederlands, verouderd: Karel Rogier) (Saint-Quentin 17 augustus 1800 – Sint-Joost-ten-Node, 27 mei 1885) was een Belgisch politicus en een van de grondleggers van de Belgische staat.
Inhoud [weergeven]
Levensloop[bewerken]
Rogier was een zoon van de Franse officier en lakenhandelaar Firmin Rogier en van Henriette Estienne. Zelf bleef hij ongehuwd.
Nadat zijn vader tijdens de Russische veldtochten was gesneuveld, kwam hij met zijn moeder in Luik wonen en promoveerde er tot doctor in de rechten (1826) aan de Universiteit Luik. Voordien had hij gewerkt als privéleraar (1817-1821) en als huisonderwijzer (1821-1823) bij baron de Senzeilles. In 1826 werd hij advocaat bij de Balie van Luik.
Hij behoorde tot de jonge groep intellectuelen die kranten oprichtte (1824-1830): eerst de Mathieu Laensbergh, vervolgens Le Politique. In 1830, bij de eerste rellen in Brussel trok hij met 300 gewapende Luikenaars naar Brussel en bezette er het stadhuis. Hij werd voorzitter van de Commission administrative en van september 1830 tot februari 1831 maakte hij deel van het Voorlopig Bewind. In november 1830 werd hij in het arrondissement Luik verkozen tot lid van het Nationaal Congres.
Verschillende opdrachten volgden:
kolonel, vleugeladjudant van de Regent (24 februari 1831);
administrateur van de Openbare Veiligheid (21 maart 1831);
gouverneur van de provincie Antwerpen (4 juni 1831 tot 20 oktober 1832 en opnieuw van 21 september 1834 tot 5 april 1840).
Hij doorliep een meer dan een halve eeuw lange loopbaan als volksvertegenwoordiger:
1831-1837 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Turnhout;
1837-1854: volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Antwerpen;
1856-1857: volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel;
1857-1863: volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Antwerpen;
1863 tot aan zijn dood: volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Doornik.
In 1878 was hij voorzitter van de Kamer.
Rogier behoorde tot de liberale gezindheid. Hij was vrijmetselaar in de Brusselse loge L'Union des Peuples.
Vanaf 1845 steunde hij het project van o.a. Paul Devaux en Pierre-Theodore Verhaegen om een bundeling van alle liberale en antiklerikale krachten te organiseren. Eén jaar later, in juni 1846, kwam het liberaal congres samen en werd de Liberale Partij opgericht als eerste nationale politieke organisatie. Omdat Rogier afwezig was bij dit congres, slaagde de jonge radicaal Walthère Frère-Orban erin om zich te profileren tot voorman van de partij. Vanaf toen moest Rogier zijn leiderspositie van de partij steeds met hem delen.
In de loop van zijn politieke carrière maakte hij vaak deel uit van de Belgische regering:
1832-1834: minister van Binnenlandse Zaken;
1840-1841: minister van Openbare Werken;
1847-1852: eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken;
1857-1861: minister van Binnenlandse Zaken;
1861-1868: eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken.
Bij het einde van zijn ministeriële loopbaan werd hij in 1868 benoemd tot minister van Staat.
Voor de jonge staat had hij enkele belangrijke ideeën. Onder zijn initiatief werd in 1834 de eerste spoorlijn op het Europese vasteland gelegd tussen Mechelen en Brussel en voor de haven van Antwerpen werd de Scheldetol ongedaan gemaakt.
In 1848 woedde de Franse Februarirevolutie, ook in België braken er rellen uit. De economische crisis, de werkloosheid en een dreigende hongersnood werden belangrijke punten voor de regering. Karl Marx, die in ballingschap in Brussel woonde, werd door Rogier het land uitgezet. Er keerde een relatieve rust terug wanneer de kiescijns tot een minimum werd verlaagd en werkgelegenheid werd beloofd.
Rogier aan het hoofd van de Luikse vrijwilligers (Soubre, 1878)
Tegen Napoleon III wist hij de onafhankelijkheid van het jonge land te vrijwaren.
In 1860 paste hij de Brabançonne aan. De uitvallen naar Nederland werden afgezwakt, ook kwam hij met ideeën over een nieuwe vorming van een Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, in confederale vorm.
Rogier op latere leeftijd
In 1867 liepen de spanningen tussen de oudere, meer gematigde Rogier en de jongere, radicalere Frère-Orban zodanig op dat samenwerking in de regering vrijwel onmogelijk werd. Daarop nam Rogier ontslag en op 3 januari 1868 werd hij opgevolgd door Frère-Orban. Vanaf dan was zijn rol in feite uitgespeeld.
Zijn dood in 1885 betekende het verdwijnen van een liberaal boegbeeld dat jarenlang invloed uitoefende op het Belgisch liberalisme en de Belgische staat.
Eerbetoon[bewerken]
Er zijn verschillende straten en pleinen naar hem genoemd:
in Brussel zijn er het bekende Rogierplein in Sint-Joost-ten-Node (met de Rogiertoren) en de Rogierstraat/Rogierlaan (Schaarbeek)
in Antwerpen de Karel Rogierstraat,
in Luik de Charles Rogierlaan,
Charles Rogierstraten in onder meer Frameries, Renlies en Saint-Quentin.
In Luik is een standbeeld van hem opgericht en is het atheneum naar hem genoemd[1].
Verkeerd citaat[bewerken]
Een citaat dat hem foutief toegeschreven wordt is "La Belgique sera Latine ou elle ne sera pas".[2] In werkelijkheid werd dit citaat pas in 1915 neergeschreven door de wallingant Raymond Colleye.[3]
Literatuur[bewerken]
Ernest DISCAILLES, Charles Rogier (1800-1883), d'après des documents inédits, Brussel, 1892-1895, 4 vol.
Ernest DISCAILLES, Un diplomate Belge à Paris de 1830 à 1864, Mémoires de l'Académie royale de Belgique, Brussel, 1907
Ernest DISCAILLES, Charles Rogier, in: Biographie nationale de Belgique, T. XIX, 1907, col. 693-781.
Theo LUYCKX, Politieke geschiedenis van België, van 1789 tot heden, Brussel, 1964.
Jean BARTELOUS, Nos Premiers Ministres, de Léopold Ier à Albert Ier, 1983, Bruxelles, éd. J.M. Collet, p. 64.
Gustaaf JANSSENS & Jean STENGERS (dir.), Nouveaux regards sur Léopold Ier et Léopold II, Fonds dâArchives Goffinet, Bruxelles, Fondation Roi Baudouin, 1997.
Jean STENGERS, Histoire du sentiment national en Belgique des origines à 1918, tome 1, Les Racines de la Belgique, éditions Racine, Bruxelles, 2000
Jean-Luc DE PAEPE & Christiane RAINDORF-GERARD, Le Parlement belge, 1831-1894. Données biographiques, Brussel, 1996.
Charles Latour ROGIER |