(1) Zij is getrouwd met Jan Wietzes Adema.
Zij zijn getrouwd op 31 juli 1864 te Marum , zij was toen 24 jaar oud.Bron 1
(2) Zij is getrouwd met Louwe Sybrens van Wijk.
Zij zijn getrouwd op 28 april 1871 te Ooststellingwerf , zij was toen 31 jaar oud.Bron 1
(3) Zij is getrouwd met Geert Willems Oost.
Zij zijn getrouwd op 1 maart 1889 te Grootegast , zij was toen 49 jaar oud.Bron 1
Het verhaal van Wibigjen Nonkes (vanuit de fam.Nonkes via Gerda de Jonge-Vos)
"In 1840 werd inde Wilp, in de provincie Groningen, een meisje geboren dat de naam Wiebigje Nonkes meekreeg. Tachtig jaar later,, in 1920, overleed ze na een leven van zorgen en armoede. Ze had een bijzonder helder verstand, maar had net zoals andere arme kinderen, geen kans om daarmee verder te komen.
Drie keer werd ze weduwe en kreeg vier kinderen. Ze starte een klein winkeltje, waar zout, thee, koffie, petroleum enz te koop was.
Wiebigje was een handige kleermaakster en moest met naaien een groot deel van haar inkomen verdienen. Als ze een hele dag bij een ander aan het naaien was, dan leverde dat haar 20 cent op en een warme maaltijd.
Soms, als ze een karweitje had waar haast mee was, stond ze s'nachts om twee uur op en had dan voor acht uur al een nieuwe flapbroek met de hand genaaid.
De kinderen moesten al vroeg meewerken in de huishouding en in het winkeltje.
Er was toen geen leerplicht, maar moeder wist het toch zo te regelen dat de kinderen drie dagen in de week naar school konden gaan.
Wilpster boerinnen
Alle weken ging ze één dag lopend naar Drachten om boodschappen te doen. Dat was een afstand van ongeveer 16 km. Onder de ene arm had ze dan vaak een ronde doos met oorijzermutsen van de welgestelde Wilpster boerinnen. Die mutsen moesten in Drachten gesteven worden.
Aan de andere hand had ze een mand met boodschappen.
Als 's winters het ijs sterk was, maakte ze de tocht op schaatsen op de Ureterper Vaart en spaarde op die manier wat tijd uit.
Op een zekere winterdag moest ze naaiwerk doen bij een niet al te schoon gezin. Veel zin had Wiebigje er niet in, maar voor 2 dubbeltjes wilde een arme weduwe nog wel ergere dingen doen. Ze was die middag al op tijd klaar met haar werk en vroeg beleefd of ze nog wat kon doen.
De man zat er in zijn vieze kleren bij en toen kreeg zijn vrouw plotseling een idee. "Jan", zei ze , "trek je lange onderbroek eens even uit. Daar zit een grootr gat in. Dat kan Wiebigje nog mooi even stoppen" Die durfde niet voor de eer bedanken en even later trok Jan zijn gestopte onderbroek weer aan.
Naaimachine
Een poosje later kon de weduwe, misschien wel met geleend geld, een naaimachine aanschaffen. Ze vroeg toen 25% opslag en kwam zo op een kwartje per dag!
Achter haar huis had ze nog een groentetuin. Daar verbouwde ze o.a. paardebonen, die ze per kop (een liter) verkocht. (een paardeboon is een gedroogde tuinboon). Op een zekere dag in 1888 stapte een vreemde man bij Wiebigje de winkel binnen en vroeg om paardebonen.
Wiebigje nodigde de man uit om mee te komen naar het achterhuis, waar de bak met bonen stond met de kop erin. "Mag ik de kop eens even bekijken ?" vroeg hij.
Op de bon
Daar had ze niet op tegen en zonder argwaan overhandigde ze hem de lege kop. De man bekeek het ding van alle kanten en zei toen: "Deze is niet ge-ijkt, en dus moet ik u op de bon zetten." Wat Wiebigje er ook tegenin bracht en ze liet hem alle gewichten uit de winkel zien die wel geijkt waren, het maakte niets uit en een poos later bracht de politie haar een brief, waarin stond dat ze door de kantonrechter in Groningen was veroordeeld tot één Gulden boete of een week de bak in. Die Gulden kon de weduwe niet missen, dus moest ze zitten.
Drie van haar kinderen waren al de deur uit en mevrouw Nennentiehl, de vrouw van de hoofdmeester van de openbare school in de Wilp, bood haar aan zolang op de jongste te passen, dat toen acht jaar was.
En zo kon het gebeuren dat de "misdadigster"op zekere dag van de Wilp naar het tuchthuis in Groningen liep. Ze deed er 6 uren over.
De direkteur en de cipiers waren witheet op die misselijke ambtenaar, die de vrouw dat had aangedaan, maar ze konden vanzelfsprekend ook niet anders.
Zakjes plakken
De eerste dag moest Wiebigje zakjes plakken. Toen de cipiers er achter kwamen dat de weduwe goed met naald en draad kon omgaan, werd ze overgeplaatst naar de linnenkamer en maakte voor de direkteur en enkele cipiers nieuwe kleren. De direkteur wilde haar graag houden als vrijwillig hoofd van de linnenkamer, maar daar had de vrouw geen oren naar.
Aan het eind van de week beurde ze van de mannen 10 dikke guldens. Een rijkere week heeft Wiebigje Nonkes in haar hele leven niet gehad.
In de Wilp van 2020 is nog een Jan Gosses Nonkesstraat, genoemd naar de vader van Wiebigje.
Wibigjen Nonkes | ||||||||||||||||||
(1) 1864 | ||||||||||||||||||
Jan Wietzes Adema | ||||||||||||||||||
(2) 1871 | ||||||||||||||||||
(3) 1889 | ||||||||||||||||||
Geert Willems Oost |