Ook Eelke
Hij is getrouwd met Trientje Jans de Jong.
In trouwboek Bellingeweer: "Den 21 April 1ste en 2de Huwl: Voorstellinge Eilke Levies J:M: van Eenrum, wonende thans te Ranum en Trienje Jans J.D.geboortig van Bellingeweer, wonende te Maarhuizen, 3de maal voorgestelt en getrouwd te Bellingeweerden 28sten April dezes."(=1799).
Het echtpaar vertrok met hun kinderen op 24-07-1820 vanuit Eenrum naar Frederiksoord (Kolonie van Weldadigheid).De plaatsing gebeurde met "contributie van het arrondissement Appingedam". Volgens een brief van de subcommissie Appingedam d.d.12 Juni 1820 zijn zij uitgeloot samen met een familie H.J.Taatgen uit Farmsum uit een totaal van 9 belangstellende gezinnen. De laatste jaren van hun leven woonden zij afwisselend in bij hun kinderen Frouwke, Drewes en Johanna, die allen in de koloniewoonachtig waren. [Bron: internet W. Helder: www.xs4all.nl/~whelder]
Zij zijn getrouwd op 28 april 1799 te Bellingeweer, hij was toen 21 jaar oud.
Kind(eren):
https://whelder.home.xs4all.nl/oudlevy-frm3.htm
olgens overlevering bij monde van Eelke Bakema (Eelke Bakema geb.03-08-1920, woonachtig te Assen) zou Eilke met een hoge officier als paarden verzorger de Russische veldtocht hebben meegemaakt en bij Moskou zijn geweest(1812). Na een terugtocht vol ontberingen (bijv. beschutting zoekend in de huid van een geslacht paard) zou deze oficier de voorspraak zijn geweest voor opname in de Kolonie van Weldadigheid te Frederiksoord. De betreffende brieven over de Russische ontberingen zouden doorde vader van Eelke Bakema te Assen zijn uitgeleend en daarna verloren gegaan.(bron: Jur Visser, Haarlem).
http://www.schackmann.nl/proefkolonie/Archief/Appingedam.html
De koeijen zijn de magerste in de kolonie
De derde kolonist uit het arrondissement Appingedam is de jongste van het stel en heet Eilke Levys Bakema. Hij is 42 jaar als hij zich juni 1820 in Frederiksoord-2 vestigt. Hij is een kind uit een in die tijd zeldzame soort van gemengd huwelijk.Zijn vader heette Levy Jacobs, een 'slagter en schapenhandelaar' die in diverse gerechtelijke aktes voorkomt als 'Levie de Joode', zijn moeder was een hervormde 'daglonerse' te Eenrum. Een oudere broer van Eilke was in 1805 als timmerman een vande bouwers van de toren van de hervormde kerk in Pieterburen. Of het er iets mee te maken had of niet is onbekend, maar een jaar later liet die broer zich samen met een zus christelijk dopen. Weer vijf jaar later kreeg hij de grote opdracht om het interieur van diezelfde kerk te vernieuwen. (10)
Of Eilke Levys Bakema zelf ook ooit officieel is toegetreden tot het christelijke geloof is onbekend, maar op de kolonie worden hij en zijn gezin ingeschreven als 'hervormd'. Lezen en schrijven kan Eilke niet maar landarbeiden blijkbaar wel. Na een paar jaar krijgen ze een koperen medaille en in oktober 1824 komen ze voor op een door de directeur opgestelde 'lijst van eenige kolonisten welke door de Kleine Raad geschikt zijn geoordeeldt om als boeren op grote hoeven bij eene der etablissementen te worden overgeplaatst'. Vrijboeren dus, met een grote boerderij (boek blz. 331) en met veel land dat mede bewerkt moet worden door de bedelaars die in het 'etablissement' vastzitten. De 20ste van die maand betrekken ze de grote boerderij nummer 13 bij de Ommerschans.
Het gaat een jaar goed. Tot twee employées van de Maatschappij het nodig vinden om - 'op heden den drieentwintigste november des jaars eenduizendachthonderdenvijfentwintig'- een proces verbaal op te maken vol met beschuldigingen tegen de familie.
Om te beginnen was geconstateerd dat 'de aardappelen ongedekt en voor alle weder bloot stonden'. Toen ze Eilke daarover aan zijn vestje trokken 'heeft hij gezegd zulks niet geweten te hebben'. Vervolgens bleek dat 'het hooi rondom de hooimiet verslingerd en in de modder getrapt was (..) en overigens slingerde het hooi over de gansche deel zelfs met zoo eene ongeregeldheid dat zulks geen mensch met billijkheid konde aanschouwen zonder zijn misnoegen te kennen te geven.'
Zo zijn er meer klachten en die worden ondersteund door de hoogste gezagsdragers ter plekke die bij de Bakema's alles ontwaren 'wat een huishouden van onverschillige en verwaarlozende menschen aanduidt: de koeijen zijn de magerste in de kolonie,met de paarden is het niet beter gesteld'. Men spreekt van 'verregaande neglisentie in de uitvoering zijner pligten, verontachtzamen der hun aanvertrouwde goederen'
Maar het belangrijkste is toch wel de reactie op deze kritiek en en het feit dat die reactie komt van Bakema's echtgenote. Trijnje Jans de Jong, 49 jaar tevoren geboren in Bellingeweer, is niet van plan zich door de bemoeials te laten intimideren. 'Ik zal voor de bliksem Mijnheer Visser wel spreken,' zegt zij, verwijzend naar de koloniedirecteur die het gezin voor het vrijboerschap heeft voorgedragen. Ze uit 'niets dan brutale uitdrukkingen' volgens de twee verbalisten. 'Zoo hebben wij haar bij den arm genomen om haar de fout aan te tonen, dan genoemde vrouw heeft niet opgehouden met brutaliseeren'. Ze gaan er iets van zeggen tegen Bakema die op het land is: 'doch heeft hier op niet geantwoord'.
Ook voor de directie is het de 'alles overschreeuwende, vloekende en door en door brutale vrouw', die de doorslag geeft bij het besluit om de Bakema's het vrijboerschap te ontnemen en ze terug te plaatsen naar Frederiksoord. Maar als een aantal jaren later daar kleine hoeves worden samengevoegd ten gunste van grote boerderijen voor vrijboeren, behoren de Bakema's weer tot de eersten die tot die status bevorderd worden. Misschien dat vrouw Bakema tegen die tijd begrepen heeft dat je in dekoloniën een beetje moet 'meeveren' om iets te bereiken? (11)
http://www.schackmann.nl/proefkolonie/Archief/Appingedam.html
Van Eilke Levys Bakema was hiervoor al verteld dat hij in Frederiksoord opnieuw vrijboer werd en dat blijft hij tot zijn dood in 1851. Van de vijf meegekomen kinderen (één dochter was in Groningen gebleven) kiezen er drie voor het koloniale bestaan.
De oudste dochter Frouwke of Vrouwke trouwt met een kolonistenzoon uit Amsterdam. Na een tijdje als 'arbeidershuisgezin' in Veenhuizen krijgen ze een hoeve op fr kolonir. Dochter Johanna trouwt een kolonistenzoon uit Alkmaar en wordt zo'n twintigjaar kolonistenvrouw tot het gezin vertrekt. Zoon Jacob trouwt een dochter van de eerste en enige kolonist uit het Zeeuwse Sluis, maar zij blijven niet op de kolonie. Zoon Drewes wél, na zijn huwelijk met een wichtje uit de omgeving, voor de uitzondering eens géén kolonistendochter, wordt hij kolonist en later vrijboer tot zijn dood eind negentiende eeuw. Van zijn twaalf kinderen blijven er ook een paar altijd op de kolonie. (13)
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Eilke Levys Bakema | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1799 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Trientje Jans de Jong | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.