Margaretha verzoekt steun vanwege het overlijden van haar man, nadat deze op 06-06-1825 op de terugreis van Berlijn zijn verstandelijke vermogens heeft verloren. Hij moest continue door 1 of soms 2 personen bewaakt worden. Daarnaast werd Margaretha ook ziek. 2 april overleed Pleun en bleef Margaretha achter met een schuld van f490,- van 3 weken verpleging van dokter van der Lee te Rotterdam. Zij heeft daarom moeten lenen bij schipper (van Utrecht op 's Gravenhage) Moolenkamp een bedrag van f600,-. Daarom verzoekt Margaretha ook dit jaar nog een tractement te mogen ontvangen van haar man, zoals hij dat ook heeft gekregen toen hij al ziek was en geen werk kon verrichten.
In 1828 verzoekt Margaretha aan de koning om het "tractement" (loon) van haar man nog gedurende dat jaar te mogen ontvangen, na zijn overlijden in april dat jaar. De hofcommissie adviseert negatief vanwege de mogelijke precedent werking, het feit dat haar man Pleun gedurende 3 jaar geen diensten meer heeft kunnen verrichten vanwege ziekte, de tegemoetkoming in geneeskundige kosten en oppas en in januari 1826 hebben zij een gratificatie ontvangen voor de kosten van magnetiseur van der Lee te Rotterdam. Daarnaast vermeld de commissie "Bovendien is het overlijden van gemelden officiant op een voor deszelfs weduwe minst nadelig tijdstip ingevallen, en wel op den 2de april jl: zoo dat zij nog gedurende deze geheele loopende 3 maanden van het tractement van haren man joulisseert (plezier, vruchtgebruik) en het weduwen pensioen ad f300,- /jaar eerst met 1ste juli aanvangt neemt"
De koning besluit conform en wijst verzoek van de hand.
De Hofcommisie buigt zich in dit stuk over het verzoek van Margaretha tot het verlenen van bijstand ter afdoening van het schulden ter hoogte van f2.400,-. Margaretha vermeldt dat haar man een "verzekering societeits, ten behoeve van haar suppliante, is genomen, 1 aandeel voor een jaarlijks inkomen van f500,-. Deze was bestemd voor de betaling van de schulden. De verzekering ging failliet en betaalde niet uit. De commissie adviseert het verzoek van de hand te wijzen, omdat haar man tijdens de ziekte de "voordelen van vrij-medicijnen en verpleging heeft gehad" en bovendien tegemoet is gekomen in zijn kosten voor de magnetiseur van der Lee te Rotterdam. De schulden kunnen dus volgens de commissie geen gevolg zijn van deze ziekte. Tevens zou er een precedent werking vanuit gaan. De weduwe kreeg vanuit de weduwe kas een jaarlijks pensioen van f300,- voor "hare klasse"
De koning besluit conform en ondertekend dit besluit met "Willem"
In dit archiefstuk adviseert de hofcommissie over een steunaanvraag van Margaretha om een voorschot van F 2.000,- vanwege haar schuld op haar huis van f 1.500,- en f500,- aan verdere schulden. Margaretha wilde dit terug betalen door jaarlijks f 100,- van haar pension in te houden. Vermeld wordt dat Margaretha 1 jaar eerder ook al een dergelijk verzoek had gedaan. Na advies hierover van de hofcommissie heeft de koning dit verzoek op 5 september van de hand gewezen, met wel een toekenning van f 75,- gratificatie. Ook nu adviseert de hofcommissie het verzoek van de hand te wijzen maar “deze ongelukkige hare en hare drie kinderen te bewijzen, tot tegemoetkoming in hare ziekelijke omstandigheden” een gratificatie van f 75,-.
De Koning wijst dit verzoek van de hand maar kent wel een gratificatie toe aan Margaretha van f 75,- vanwege haar ziekelijke toestand.
In archiefstuk wordt gesproken over: “hare overleden man; door welk zwaar verlies, gepaard met veele bankroeten aan commensalen, als andersinds, haar physiek gestel is ondermijnd (van Margaretha), bijzonder ook door herhaalde kranktens, waaruit aanhoudende kwalen zijn voortgesproten”. Verder wordt er gesproken dat zij geldnood had omdat haar oudste zoon kok wilde worden in de hofkeuken. Hij werd hiervoor aangenomen in mei 1838. Zij moest voor de drie leerjaren echter f 300,- vooruit betalen. Margaretha heeft hiervoor een lening van f 150,- op 4 april 1838 van mondkoks J.P. Gros en W. Zimmerman van het koninklijk huis. Margaretha vroeg hiervoor in een brief aan de koning om kwijtschelding van het leergeld.
Op 29 oktober 1839 schrijft de hofmaarschalk een advies hierover aan de hofcommissie. Hij vermeld dat het als een bijzondere gunst moet worden gezien, dat de koning twee leerlingen een graticifactie van f 80,- elk verleent. De zoon van Pleun is volgens hem in april 1838 aangesteld als leerling-kok met de genoemde gratificatie van f 80,-.
Over dit verzoek is nog een stuk geschreven. Hierin wordt aangegeven dat de hofmaarschalk te kennen heeft gegeven dat de aanstelling van de zoon tot leerling als een bijzondere gunst moest worden gezien. Volgens bestaand gebruik moet daarvoor aan de beide mondskoks wel f 300,- voor 3 jaar worden voldaan. Daarnaast geniet de zoon f 156,- per jaar als gratificatie, hovengeld, brood en botergeld, dus zouden de kosten geen bezwaar moeten zijn. Het verzoek zou dus van de hand gewezen moeten worden.
De koning besluit conform voorstel het verzoek van de hand te wijzen
Margaretha wendt zich in dit stuk wederom tot de koning vanwege haar ziekelijke toestand (langdurige reuma aan de linkerhand, waardoor deze niet gebruikt kan worden), het feit dat zij nog 2 jaar rente verschuldigd is voor een hypotheek, dat zij nog f 100,- moet betalen voor oktober voor de opleiding van haar zoon als leerling kok bij de koning, dat de bij haar inwonende personen haar niet betaald hebben. Zij verzoekt dan ook een voorschot van f 200,-, die in termijnen van 3 maanden zal worden afgedaan (a f 25,-) te beginnen op de eerste april 1841. Ingeval van overlijden van Margaretha kan men dit verhalen op het pensioen, dat haar jongste dochter dan tot haar 16 jaar kan genieten.
De Hofcommissie adviseert de koning dit verzoek toe te staan, echter met de nadrukkelijke vermelding dat verder verzoeken om gratificaties e.d. van de hand gewezen zullen worden.
De koning besluit dit verzoek toe te staan met de nadrukkelijke vermelding dat op verdere verzoeken geen acht meer zal worden geslagen.
(Waarschijnlijk)
Volgens de rouwadvertentie was haar leeftijd 82 jaar
Zij is getrouwd met Pleun van Vugt.
Toestemming voor het huwelijk is 13 december 1807 verkregen.
Huwelijk vondt plaats omstreeks 13-12-1807
Kind(eren):
Margaretha Geertruida van der Haas | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pleun van Vugt |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.