Hij had een relatie met Margarita VERDOODT.
Kind(eren):
Te Baardegem (Oost-Vlaanderen) woont zijn zoon Joannes jr. x Catharina van Biesen. Hij is peter op 5/6/1624 te Baardegem van hun zoon Joannes.
Margareta Verdoot is ook meter van Margareta Puttemans gedoopt te Baardegem in 1617, kind van hetzelfde echtpaar.
Catharina van Biesen is meter van Catharina, dochter van Elisabeth van de Putte x Guilielmus van de Voorde.
---
overleden voor 1631
Bron : Liber Status Animarum Conscriptus per Aegidius van Lokeren A° 1631 blz 81
In december 1297 wordt een van de Putte (Gillon dou Puch) vermeld als vazal uit het Land van Dendermonde.
Hij is aanwezig bij het bewaken van de stad Bethune tegen mogelijke Franse aanvallen.
Hij zal waarschijnlijk ook opgeroepen zijn om deel te nemen aan de slag der Gulden Sporen in 1302. (zie hierna)
---
...
Op zelfden datum erkent dezelfde Robrecht (van Bethune) nog schuldig te zijn 52 pond 5 sol. par. aan Daniel de la Tenre (van de Dendere), van Dendermonde, over voorgeschoten geld door dezen betaald aan zijn gezellen « Daniel en Jehan de Niedervielle (van Nedervelde), Daniel Droese (van Droeshout), Henry de la Mare (van der Mere) en Arnoul Ie Blanc (de Witte) », tijdens hun krijgsdienst te Bethune. Het is niet moeilijk in de Fransche vormen van die namen, oude Opwijksche geslachtnamen te herkennen.
Denkelijk waren dat de Opwijksche vazallen die tot legerdienst verplicht waren, te paard en in harnas. Zooals we elders gezien hebben waren die, met den erfmeier, ten getale van zes.
Telkens wanneer de graaf van Vlaanderen zijn volk ten oorlog opriep moesten de bezitters van zekere leengoederen de gestelde gewapende ruiters « op sheeren cost » leveren. De meier was de aangewezen aanvoerder van de kleine groep. Het is dan ook zoo goed als zeker dat diezelfde personen die, in 1297, wapendienst leverden te Bethune, met hun meier, op Groeningekouter, in 1302, naast de Vlaamsche gemeentenaren bij den roemvollen strijd zullen opgetreden zijn. De Vlaamsche vazalen werden immers regelmatig opgeroepen door den regent Gwijde van Namen. Naar de kronijken melden kwamen de Dendermondsche vazallen tijdig aan om deel te nemen aan den slag.
---
De hoven lagen verspreid over den geheelen bodem, de gebouwen los van elkander in quadraat opgesteld (woning,stallen, schuur, ovenbuur), ingesloten in een waterwal. Vele van die hoven zijn verdwenen of wel vervangen door kleinere hofsteden, doch de sporen van de wallingen zijn nog steeds te herkennen. Wij noemen ze hier, zooals ze bestonden in de 14e en 15e eeuw; enkele daarvan zullen wel opklimmen tot den Karolingischen tijd :
De hoeven te Ingersbrugge ('later « de borcht »), kern van de huidige dorpskom; — ten Broeke (« 't Walleken »), naast het Aschbroek, bij de Broekstraat, met als primitieven akker het Brukeneveld (thans Bruggeneve'ld); — ter Dorent, in de Groote Meer, bij de Doortstraat; — te Neervelde; — te Diepenbroek, te Nieuwenhove en te Heistergem (of Pluimshof), langs de Wiesbeek; — ten Eeken, te Ingene, te Kutserode, ter Beke, ten Breeden, te Rode, ten Wijngaard, ter Mere, te Nijverzeel, in 't noordwestelijk gedeelte van de gemeente; — te Hemmerik (of Hemelrijk), te Averbeke, ter Hofstad en ten Aanhouwe, in 't Zuidwesten van de dorpskom; — ter Hoeven, ten Huffete, te Droeshout, te Perre, ter Hagen, ter Hulst, te Langvelde, ter Specht, ter Eerdbrugge, ten Bossche, ten Putte en te Mansteen, in 't zuidelijk gedeelte van de gemeente.
Bron : Geschiedenis van Opwijk door Jan Lindemans
Joannes van de PUTTE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Margarita VERDOODT |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.