Genealogie Van der Voet-Hooning » Bronnen » 1911 veroordeling Willem Johannes Hooning

Bron beschrijving

Noord-Hollands Archief

https://hdl.handle.net/21.12102/0DB24749F88644498102AC537A8435AB

No. 113 van de rol No. 118 van het vonnis.

VONNIS in zake van:
den Heer Officier van Justitie bij de Arrondissements Rechtbank te Haarlem
tegen
Willem Johannes Hooning,
oud 38 jaren brandstoffenhandelaar, geboren en wonende te Haarlem, beklaagde niet ter terechtzitting verschenen.

De Arrondissements-Rechtbank te Haarlem;
Gezien het exploit van dagvaarding;
Gehoord de verklaring van de getuigen;

Overwegende dat de beklaagde is gedagvaard ter zake dat hij op of omstreeks 24 December 1910 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen eenig lichtgas, toebehorende aan de gemeente Haarlem, althans aan een ander dan hem, beklaagde

O. dat de getuigen ter terechtzitting hebben verklaard:

J. Ennik, agent rechercheur van politie te Haarlem, dat hij in den vroegen morgen van 24 December jl. omstreeks 7(?) uur zich bevond op den Nieuwe Gracht te Haarlem op korten afstand van de woning van beklaagde, gelegen aan die gracht; dat hij alstoen heeft gezien dat de beklaagde klom in een gaslantaarn, welke zich bevond voor genoemde woning en het licht dier lantaarn ontstak; dat hij getuige zich daarom begaf naar den beklaagde, waarna deze hem te kennen gaf dat hij het licht dier lantaarn had opgedraaid ten einde van dat licht gebruik te maken bij het lossen van de cokes uit zijn in die gracht liggende schuit; dat dit gaslicht hem niet toebehoorde en dat niemand hem het recht had gegeven dat licht op te draaien

D. Allink(?), lantaarnopsteker te Haarlem, dat hij in den nacht van 23 op 24 December jl verschillende te Haarlem brandende gaslantaarns heeft uitgedraaid en dat hij dit ook heeft gedaan met de gaslantaarn staande op de Nieuwe Gracht voor de woning van beklaagde te Haarlem.

P.A. van Eck, hoofdopzichter van de gemeente lichtfabrieken te Haarlem, dat hij, onder meer, belast is met het toezicht op de gaslantaarns te Haarlem; dat het gas, hetwelk in die lantaarns aanwezig is, toebehoort aan de gemeente Haarlem en dat hij hem de beklaagde niet het recht heeft gegeven dat gas te ontsteken.

O. dat door de aanwijzingen, voortvloeiende uit de verklaringen der getuigen wettig en overtuigend is bewezen het feit, waarvoor de beklaagde is gedagvaard, alsmede zijn schuld daarvan, met dien verstande dat dit feit is gepleegd op den 24 December 1910 en het lichtgas toebehoorde aan de gemeente Haarlem.

O. dat dit feit oplevert, Diefstal, strafbaar bij artikel 310 Wetboek van Strafrecht.
Gezien vorenstaand artikel, alsmede artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.
Recht doende in naam der Koningin: bij verstek.

Verklaart de beklaagde schuldig aan voormeld gequalificeerd misdrijf.
Veroordeelt hem tot betaling eener geldboete van vijftien gulden.
[...]
uitgesproken ter openbare rechtzitting van gemelde Rechtbank, den 9 Maart 1911 [...]

Haarlem, Arrondissementsrechtbank, vonnis 118, scan 264/847


Informatie uit deze bron


Naar de lijst met bronnen