Stamboom Van den Bos


De stamboom van de familie Van den Bos is samengesteld door D. van den Bos (neem contact op). Deze publicatie is voor het laatst bijgewerkt op 4 september 2009.


 

Inhoudsopgave

 

§     Een onbekende bakermat

§     De zeventiende eeuw

§     18e Eeuwse bronnen

§     Negentiende-eeuwse wederwaardigheden

§     Bekende gezichten

§     De lichten doven- de jaren 1939-1945

§     De naoorlogse periode

§     Genealogische overzichten

§     Trouwboeken

§     Geboorteregister Burgerlijke stand

§     Stamboom

 

Een onbekende bakermat

Voor wat de geschiedenis van de familie Van den Bos in de jaren 1200-1550 betreft is vrijwel niets met zekerheid te zeggen. We moeten ons hier tevreden stellen met meer algemene gegevens. Bos duidde aanvankelijk struikgewas of kreupelhout aan (vgl. Engels bush) Onder invloed van het Franse bois nam het in het middelnederlands de betekenis ‘bos’aan, en als zodanig verdrong het de oude benaming hout, die enkel hier en daar in de dialecten bewaard bleef. Zowel de oude als de jongere toepassing kunnen ten grondslag liggen aan de familienamen Bos, van de/den Bos (se) enz.Rond 1100 was er een overgang van de textielindus­trie in Vlaanderen van het platteland naar de steden. Kenmerkend voor de 12e en 13e eeuw is het grote aantal stormvloeden, waaronder die van 1170. Vanaf 1190 zijn de graanprijzen zeer sterk gestegen. Het jaar 1197 bracht misoogst en honger in de Nederlanden en ook voorouders Van den Bos hebben dit aan den lijve ervaren, zij het dat ze zich nog niet met een familienaam tooiden. Nog tot het eind van de Middeleeuwen hadden de mensen slechts een naam, een Germaanse naam, al nam vanaf 1200 het gebruik van toenamen en patroniemen toe. Het jaar 1219 bracht een grote stormvloed.

Onduidelijk en onbekend is waar de 13e en 14e eeuwse voorouders van de latere Van den Bossen hebben gewoond en wat ze voor werk deden. Het zal een zeker agrarisch karakter hebben gedragen, ofschoon de wolproduktie in de 13e eeuw reeds van groot belang was voor de economie in de Lage landen. De periode 1100-1250 was overigens klimatologisch een vrij gunstige periode. Ondanks de steeds weerkerende stormvloeden was het klimaat de mensen relatief welgezind. Het jaar 1288 bracht een stormvloed in het noorden. In de 14e eeuw werd het relatieve evenwicht verstoord. De zomer van 1315 bracht enorm veel regen en in mei 1316 was het brood onbetaalbaar geworden. Een enorme hongersnood was het gevolg (1315-1317 graancrisis en hongersnood) In de navolgende periode kwamen de boeren meer en meer in opstand (Vlaamse rebellie van 1328) en werd de situatie nog verergerd door het optreden van de Zwarte dood in de jaren 1347-1349. Gevolg was een periode van grote recessie en daling van de welvaart in de jaren 1350-1450, gepaard aan een scherpe daling van de graanprijzen. De Vlaamse textielindustrie begon weg te kwijnen maar de Hollandse textielnijverheid ging ongestoord door.

De 14e eeuwse Van den Bossen (Hadden ze al een achternaam, mogelijk patroniemen) aten vooral brood (grof roggebrood of gerstebrood) Daarnaast potagie met spek of rundvlees en vis als vastenvoedsel. Men dronk bier of cider en vooral vanaf 1350 hoppebier. Er werd veel brood en kaas gegeten. In 1360 zag men zich opnieuw met de pest geconfronteerd, evenals in 1382. We mogen met zekerheid stellen dat onze voorouders in deze tijd een jonge dood zijn gestorven. In 1384 begon de uitbreiding van onze landen met de erfenis van Vlaanderen door Philips de Stoute. Het is tegen 1400 dat de eerste familie­namen hun intrede doen. Veel is ons over deze periode niet bekend. De Middel­eeuwse Van den Bossen leefden bij voortduring onder de dreiging van gevaar en rampspoed.

 

Met recht mogen we aannemen dat de koopkracht van de familie-waar ze ook geleefd mogen hebben in de Nederlanden- in de jaren 1400-1439 flink gedaald is. Na 1440 trad een stijging op tot omstreeks 1473, waarna tot 1492 weer een moeilij­ker tijd aanbrak. De vrouwen hadden in deze periode nog tal van taken bij begrafenissen en bevallingen. (Philips de Goede 1419-1469 en Jacoba van Beieren 1417-1436) Het jaar 1438 bracht honger en pest en een daarmee gepaard gaande forse daling van het aantal huwelijken. De crisisachti­ge tijd kwam mede tot uitdrukking in een stijging van de bedelarij en crimina­liteit.

Rond 1450 zijn de eerste tekenen van het kapitalisme zichtbaar. De boek­drukkunst brengt grote veranderingen met zich. De in deze periode levende Van den Bossen waren mogelijk boeren-wevers. (Moderne devotie- Erasmus 1469) Tot 1475 kan men spreken van een zekere demografische- en economische malaise. De bastaardij tiert welig in de Nederlanden. De jaren 1480-1483 zijn jaren van enorme duurte en de misdaad neemt een schrikbarende omvang aan. Bovendien stijgen de prijzen in de jaren 1486-1492 opnieuw. Niettegenstaande dit gegeven is er sprake van een relatief hoog vleesverbruik. In 1493 sloeg de pest toe en enige van onze voorouders kunnen hierbij het leven hebben gelaten.

 

Vanaf 1500 vindt een zekere sociaal-culturele omslag plaats die zijn weerslag vindt in de toepassing van nieuwe fatsoensnormen. Demografisch gezien is er in deze periode sprake van een bevolkingsoverschot. De huwelijksleeftijd daalde en het geboortecijfer steeg. Gelet op de namen van onze voorouders in deze jaren moet men denken aan namen als Jan Jansz. van den Bos of Pieter Jansz. van den Bos. Vrouwen krijgen in deze tijd meer specifieke taken in gezin en huishouden, waarmee het gezin in enge zin zijn intrede doet. Het jaar 1517 markeert het begin van de Reformatie in de Lage landen, zij het dat deze vanaf 1550-1560 meer openlijk aan de dag treedt.

De familie Van den Bos beleefde de zeer zachte winters in de jaren 1528-1530. Mogelijk heeft ze de honger van 1536 aan den lijve ondervonden. Uit deze tijd stammen de eerste trouwboeken (1540-1550) en komen in het noorden ook de familienamen meer in zwang, in navolging van het zuiden waar men dit gebruik al rond 1400 kende. Op straat vindt men dan nog veel vuil, vaak ratten en de huizen zijn meestal nog van hout.

 

Wie in de geschiedenis duikt van de familie Van den Bos, begeeft zich in een bijkans nog volkomen onontgonnen ge­bied,zij het dat in 1943 op kasteel Cannen­burgh bij Vaassen (Gelderland) door de kinderen van Jacobus van den Bos, broer van Denijs van den Bos (1896-1966) enig genealogisch onderzoek werd verricht. Vele raad­sels zijn echter onop­gehel­derd en ant­woorden op vra­gen naar de her­komst van deze familie zijn veel­al moe­ilijk te geven. Niettemin is na enig archiva­risch onderzoek wel het een en ander over de rode draad in de familie­geschiedenis te melden. In deze bijdra­ge zal een poging worden gedaan de ge­schiedenis van de familie vanaf circa 1550 tot heden te ontrafelen, ingebed in een sociaal-histo­risch­ kader.

Met een aan zekerheid gren­zende waarschijnlijkheid kan men stellen dat de oorsprong van de familie Van den Bos gezocht dient te worden in het 16e eeuwse Vlaanderen, vermoe­delijk in de tex­tielstreek rond Ieper en Houtkerke. Mogelijk vond het aldaar levende gezin Van den Bos zijn nering in de textiel­nijverheid dan wel in de zogeheten saaiweverij. Zeker is dit niet, maar men kan zich voorstellen onder welke vaak primitieve omstandig­heden een dergelijk gezin leefde. Veel huisraad was er meestal niet. Het weef­getouw nam een centra­le plaats in in de woning en voor de nacht behielp men zich met een strozak.

Het moeten tamelijk zware jaren geweest zijn voor de fami­lie; De jaren 1556-1557 werden gekenmerkt door vrij hoge voedsel­prijzen en in veel plaatsen en steden in de Nederlanden werd dan ook honger geleden. Het is onder deze omstandigheden dat het calvi­nisme voor­al onder de wevers in de streek rond Hondschoote, Armentières en Houtkerke een grote aanhang krijgt na 1560. Zeker na het hongerjaar 1566, dat vele slach­toffers eiste, moest het calvinisme, ook als sociale beweging, een grote bloei doorma­ken. Door een algehele ontvol­king van het platteland, kwam een trek naar de grote steden op gang. Mogelijk is het gezin Van den Bos na de val van Antwerpen in 1585 om religieus-economi­sche redenen naar de Noordelijke Nederlanden getrokken, alwaar zich een tak van de familie in Leiden heeft gevestigd. Het was in deze stad dat met name de textielnijverheid een forse opgang doormaakte en vele Zuidneder­landse lakenar­beiders hun toevlucht zochten. Het jaar 1586 bracht een strenge winter en een natte zomer waardoor 1586-1587 een duur graanjaar werd. Reeds in 1582-1583 werd op veel plaatsen de Gregoriaanse kalender ingevoerd.

 

De familie Van den Bos had zich na de reformatie aan het eind van de 16e eeuw tot het gereformeerde geloof bekeerd en na 1815 bij de Nederduits hervorm­de kerk aangesloten. Het was in deze kerk dat de familie haar zieleheil zocht. Onduidelijk is vanuit welke motieven het geslacht de overstap van het katholi­cisme naar het calvinistisch geloof heeft ondernomen. Goed mogelijk is dat dit om wille van zeer praktisch-economische factoren is geschied, hoe­wel men een aanvankelijk sterke inner­lijke overtuiging niet mag uitsluiten. Vast staat dat de geschie­denis van de familie gedurende een viertal eeuwen in overwegende mate in de gerefor­meerd-hervormde traditie is gevoed, hetgeen voor een Noordneder­landse familie niet onlogisch is.

 

Vanaf 1590 legde men zich in Leiden toe op de vervaardiging van lichtere en goedkopere stoffen, vooral aangemoedigd door de produktietechnieken die de Zuidnederlandse textielarbeiders in hun trek naar het noorden met zich namen. Het was in deze periode dat de huisindustrie sterk opkwam. Kooplieden be­steedden het werk veelal uit en de meeste arbeiders zaten thuis te spinnen, weven of kaarden. Het loon bedroeg rond 1600 ongeveer 14 stuivers. Rond 1600 is het gebruik van drie namen ( Jan Jansz. van den Bos) in zwang. Na 1650 verdwijnt dit weer.

Onduidelijk is hoe de familie in die eerste decennia in Leiden het hoofd boven water heeft weten te houden. Men mag aannemen dat het haar niet al te slecht is vergaan en dat ze zeker enige vrucht plukte van de vrij hoge wel­vaart in de periode 1600-1650; betaalde men in 1596 nog acht stuiver voor een twaalf­pondsrogge­brood, in 1620 daalde dit bedrag tot iets meer dan vijf stuiver. Gaat men ervan uit dat het gemiddelde gezin uit niet meer dan vier personen bestond, dan had volgens de Britse histo­ricus Schama een dergelijk gezin twee rog­ge­broden van drie pond per dag nodig. Dit kwam neer op een bedrag van negen stuivers. Het meest gangbare loon voor geschoolde hand­werks­lieden -voor het gemak neem ik aan dat de familie met name werk vond in de laken­indus­trie- bedroeg ongeveer dertig stuiver per dag, hetgeen betekent dat per dag circa 30% van het verdiende loon aan brood werd uitgegeven. Daarnaast werd het nodige besteed aan goedkope groente, vis en zuivel. Gort, erwten en bonen kwamen vaak op tafel en ook maakte moeder de vrouw vaak een brij of hutsepot. De aardappel was nog onbekend als volksvoedsel.

 

Rond 1610 werd in de Republiek maar liefst 250 liter bier per hoofd van de bevolking gedronken al was een kan bier van 1,2 liter voor een eenvoudig handwerksman vrij duur. De religie speelt in deze jaren nog een zeer dominan­te rol in het dagelijks leven van de Hollanders. Rampen, oorlogen, ziekten en

hongersnoden worden als de wrekende hand van God gezien en op allerlei gebied behielden de steden nog hun Middeleeuws karakter.

De Leidse tak van de familie was een in die jaren tamelijk kleine tak, d.w.z. relatief gering in aantal. Dit hield mede verband met het vrij geringe aantal kinderen en de eveneens vrij geringe kindersterfte, uitzonderingen daargela­ten. Zeker tot 1680 groeide de Leidse bevolking, deelde men relatief in de welvaart en was er van grote hongersnood geen sprake. Echter, voor de voor het gezin Van den Bos specifieke omstandigheden kan men zich uiteraard niet beroepen op algemeen conjuncturele gegevens. Omdat over die specifieke omstandigheden niets of vrijwel niets is overgeleverd, kan men zich slechts in algemene termen uitlaten.


De zeventiende eeuw

 

Over het wel en wee van de familie Van den Bos in de periode 1600-1700 is vooralsnog niet zeer veel met zekerheid te melden. Uit 18e eeuwse bronnen is komen vast te staan dat de woonsteden van de familie zich concentreerden rond Herengracht en Nieuwe Rijn en het daartussen gelegen gebied. Waarschijn­lijk is dat dit gebied reeds in de 17e eeuw door de familie werd bewoond. Voor wat betreft de genealogische gegevens valt aan te nemen dat de grootvader van de in 1700 geboren Jan van den Bos rond 1630 in Leiden geboren moet zijn. Zijn voornaam is ons niet bekend maar waarschijnlijk luisterde ook hij naar de naam Jan of Joannes.Ook de naam Jacobus behoort tot de mogelijkheden, maar omdat de oudste zoon van Jacobus Johannes heet is dit niet waarschijnlijk.Kleinkin­deren werden zoveel mogelijk naar hun grootouders vernoemd als overblijfsel van een oude reincarnatie-gedachte.Van de uit deze jaren overgeleverde DTB (doop-,trouw- en begraaf)re­gis­ters is slechts ongeveer 23% bewaard gebleven. Het was in deze tijd dat er in Leiden grote woning­nood heerste. De strijd tussen de remon­stranten en contra-remonstran­ten was juist beeindigd. Door de overbevolking stegen de huurprij­zen, zeker tot 1630. In 1623 verdrievoudigde de prijs van rogge.

De rond 1630 geboren telg uit het geslacht Van den Bos verging het waarschijnlijk aanmerkelijk beter dan zijn 'Vlaamse voorvaderen', maar bij tijd en wijle werden ook hem rampspoed en onheil niet onthouden.In 1634 werd de helft van de lakenarbeiders bedeeld, terwijl meer dan de helft van de Leidse bevolking in deze tijd in de textiel werkzaam was. In de jaren 1635-1636 woedde een grote pestepidemie in Leiden, terwijl in de jaren 1643-1644 door misoogsten en klimatolo­gische omstandighe­den de voed­selprijzen werden op­gejaagd en grote hongersnood voorkwam. Dit laatste herhaalde zich in de jaren 1649-1650 bij de aanvang van het eerste Stadhou­derloze tijdperk. Ook in 1652-1653 was er een bestaanscrisis. Waarschijn­lijk vond Joannes of Jacobus werk in de lakenin­dustrie en huwde hij in de jaren rond 1660. Zeker is dat hij een zoon Jacobus van den Bos kreeg, wellicht eveneens rond 1660 geboren. Voorts had hij een zoon Johannes van den Bos die later trouwde met Maria van der Ploegh. Gabriel, Pieter en Rebecca van den Bos waren eveneens kinderen van hem. Rond 1665 woedt in Europa de verwoestendste ziekte aller tijden: de pest. Deze afschuwelijke ziekte is onge­merkt meegekomen met de Italiaanse handelsschepen die rijkbeladen uit het Oosten terugkeerden en geen flauw vermoeden hadden van het onheil dat ze aan boord hadden. In die tijd zag men ziekte nog als een straf van God. Dat, zoals bij de pest, de rattenvlo de boosdoener kon zijn, kwam bij niemand op.

 

De ziekte greep razendsnel om zich heen, hele dorpen werden tot de laatste sterveling uitgeroeid en de mensen raakten volkomen in paniek. Een pestlijder kreeg over zijn hele lichaam zwarte etterende pestbuilen (vandaar de naam Zwarte Dood) en stierf een ellendige dood.

 

Het weekloon van de 17e eeuwse Van den Bossen moet rond zeven gulden hebben bedragen. Dit was een alleszins redelijk bedrag in die tijd. Een kroes bier kostte rond 1650 een halve stuiver, terwijl een pond kalfsvlees al voor vier stuivers te koop was. Er werd in het gezin Van den Bos waarschijnlijk veel vis gegeten, vooral haring en kabeljauw. De belastingdruk -men denke hierbij vooral aan de stedelijke accijnzen- werd veelal door loonsverho­gingen gecom­penseerd. Aan het eind van de eeuw nam de belasting­druk zelfs nog af. De weverslonen kwamen evenwel ook sterk onder druk te staan. Wel daalde het weversloon vanaf 1650 enigszins tot ongeveer vijf gulden. Rond 1675 kostte een brood van anderhalf pond ongeveer twee stuiver.


Vrouwen verrichtten in deze jaren veelal avondwerk tegen stukloon, vaak geholpen door de kinderen om het weekloon van de man nog aan te vullen. Verse groenten, witte kool, pastinaken, sjalotten en prei waren in overvloed verkrijg­baar en niet duur. Algemeen ingeburgerd in deze tijd was een soep van erwten en pruimen.Men moet zich voorstellen dat het gezin Van den Bos in 1660 karnemelk of wei dronk bij het ontbijt, voor het overig bier als dagelijkse drank. Bier in de kroeg kostte rond deze jaren een halve stuiver, terwijl bier in een stenen kruik voor consumptie thuis voor nog minder verkrijg­baar was. Koffie en thee werden nog niet algemeen gedronken. Pas na 1700 kwam koffie als dagelijkse drank in zwang, thee is van nog latere datum.

Er is door historici wel aangenomen dat in de pre-romanti­sche periode de gehechtheid van ouders aan hun kinderen, zeker ook door de vrij grote kinder­sterfte en de onzekerheid van het bestaan sterk te wensen overliet. Er bestaan evenwel weinig aanwijzingen die deze these bevestigen. De geboorte van zoon Jacobus rond 1660 zal zeker als een belangrijke gebeurtenis zijn gezien, wellicht als een half-openbare aangelegenheid die gepaard ging met feesten en partijen. We kunnen ons voorstellen hoe Jacobus van den Bos ter wereld kwam in het vrij donkere, spaarzaam gemeubi­leerde huis met houten vloeren. Mogelijk beviel moeder Van den Bos op een baarstoel of op een aantal tegen elkaar aangeschoven stoelen (kort bed). Er was uiteraard een vroed­vrouw aanwezig. In het geval van eventuele complicaties werd er een vroed­meester gehaald. Bevallen gebeurde ook wel op de schoot van een andere vrouw, de schootster.

Complicaties kwamen heel vaak voor, vaak als gevolg van ondervoeding en Engelse ziekte die een misvormd bekken kon veroorzaken. Vroedvrouwen waren veelal in de weer met olie en zalf of boter. Ze gaven de hoogzwangere veelal bouillon om aan te sterken. Zeker is dat Jacobus van den Bos als pasge­borene werd gebakerd, strak in windsels gewikkeld en naast natuurlijke voeding pap kreeg van water, witbrood, suiker en wijn.

Genoemde Jacobus van den Bos moet in de jaren na 1680 in het huwelijk getre­den zijn met een Leidse jongedochter, Judith Kasteel genaamd.De huwe­lijksaangifte is niet bewaard gebleven. Waar­schijn­lijk werd het huwelijk in de Hoogland­sche Kerk voltrokken ten overstaan van een gereformeerd predikant. Huwelijken waren in de 17e en 18e eeuw namelijk slechts dan rechtsgeldig indien een gereformeerd predikant ofwel een huwe­lijkscommis­saris het huwelijk had voltrokken. Tussen 1695 en 1805 bestond er overigens zelfs een belasting op het trouwen, de zogeheten huwe­lijksimpost. Uit meer algemene gegevens is komen vast te staan dat mannen niet beneden hun 25e huwden. Vader bepaalde meestal het beroep van de kinderen.

 

Jacobus van den Bos en Judith van den Bos-Kasteel zullen het in de eerste jaren van hun huwelijk geenszins gemakkelijk hebben gehad; de jaren 1692-1693 kenden voedselschaarste en hoge levens­middelenprijzen , ookal vanwege de destijds gevoerde Negenjarige oorlog. Judith beviel mogelijk in 1682 van haar oudste dochter Lijsbeth. De baby werd op 12 februari van hetzelfde jaar gedoopt.

De omstandigheden moeten in deze jaren benard geweest zijn. De Leidse textielnij­verheid maakte in de periode 1680-1700 een ernstige periode van recessie door, terwijl de prijzen sterk stegen. Op 11 maart 1683 werd dochter Jannetje van den Bos gedoopt, maar uit het feit dat op 29 augustus 1684 opnieuw een Jannetje werd gedoopt mogen we afleiden dat de eerstgenoemde vrij snel is overleden. Eerste zoon Johannes van den Bos werd op 25 april 1686 te Leiden gedoopt. Hieruit zou men kunnen afleiden dat de vader van Jaco­bus(ca 1660) Johannes heette. Magdalena van den Bos kwam in 1689 ter wereld, in het jaar van de Glorious Revolution in Engeland toen met Willem en Mary een nieuw tijdperk begon in de Britse parlementaire geschiedenis. Magdalena werd op 16 november gedoopt. In de jaren na 1690 baarde moeder Judith nog eens vier kinderen: Pieter (gedoopt op 7 november 1691), Johannes (gedoopt op 8 februari 1693), Steven (gedoopt op 24 oktober 1694) en Lowijsje (gedoopt op 25 maart 1699) Zoon Johannes werd op 5 december 1700 gedoopt. Na hem werd nog een zoon Jacobus geboren. Vast staat dat de Leidse wevers in 1701 in staking zijn gegaan uit protest tegen de slechte leef- en werkom­stan­digheden.

 

18e eeuwse bronnen

 

Voor wat betreft de 18e eeuw spreken de bronnen duidelijker taal. Ofschoon de oudste trouwboeken in algemene zin teruggaan tot de jaren 1540-1550, laat ons deze bron voor wat de familie Van den Bos betreft vooralsnog rond 1660 in de steek. Na die tijd kunnen we wel over rijk stromend bronnen­materiaal beschik­ken, waar­schijnlijk mede omdat de huwelijksbelasting nauw­keuri­ger regis­tratie noodzakelijk maakte. Keren we terug naar het leven van de in 1700 geboren Jan van den Bos, dan kan men zich voor­stellen onder welke vaak moeilijke omstan­digheden de jongen in het gezin opgroeide; De zeer strenge winters van 1708 en 1709 leverden een verdrievoudiging van de rog­geprijzen op, hetgeen zeker ook van invloed moet zijn geweest op het voedsel­pak­ket van de toen ongeveer 9 jaar oude Jan. Gezien de vanaf 1713 veelvul­dig optredende vee- en runderpest stegen de prijzen voor boter en kaas in de navolgende jaren navenant. De belastingen en accijnzen zullen tamelijk hoog zijn geweest.

 

Onduidelijk is hoe het vader Jacobus en moeder Judith van den Bos verder is vergaan in de jaren na 1700. Rond 1720 zouden zij ongeveer zestig jaar oud zijn geweest, mogelijk nog ouder. Over hun verdere leven is ons niets bekend. Ook weten we niet waar ze precies hebben gewoond, zij het dat we met enige zekerheid kunnen stellen dat dit mogelijk aan de Waartgracht, Oranje­gracht of Vestestraat geweest is. Niet uitgesloten moet worden geacht dat ze de kerstvloed van 1717 nog hebben beleefd en de beurskrach van 1720. Zeker is dat Judith van den Bos-Kasteel (alias Judith Jans) op 26 augustus 1719 getuige was bij de ondertrouw van haar dochter Lowijsje van den Bos en Jacob van Delft, een hoedemaker uit Amsterdam. Judith is dus na 1719 overleden.

 

De economische problemen aan het begin van de 18e eeuw hebben de nog tamelijk jonge Jan er evenwel niet van weerhouden een gezin te stichten. Het is op 28 oktober 1719 geweest dat Jan, toen ongeveer 19 jaar, in het huwelijks­bootje trad met een zekere Anna Thijsse. Jan was toen al als laken­werker werkzaam en woonachtig in de Vestestraat.Van Jan en Anna is bekend dat zij een zoon Jacobus van den Bos kregen die op 17 mei 1723 werd gedoopt. Jan en Anna woonden in het gebied rond de uit 1663 daterende houten Loots­kerk.Of Anna in de jaren direct na haar huwelijk kinderloos is gebleven is onduidelijk. Jacobus wordt als enig kind genoemd. Zeker is wel dat Anna mogelijk tijdens of na de geboorte is overleden. Vanwege het on­gunstige economische tij zal het gezin het in deze jaren niet zeer breed hebben gehad. De bloeitijd in de lakenindus­trie had Leiden reeds lang achter zich. De prijzen voor consump­tiegoederen daalden evenwel vanaf 1730.

Na het overlijden van zijn vrouw Anna in 1723,( kraamvrouwenkoorts was een veelvuldig voorkomend verschijnsel) hertrouwde Jan (ged. 5 december 1700) in april 1724 met een zekere Sara van der Starre, waarna ze zich in de Vestestraat vestigden. Moeder Sara beviel in 1725 van een zoon Jacobus. Hij werd op 2 februari van dat jaar gedoopt. In 1727 volgde dochter Sara van den Bos. Zij werd op 26 oktober 1727 in de kerk gedoopt. Over het leven van Jan en Sara in de jaren na 1724 is ons niets overgeleverd. Wel weten we dat Sara rond 1729-1730 moet zijn overleden aangezien Jan op 17 november 1730 als weduw­naar in ondertrouw gaat met Susanna Teyn. Broer Steven is als getuige bij de ondertrouw aanwezig. De beiden trekken in een woning aan de Loijer­straat, waarna Susanna Jan opnieuw een aantal kinderen schenkt: Judith van den Bos(gedoopt op 29 mei 1731), Santje van den Bos (gedoopt op 25 februari 1733) en Jan van den Bos (gedoopt op 26 juni 1737)

 

Gezien het feit dat Jan eind 1738 hertrouwde met Lena van den Burg, mogen we aannemen dat Susanna rond 1737-1738 ten gevolge van een misge­boorte of complicaties bij de geboorte van haar derde kind is overleden. Na zijn tweede huwelijk trok Jan met Lena naar een pand aan de Waartgracht te Leiden. Lena had in de tijd voor haar huwelijk gewoond in de zogeheten Kuypers­poort nabij de Haarlemmerstraat.

Jan, inmiddels al geruime tijd als lakenwerker werkzaam en Lena, waar­schijnlijk druk doende een huishouden op poten te zetten, kregen in 1739 hun eerste zoon, het zevende kind van Jan; Adrianus van den Bos werd op 20 septem­ber 1739 in de eerder genoemde Lootskerk aan de Heren­gracht gedoopt. We kunnen ons voorstellen hoe Jan, Lena en hun zoontje Adrianus de eerste jaren in hun woning aan de Waart­gracht moeten hebben doorgebracht. Zij beleefden de barre winter van 1739-1740 en het natte voorjaar en de slechte zomer van 1740, gepaard met opnieuw hoge prijzen en misoogsten, nog verer­gerd door de Oosten­rijkse Successieoorlog van hetzelfde jaar. Ook in Leiden kwam het in 1740 tot hongeroproer al kwam echte honger hier over het alge­meen nauwelijks voor omdat de textielwerkers hier geld bijeen brachten voor zogeheten 'knechtsbossen', ook om zich te wapenen tegen kosten van ziekte en invaliditeit.

 

Vooral op het platteland was in die jaren de armoede groot. Steden als Haarlem, Leiden, Delft en Gouda vielen door de malaise in de handel, de landbouw en de visserij in inwonertal terug met een kwart (Gouda en Delft), een derde (Leiden) en soms met bijna de helft (Haarlem).

In 1742 beviel Lena van een dochter Grietje van den Bos, waarna in 1744 zoon Jan ter wereld kwam. Op 6 september 1744 werd Jan gedoopt. In de sociaal-economische omstandigheden trad echter weinig verbetering op. Gedurende het jaar 1744-1745 kwam door de aanhoudende veepest 77% van de Hollandse veestapel te overlijden waardoor de meeste zuivel­produkten opnieuw sterk in prijs moesten stijgen. Het zal voor zich spreken dat deze omstandighe­den zeker ook gevolgen hadden voor de beschikbaarheid van melk ten behoeve van de nog jonge kinderen van Lena en Jan. In 1748 waren Adrianus en Grietje al niet meer in leven.

In de jaren rond 1746 namen de maatschappelijke spanningen toe, ook al vanwege de oprukkende Fransen. Deze spanningen, mede aangewakkerd door de daling van de koopkracht, mondden in 1748 uit in het zogeheten Doelisten­oproer, een democratiseringsbewe­ging die zich fel verzette tegen de regenten­dictatuur, resulte­rend in een herstel van het stadhouderschap.In 1747 klaagde het smidsgil­de van Amsterdam over 'een volstrekte neringloosheid en een gansch gebrek van werk voor sommigen'. De duurte van eetwaren in 1740 en 1741 had de armoede sindsdien zo zeer doen toenemen, dat alleen in het jaar 1746 de stad Amsterdam f224.000 had moeten bijpassen 'buiten de gemeene middelen uit der stadskasse'. In 1749 werkt nog steeds bijna de helft van alle gezinshoofden te Leiden in de textiel.

 

Over de leefomstandigheden van de familie Van den Bos in de jaren 1750-1760 is ons niet bijster veel bekend. Zoon Jan vierde in september 1759 zijn inmiddels vijftiende verjaardag, terwijl vader Jan inmiddels moet zijn overle­den. Lena van den Burg ging op 11 oktober 1748 in ondertrouw met Johannes Brou­wer.Zij woonde toen nog in de Loyerstraat en had nog slechts een kind: Jan. Mogelijk at men nog altijd vrij veel roggebrood, brij en knollen, al won de aardappel rond deze jaren vrij veel terrein als volksvoedsel. Graan werd na 1750 alsmaar duur­der. Uit de annalen is ons bekend dat het water in de Leidse grach­ten in 1755 steeg ten gevolge van een aardbeving in Portugal. Het moet in 1756 geweest zijn dat Maria Ket, de latere vroedvrouw die aanwezig was bij de geboorte van Jan van den Bos (1814), geboren werd. Haar zuster Sara was met een voorva­der van Johannes Bavelaar ( 4 september 1899- 14 september 1984) gehuwd.

Intussen weten we niet hoe het de ouders van vader Jan van den Bos, de grootouders van de vijftienjarige, is vergaan. Grootvader Jacobus van den Bos was rond 1660 geboren en we moeten derhalve aannemen dat hij voor 1740 is overleden.(event.voor 1715) Anders dan in onze tijd was de leeftijd van zestig-zeventig jaar in de 18e eeuw al een bijzonder hoge leeftijd. Ons is niet duidelijk of de grootva­der deze leeftijd heeft mogen bereiken, danwel of zijn vrouw Judith van den Bos-Kasteel in deze jaren nog in leven geweest zal zijn. Over het verdere verloop van hun leven blijft tot op heden nog veel in nevelen gehuld. Zeker is dat ze voor hun levensonderhoud op latere leeftijd sterk afhankelijk van hun kinderen moeten zijn geweest en het is geenszins uitgesloten dat ze bij één van hun kinderen zijn ingetrokken. Zoon Jan (1700) overleed rond 1747. Zijn vrouw en kinderen vertrokken rond 1760 naar een nieuwe woning aan de Tweede Rhijnstraat. Datzelfde jaar deed zich een crisis voor in de financiele wereld.

 

In 1763 beleefde Jan mogelijk de strenge winter, waarbij mensen doodvroren.

Zo was het op 1 januari 1763 plotseling sterk begonnen te vriezen. Op 6 januari waren de wateren bevroren en zag men de eerste arresleden op het ijs. Op 10 januari was het ijs anderhalve voet dik en de meeste mensen waren gedwongen op stro te slapen in de bedstee. Direct was een grote schaarste aan water het gevolg en op 23 januari was in veel kranten te lezen over de eerste dodelijke slachtoffers van de scherp insnijdende koude. Soldaten werden dood aange­troffen in hun wachthuisjes. Water werd onbetaalbaar. Omdat er ook vrijwel geen water meer beschikbaar was, trad er groot brandgevaar op. Er was geen bluswater meer voorhanden.

 

Tussen 5 en 10 maart 1763 was er mooi weer geweest, maar op 10 maart stak 's middags om vijf uur een heftige storm de kop op die op 11 en 12 maart voort­duurde. De storm hield tot de avond van 13 maart aan waarna het vriezen­de weer opnieuw intrad. Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie zou de vader van de bijna 20-jarige Jan, Jan van den Bos (1700) voor 1766 zijn overleden. Moeder Lena van den Burg, de vrouw van Jan met wie hij in 1738 in het huwelijk was getreden, zou voor 1766 met Johannes Brouwer zijn her­trouwd. Dit was de stiefvader van Jan van den Bos (1744). Zeker is dat Lena met Johannes Brouwer aan het Leven­daal heeft gewoond.

 

In de Rhijnstraat, kreeg zoon Jan (1744) al vrij snel verkering met een mogelijk buurmeisje, Adriaantje van der Velden geheten. Adriaantje woonde hier waar­schijnlijk alleen of was wellicht jong weduwe gewor­den. Haar moeder, de aanstaan­de schoon­moeder van Jan, woonde in elk geval aan de Uiterste Gracht; Het was in maart 1766 dat Jan en Adriaantje in het huwelijk traden, in dezelfde periode als waarin Willem V als stadhouder werd geïnstal­leerd. Een jaar later, in juli 1767, zag dochter Lena van den Bos het levens­licht, gevolgd door de geboorte van zoon Jan in 1770, dochter Santje in 1772, zoon Hannes in 1774, de dochters Lijsje en Adriana in resp. 1776 en 1779, zoon Abraham in 1781 en dochter Catharina in 1783. In de jaren 1772-1773 deed zich weer een ernsti­ge financiele crisis voor. Het was de periode van de romantiek en de publicatie van "Die Leiden des jungen Werthers" door Goethe in 1774. Deze leidde tot een golf van zelfmoorden in Europa.

Waarschijnlijk is dat moeder Adriaantje van den Bos, nog geen veertig jaar oud, in 1783 bij de geboorte van dochter Catharina in het kraambed is overleden. Bij haar overlijden waren nog vijf van de acht kinderen die zij gebaard had in leven. Gezien het feit dat in de jaren na 1770 rodeloop en dysenterie veelvuldig voorkwamen, mag men aannemen dat de drie kinderen het slachtoffer zijn gewor­den van juist deze ziekten. Mogelijk is Adriaantje zelf aan dysenterie bezweken. Dysenterie wordt met name veroorzaakt door con­sumptie van besmet voedsel of verontrei­nigd drinkwater. Uit deze periode is ons bekend dat zich in Leiden een klein garnizoen huursoldaten bevond in verband met de toegenomen spanningen met Engeland. De Republiek had de zijde van de opstandige Verenigde Staten tegen het moederland gekozen. Het waren vooral Zwitserse soldaten die het slachtoffer werden van de rodeloop in deze periode (1781-1783).

 

Vrij spoedig na het overlijden van zijn vrouw Adriaantje, is Jan her­trouwd met een zekere Jannetje Velling. Zijn moeder was toen reeds lang hertrouwd met een zekere Johannes Brouwer met wie zij op het Levendaal woonde. Op 6 februari 1784 gingen de beiden in onder­trouw. Jannetje was de weduwe van Pieter Sierkzee en had zelf ook al drie kinderen; Men moet het zwaar te verduren hebben gehad. De meeste kinderen waren nog vrij jong. Oudste dochter Lena, in juli 1767 geboren, zou bij het tweede huwelijk van haar vader niet ouder dan 16-17 jaar zijn geweest, terwijl zoon Jan nog geen veertien jaar oud was. Vanwege het grote kindertal is denkbaar dat men in de tijd rond de Franse revolutie in 1789 naar een woning aan de Oranjegracht is ver­huisd. In de winter van 1795 trokken de Fransen Nederland binnen. Hun opmars verliep zeer snel omdat de rivieren en de Hollandse waterlinie bevroren waren. Even nog viel de dooi in en de Oranjes hoopten zo toch nog een noordelijke of oostelijke stad, of misschien zelfs Amster­dam als fort tegen de Fransen te kunnen handhaven. Daarna begon het weer streng te vriezen. Op 18 januari 1795 vertrok Prins Willem V vanuit Scheveningen naar Engeland.

 

De situatie was toch al verre van rooskleurig in deze laatste decennia van de 18e eeuw. In 1770-1772 waren de graan­prijzen al sterk gestegen, terwijl vanaf 1780 de toestand echt nijpend werd. De Leidse arts Le Francq van Berkhey schreef in 1773 over de situatie: 'Men ontmoet uit hoofde van de deerniswek­kende armoede onder dezulken een groot aantal magere, geruwe, teringachtige gestellen die door een bevende en knikkende gang duidelijk toonen dat het gebrek hier de natuur misvormt.' Dat Jan van den Bos al jong zijn vrouw verloor, mag tekenend heten voor deze tijd. Bovendien werd door de toenemen­de armoede en werkloosheid en de oorlog tegen Frankrijk het stichten van een gezin veelal uitgesteld. Ofschoon de gemiddelde Nederlan­der geduren­de deze tijd dagelijks circa 75 gram vlees, 40 gram boter en 325 gram brood consu­meert, kunnen velen zich nu niet langer vlees, brood en zuivel veroor­loven. Er wordt relatief meer geld besteed aan jenever en tabak. Vaak wordt een pap uit rogge en boekweit bereid.

 

Goed denkbaar is dat de in 1770 geboren Jan van den Bos in deze jaren aan het eind van de 18e eeuw niet direct aan werk is kunnen komen. De Leidse lakenindustrie was goeddeels in verval geraakt; produceerde men in 1671 nog 139.000 stuks laken, in 1725 was dit aantal gedaald tot 72.000. In 1775 werd een aantal behaald van 41.000 stuks, terwijl in 1795 het dieptepunt van 29.000 stuks laken werd bereikt. Deze sterke economische terug­slag moet heel directe gevolgen hebben gehad voor de werkgelegen­heid in Leiden en voor de plaat­selijke bevolk­ing in het bijzon­der.

 

De in 1770 geboren Jan van den Bos huwde in mei 1797 met Maria Taverne. Letter­lijk luidde het in het bewaard gebleven trouwboek uit het Leids gemeen­tearchief: Jan van den Bos, cas­saayend jongman van Leyden, wonende op de Oranjegragt Sqt met Jan van den Bos zijn vader, wonende op de Oranjegragt, met Maria Taverne, Jonged. van Leyden, wonende op de Uiterste­gragt Sqt, met Johanna Kok haar moeder, wonende op de Uiter­ste­gragt; Na hun huwelijk betrok­ken de beiden een woning aan de Uiterste gracht, waarna ze begin 1813 naar de Kraaierstraat zijn verhuisd. Uit de volkstellingslijst van 1815 blijkt dat er in dat pand 10-12 personen hebben gewoond. Er werden drie jongens beneden 18 jaar geteld, zeven meisjes of vrouwen, twee weduwen en in totaal acht gereformeerden. Ondui­delijk is welk beroep Jan in zijn jonge jaren heeft uitgeoe­fend. Zeker is dat Jan rond 1814 als 'beroeps­militair' in functie is geweest. Uit gegevens van de sectie militaire geschiedenis van de Koninklijke Landmacht is komen vast te staan dat het 13e bataljon landmili­tie, waarin Jan diende deel uitmaakte van een twintig­tal bataljons dat op 18 januari 1814 was opgericht. Het bataljon lag in Den Haag in garnizoen. Op 24 maart 1815 werden de bataljons landmilitie omgedoopt tot bataljons nationale militie, waarbij het 13e bataljon landmilitie het 15e bataljon Nationale Militie werd. Op 8 oktober 1815 ontstonden er 17 afdelingen infanterie.

 

Toen ons land in 1813 zijn onafhankelijkheid herkreeg ontstond de landmilitie. De sterkte daarvan bedroeg ongeveer 20.000 man. In beginsel werd er van een vrijwillige dienstneming uitgegaan. Indien onvoldoende belangstelling hiervoor bestond moest dit worden aangevuld door ingezetenen in de leeftijd tussen 17 en 45 jaar. De belangstelling voor vrijwillige dienstneming in het staande of beroeps­leger was teleurstellend. Naar aanleiding hiervan werd in februari 1815 de eerste Militiewet aangenomen. Hierin werd een artikel opgenomen waarin werd bepaald dat naast het beroepsleger er een Korps Nationale Militie werd ingesteld. De sterkte daarvan bedroeg 1 man per 100 zielen. Deze militie werd samengesteld uit militievrijwilligers en aangevuld met ongehuwden in de leeftijd van 18 tot 23 jaar. De eerste oefentijd was 2 1/2 maand en er was een jaarlijkse herhalingsoefening van 1 maand. Indien de wervingsresultaten voor het beroepsleger tegenvielen moest een gedeelte van de nationale militie 11 maanden langer dienen.

 

Negentiende-eeuwse wederwaar­digheden

 

Jan en Maria kregen na hun huwelijk in 1797 een dochter Adriana van den Bos. In 1798 werd Anna geboren. Er moet in deze tijd bittere armoede geleden zijn. In Holland was in de Franse tijd ongeveer 15% van de bevolking af­hankelijk van de bedeling. De bedelarij werd een nog groter probleem dan eerder in de achttien­de eeuw al het geval was geweest. De koopkracht van de mensen die nog werk hadden daalde aanmerkelijk. Uit een statis­tiek van de lonen van ongeschoolde bouwvakkers in Alkmaar, afgezet tegen de prijs van roggebrood, blijkt dat voor hen de toestand na 1780 en vooral na 1795 drama­tisch verslechterde.

 

Mogelijk heeft Jan af en toe wel enig werk gevonden. Veel is ons daar­over niet bekend. Duidelijk moet zijn dat het gezin Van den Bos in de jaren rond 1800 grote moeite heeft moeten doen om de eindjes aan elkaar te knopen, ook al omdat heffingen werden ingevoerd op produkten als vis, boter, grutten, olie, aardappe­len, kaarsen en zelfs op linnen. Ziekte en honger eisten hun tol in met name de jaren 1800-1819; van de in totaal twaalf kinderen die Maria heeft gebaard in de jaren 1797-1814, zijn er minstens zes voortijdig aan hun einde gekomen. De in 1801 geboren zoon Jan overleed al na een maand. Hendrik, in 1805 ter wereld gekomen, werd niet ouder dan twee jaar, terwijl tweelingbroer Jan Willem Frederik in januari 1808, nog geen drie jaar oud, het leven liet. De in augustus 1806 geboren dochter Adriana overleed in juli 1807, nog voor haar eerste verjaardag. Dochter Lena was nog geen drie jaar toen ze stierf en Adriana was amper een jaar toen ze op 3 februari 1813, om half vijf ‘s ochtends kwam te overlijden.

 

Maria en Jan zullen weinig echt gelukkige jaren hebben beleefd. Van hun in totaal twaalf kinderen zullen er waarschijn­lijk vier tot vijf in leven zijn gebleven. Menigmaal zal het echtpaar naar het Papegaay's bolwerk zijn geto­gen, de toen­malige begraaf­plaats in het Noorden van Leiden. Opmerkelijk is overi­gens dat zowel Hendrik als Adriana in juli 1807 zijn overleden. Mogelijk is hier een of andere epidemie in het spel geweest. Het jaar 1807 was al slecht begonnen. Op 12 januari ontplofte het kruitschip in Leiden.

De jaren 1807-1810 waren economisch zeer zware jaren. Op 11 februari 1812 werd om half twaalf ’s avonds Adriana geboren. Maria Taverne was toen 35 jaar en dus rond 1777 geboren. Jan was wever en Maria was spinster. Begin 1813 ver­huisde het echtpaar -na het overlij­den van dochter Lena in december 1812- van de Uiterste gracht naar de Kraaiers­traat. Op 14 oktober 1814, om negen uur 's avonds beviel Maria, in het huis aan de Kraaierstraat van een zoon, Jan genaamd. Vroedvrouw Maria Ket, in 1756 geboren en woonachtig aan de Kalver­markt, was bij de bevalling aanwezig. Zij was het ook die op 15 oktober 1814 op het gemeentehuis aangifte heeft gedaan van de geboorte van het kind. Willem Zaalberg, een 72-jarige buurman van de familie en de 27-jarige Paulus Jacobus de Tombe, eveneens een buurtbewoner, zijn met de vroed­vrouw meegegaan om aangifte te doen. Vader Jan van den Bos, inmiddels in het leger dienend als beroepsmilitair( remplacant bij de landmilitie te Den Haag) zal waar­schijnlijk verhinderd zijn geweest. De omstan­digheden waaronder de kleine Jan moest opgroeien, waren intussen geenszins verbeterd. De klimatologische omstan­dig­heden gedurende de jaren 1812-1817 waren ronduit slecht te noemen. Cholera en typhus grepen om zich heen. Veel reden tot vreugde was er niet, zij het dat Nederland na de onafhankelijk­heid van 1813 en het Congres van Wenen in 1814-1815, in 1815 tot Koninkrijk werd uitgeroe­pen. Het jaar 1817 gaf een verdubbe­ling van de prijs van rogge te zien, terwijl de aardappelprijs zelfs verviervou­digde. Het kwam dat jaar dan ook tot honger­oproer in veel steden. In Leiden werden 14.000 van de 28.000 inwoners bedeeld. De jaren 1818 en 1819 gaven geen verbetering te zien. De jaren na 1820 werden door een zekere matheid gekenmerkt.Op 5 mei 1821 overleed Napoleon op het eiland St.Helena. Latere historici en literatoren spreken in dit verband wel van een Jansaliegeest die door de Nederlanden waarde. In Leiden was het al niet veel anders ges­teld. Het gezin Van den Bos heeft er zeker ook onder te lijden gehad. Moeder Maria van den Bos-Taverne moet aan het eind van haar Latijn zijn geweest na de droef­gees­tige jaren aan het begin van de eeuw. Ze overleed op 21 december 1827, ongeveer 55 jaar oud in het Caecilia gasthuis in Leiden, waar ze vermoedelijk ziek heeft gelegen.Haar echtgenoot Jan woonde toen nog aan de Uiterste gracht.Haar jongste zoon Jan was toen amper dertien jaar. Volgens de in 1829 gehou­den volkstelling was vader Jan (1770-na 1850) in dat jaar werkzaam als wever. De zomer van 1826 was warm en heet.

 

 

Over hoe het vader Jan van den Bos intussen is vergaan, is ons niet veel bekend. Het is niet waarschijnlijk dat hij nadien nog is hertrouwd; Hij was inmiddels ook al bijna zestig jaar en hij heeft tot na 1850 geleefd. Zijn laatste levensjaren sleet hij in het Oudeliedenhuis in de Kaarsemakersteeg. Zoon Jan vierde in oktober 1829 zijn vijftiende verjaardag. De daarop volgende winter was de strenge winter van 1829-1830. Ons land telde nu zo'n 2,6 miljoen inwoners. Met de volksgezond­heid was het nog altijd droevig gesteld. In 1832 stak opnieuw een cholera-epide­mie de kop op, maar deze had geen directe gevolgen voor de nog in leven zijnde familiele­den. Rond 1834-1835 zou Jan een zoon hebben gekregen die de naam Mattheus den Os droeg. Veel is hierover niet bekend. Het moet in de loop van de jaren dertig van de 19e eeuw geweest zijn dat zoon Jan werk vond als kuiper en in contact kwam met Jannetje Isabella van Heusden. Op 18 december 1837 gingen ze in ondertrouw en op 11 januari 1838 traden ze in het huwelijk en een jaar later werd hun eerste kind gebo­ren. Het was een meisje en ze werd vernoemd naar haar in 1827 overle­den grootmoe­der Maria. We schrijven dan de mei-maand van het jaar 1839. Later dat jaar zou een zware storm op 29 november het water in Holland opjagen. Daarbij werd ook Leiden bedreigd door over­stro­ming.

 

Op 26 september 1837 werd in een certificaat van de Nationale Militie melding gemaakt van de inschrijving van Jan van den Bos, geboren 14 oktober 1814. Aan hem was bij de loting het nummer 79 toegevallen en van de militaire raad, hebben­de zitting gehouden te Gouda, had hij voor een jaar vrijstelling gekre­gen, juist omdat hij beneden de maat was, d.w.z. beneden 1.55 meter. Zijn lengte bedroeg 1 el, 5 palm en 6 duim. Jan van den Bos (1814-1867) had een ovaal aangezicht, een rond voorhoofd, blauwe ogen, een ronde kin en bruin haar. Hij was niet in staat te schrijven, zodat we kunnen aannemen dat hij tussen 1820 en 1826 weinig of geen schoolopleiding heeft genoten.

Dan staan de revolutionaire jaren veertig voor de deur. Het waren de jaren waarin ook het gezin Van den Bos weer bewogen momen­ten beleefde. Op 21 november 1841, een zondag, zou Jannetje haar inmiddels tweede kind baren. Het bleek een dood kind. Opnieuw was er verslagenheid in de familie. De diep droevige gebeurtenissen die de ouders van Jan aan het begin van de eeuw hadden moeten doormaken, leken zich nu te herhalen in het nog jonge gezin. Al spoedig na de misgeboorte werd opnieuw een kind verwacht. Op zaterdag 31 december 1842 kwam Jan van den Bos ter wereld. De vreugde was aanvankelijk groot, maar al spoedig bleek dat de baby niet zo gezond was als men had gehoopt. Het kind overleed op 22 februari 1843, nog geen twee maanden oud. Dat gebeurde 's nachts om drie uur in de woning aan de Vestestraat.

 

Jan ( 1814) heeft met zijn vader (1770) om elf uur 's ochtends aangifte op het gemeente­huis gedaan. De laatste woonde toen reeds in de Kaarsemakerstraat.Het leed van het verlies van de beide kinde­ren werd nog verergerd door de slechte economische vooruitzich­ten, de grote werkloosheid en de veelvuldige misoogsten in deze jaren. Toch was er af en toe ook vreugde en hoop. Op 22 juni 1844 schonk Jannetje het leven aan een gezonde dochter,Jannetje Isabella. Op 1 februa­ri 1847 kwam zoon Jan ter wereld. De hier heersende Aziati­sche cholera in 1848-1849 heeft, voorzover ons bekend, het gezin vrijwel onge­moeid gelaten. Tussen 1846 en 1849 overleed ongeveer 2% van de bevolking van de honger.

In de jaren 1850-1859 kwamen nog eens vier kinderen ter wereld; Willem Frederik in 1850, Johannes Frederik in 1852, Frederik in 1855 en Denijs in 1859. In deze jaren stak de cholera herhaaldelijk de kop op; in 1853-1854, in 1855 en zeer hevig in 1859. In dat laatste jaar moet de epidemie de in 1852 geboren Johannes Franciscus noodlottig gewor­den zijn. Hij over­leed, zeven jaar oud, op 11 oktober 1859, een maand voor de geboorte van zijn broertje Denijs op 12 november 1859. Over de jeugdjaren van Denijs van den Bos (12 november 1859-oktober 1913) is ons niet veel bekend. Zeker is dat hij op zaterdag 12 november 1859 om half elf 's ochtends ter wereld kwam. Dat hij overleefde mag opmerkelijk heten. Door de al eerder genoemde cholera-epide­mie was de kinder­sterfte onder zuigelingen ongewoon hoog dat jaar. In 1862 werd zijn jongste zus geboren: Elizabeth van den Bos.

 

Denkbaar is dat Denijs van den Bos (1859-1913) in de jaren 1866-1872 op school heeft gezeten. We weten in ieder geval dat hij zijn handtekening kon plaatsen in later jaren, zodat we van enig genoten onderwijs mogen uitgaan. Op 4 februari 1867 overleed zijn vader, vrijwel zeker ten gevolge van de dat jaar 1866-1867 heersende cholera in ons land. Die dag zijn Mattheus den Os, zoon van Jan van den Bos-32 jaar(ca 1835 geboren) en wolruimer, wonend aan de Middelste Gracht en Willem van Zanen, een bekende van Jan van den Bos die rond 1798 was geboren en als sjouwer in de Janvossensteeg woonde, op het gemeentehuis aangifte van het overlijden gaan doen. Jan was 's nachts om een uur overleden in zijn woning aan de Uiterste gracht. Onbekend is hoe de navolgende jaren zeventig van de negen­tiende eeuw voor het gezin Van den Bos zijn verlopen. In 1871 woonde Jannetje Isabella van Heusden aan de Waardgracht. In 1874 aan de Uiterstegracht, evenals in 1875, zoals uit de trouwakten van haar zoons is gebleken.

 

Mogelijk is Denijs aan het eind van de jaren zeventig in mili­taire dienst geweest. Hij moest rond deze tijd in contact zijn gekomen met de Leidse Susanna van Royen, met wie hij op 30 november 1881 ’s ochtends om 10 uur in het huwelijksbootje stapte. Denijs was sjouwer ten tijde van zijn huwelijk. In 1882 werd dochter Jannetje Isabella van den Bos geboren, maar zij overleed reeds vrij spoedig op 28 april 1886. Bij monde van zijn dochter Pieternelletje zou Denijs ten tij­de van de geboorte van voornoemde dochter -wellicht rond kerstmis 1884- naar zijn baas zijn gestapt om wat melk en een ei. Daarop zou enige onenigheid zijn ontstaan, waarop het mogelijk tot een con­frontatie tussen beiden is gekomen. Denijs heeft tal van beroepen uitgeoefend gedurende zijn leven. Hij zou onder meer als sigarenmaker werkzaam zijn geweest , heeft later een handel­tje gedre­ven, heeft een kruide­nierswinkel gehad en bovendien nog een water- en vuur­winkeltje, hetgeen in de jaren rond 1900 vrij algemeen voorkwam in Leiden. Het gezin Van den Bos beleefde de natte winter en de zonnige zomer van 1884 in Leiden. Dochter Pieternelletje werd in deze jaren geboren en rond 1886 kregen Denijs en Susanne een dochter Marie. Op 7 mei 1888 kwam Jans ter wereld. Susanne van den Bos-van Royen heeft mogelijk een aantal miskramen gehad.

Uit de verschillende geboorte-aangiften is de verscheidenheid van beroe­pen van Denijs (1859-1913) af te lezen. Zo is hij in 1886 vormer of model­leur en in 1888 plotseling koopman. Gedurende de jaren 1890-1895 heeft men wellicht een korte periode in Amsterdam gewoond.Bij de geboorte van zijn zoon Denijs in 1896 geeft hij op sjouwer te zijn. Zijn moeder, Jannetje Isabella van den Bos-van Heusden, in 1867 als weduwe achterge­bleven, komt op 27 oktober 1893(1899?) te overlijden, 74 jaar oud. Op 15 augustus 1895 komt zoon Jacobus van den Bos ter wereld.Op 16 september 1896 werd zijn zoon Denijs geboren, de latere groen­ten- en fruit­handelaar die het koopmansbloed mogelijk van zijn ouders had geerfd. Toen Denijs ter wereld kwam, waren zijn ouders aan het nog ongedemp­te Leven­daal woonach­tig. De bewogen negentiende eeuw was toen vrijwel voorbij. Het was een revolutio­naire eeuw geweest, waarin de Industriële revolutie in Nederland een hoge vlucht had genomen en een begin was gemaakt met de democratisering van ons land, later uitmondend in het algemeen man­nenkies­recht van 1917, het algemeen vrouwen­kiesrecht van 1919. Van het landelijke en agrarische Holland van rond 1800 was nu vrijwel niets meer terug te vinden. De familie Van den Bos stond op de drempel van de twintigste eeuw, een eeuw die zo mogelijk nog revolutionair­der zou worden dan de voorafgaande negentiende.

 

 

Bekende gezichten

De ges­chiedenis van de familie gedurende de twintigste eeuw mag nagenoeg als bekend worden verondersteld. Denijs van den Bos (1896-1966), de latere groenten- en fruithandelaar, groeide op aan het Levendaal. Zijn ouders dreven aan het begin van de eeuw onder meer een water- en vuurwinkel. Jongste broer Abraham van den Bos kwam op 25 november 1900 ter wereld. Zuster Jans huwde op 21 juli 1909. Denijs heeft zijn vader niet lang gekend. Deze overleed in het najaar van 1913(30 september 1913), nog geen 54 jaar oud. Hij was toen los werkman. In 1905 was hij nog winkelier. Zijn zoon was toen amper zeventien jaar. Moeder Susanna van Royen, evenals haar man rond 1860 geboren, stond er nu alleen voor en het mag duidelijk zijn dat mede gezien de voedseldistri­butie ten tijde van de Eerste Wereldoorlog in de jaren 1914-1918 het gezin moeilijke tijden doormaak­te. In 1916 overleed Maria van den Bos, die met Mattheus den Os was gehuwd.

Zoon Denijs was intussen bij het conservenbe­drijf van Tieleman en Dros komen te werken, waarna hij in contact was gekomen met een zekere Geertruida Nievaart. Zij was op 2 februari 1899 te Leiden geboren. In oktober 1917, (24 oktober 1917)Denijs vervulde nog zijn mili­taire dienstplicht, traden zij in het huwelijk, waarna zij op 12 maart 1918 hun eerste zoon kregen. Geheel in de lijn van de traditie sinds 1859 noemden zij hem Denijs. Het pas gehuwde paar betrok een woning aan de Binnen­vestgracht. Korte tijd was Denijs (1896) bij een bakker in betrekking.Dat was in de periode voor Sinterklaas. Mogelijk stemde het gezin CHU in deze jaren. Ze waren immers hervormd.

De navol­gende jaren twintig verliepen vrij voor­spoe­dig, al trad vanaf 1923 een prijsdaling van agrarische produkten in. De Neder­landse economie draaide op volle toeren en de buiten­landse handel groeide fors in de jaren na 1914-1918. Het gezin Van den Bos breidde zich uit en men zag uit naar een grotere woning. Men verhuisde naar een woning aan de Parkstraat,­ waar de huur f2,80

per week bedroeg. Na korte tijd aan de Oranjegracht gewoond te hebben, verhuis­de het gezin aan het eind van de dertiger jaren naar de Ringkade. In een inter­view met het Leidsch Dagblad, een plaatselijke krant, in februari 1983, vertelde Geertruida van den Bos-Nievaart over deze periode: 'Natuurlijk was het vroeger niet alleen maar rozegeur en maneschijn. We hebben altijd hard ge­werkt, samen de kost verdiend. Maar ik ging nooit de deur uit voordat het huis aan kant was. En de kinderen hebben er altijd netjes bij­gelopen. Het was geen goeie ouwe tijd, maar wel een gezellige tijd.'

 

Ze kan zich nog goed herinneren -aldus nog altijd het interview- dat bij overvloe­dige regenval het water de woningen aan de Ringkade, Parkstraat, Kooihof en Banka- en Bilitonstraat soms ver binnen­drong. 'De bewoners die werden getroffen door de waterover­last werden door iedereen geholpen. Dan was men, soms tot diep in de nacht bezig met het hozen van overtollig regenwa­ter. En elke keer als het hard regende, begon het gevecht tegen het water opnieuw. Ondanks alle ellende was het soms net feest.' Gedurende het begin van de jaren dertig -de beurskrach van 1929 begon reeds in Nederland diep in te grijpen en de koude winter van 1928-1929 was mede schuldig aan de stad­huisbrand van februari 1929 in Leiden- genoot zoon Denijs zijn schoolopleiding aan de in 1883 opgerichte ambachtsschool, Haagweg 4 te Leiden.Op 16 augustus 1933 behaalde hij zijn zwemdiploma gekleed zwemmen. Susanna van Royen, de weduwe van de in 1913 overleden Denijs van den Bos was na een langdurig ziekbed op 6 december 1932 overleden. Ten behoeve van het onder­houd van haar grafsteen werd jaarlijks ongeveer fl 1,30 betaald door Jansje van den Bos, haar dochter. Zij bezocht in de jaren dertig ook jaarlijks het graf van haar moeder. Gedurende de laatste jaren van haar leven woonde Susanna in de Catharijnenstraat (slaapkamertje met linnenkast en huiskamer)In april 1934 verliet Denijs zijn school, waarna hij in dienst trad bij de firma Ideco aan de Breestraat. Op 28 februari 1935 begon hij te werken bij een bedrijf voor meubel­fournituren te Voorschoten. Daar werkte hij tot 19 septem­ber 1936 om op 21 september van hetzelfde jaar weer bij Ideco terug te keren. Men beleeft de zachte winter 1935-1936.Op 12 april 1937 -het hoogtepunt van de depres­sie was inmid­dels be­reikt- begon de inmiddels 19-jarige Denijs zijn werk als elec­trisch lasser. In hetzelfde jaar 1937 woont men zes weken aan de Oranje­gracht tegenover de ouders van moeder Geertruida van den Bos-Nie­vaart (2 februari 1899) Na de geboorte van dochter Coby in 1937 zou moeder Geertruida nog een kind gekregen hebben dat slechts kort geleefd heeft: Petronella.(2-3 augustus 1939)

 

Via de dansschool van Mieremet had zoon Denijs inmiddels kennis gemaakt met een zekere Jansje Schaft, de op 5 januari 1919 geboren dochter van metselaar Arie Schaft en Elizabeth Schaft-van Welzen. Op 28 mei 1939, eerste Pinksterdag, verloofden de beiden zich. Voor die gelegenheid werden zelfs verlo­vingskaart­jes gedrukt. Uit latere verhalen is komen vast te staan dat deze vooroorlogse jaren, naast het leed van de vaak diep insnijdende crisis, vooral veel plezier en ontspan­ning hebben gebracht. Zo werd er bijzon­der veel gefietst, bracht men menig bezoek aan de bioscoop -een sterk opko­mend fenomeen in deze tijd- en was er gelegenheid om te dansen. Het moet in deze vooroorlogse jaren geweest zijn dat Janny en Nijs deelnamen aan een danswedstrijd, alwaar een prijs in de wacht werd gesleept bij de muziek van onder meer Malando, de koning van de tango.

 

De lichten doven- de jaren 1939-1945

 

Intus­sen was de inter­nationale spanning fors opgelopen; In München leek in het najaar van 1938 de vrede in Europa te zijn gered, maar in het voorjaar van 1939 bleek dat ons 'bevriende staats­hoofd' Adolf Hitler meer wilde en met het Sudetengebied alleen niet langer genoegen wenste te nemen. Heel Tsjechos­lowa­kije werd onder de voet van de nazi-laars gelopen.

Op 1 september moest Polen eraan geloven, terwijl op 3 september Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog verklaarden. Daarmee was de Tweede Wereldoor­log een feit. De familie Van den Bos ging een zware en moeilijke tijd tegemoet, zeker nadat Duitsland op 10 mei 1940 heel Nederland had bezet. In het najaar van 1939 was in ons land de mobilisatie afgekondigd en was er reeds een begin gemaakt met de distributie van voedsel en brand­stof. Erwten en suiker kwamen bijvoorbeeld al op de bon. Het fenomeen van de autoloze zondag deed zijn intrede, althans voor wie zich een automobiel kon veroorloven. Het moest duidelijk zijn dat de algehele toestand waarin ons land zich in deze jaren bevond, vrij uitzonderlijk was. En toch was in de periode die vooraf ging aan de 10e mei 1940 nog een groot aantal mensen, zo niet de meerder­heid van het Nederlandse volk ervan overtuigd dat Nederland wellicht opnieuw buiten de oorlog kon worden gehouden, evenals dat in de jaren 1914-1918 het geval was geweest.

Op de avond van donderdag 9 mei 1940 waren Denijs van den Bos en Jansje Schaft, inmiddels bijna een jaar verloofd, per fiets naar de dansschool van Mieremet gegaan, alwaar voor die avond een dansfeest was georganiseerd. De lange, koude winter van 1939-1940, de volgens de overgeleverde weerstatis­tieken koudste winter sinds 1830, was voorbij en het was die bewuste 9e mei prachtig voorjaarsweer geweest. Jaren later sprak Jansje over die avond: 'Ik was te laat thuis gekomen. Dat was precies die nacht voor de oorlog. En toen kwam ik om half één thuis. We waren wezen dansen bij Mieremet. Toen is het een beetje laat geworden en toen was mijn vader zo kwaad, oh wat was hij kwaad! Dat pikte ik niet. Dat is geloof ik de enige keer geweest dat ik ruzie met hem heb gehad. Hij was ook driftig. 's Nachts om vier uur begonnen ze al te vliegen. Ik heb wel geslapen, een paar uur en toen werden we wakker door vlieg­tuigen. Dat was je niet gewend. Ik keek uit het wc-raampje. Dat was om vier uur, misschien is het half vijf geweest. Een hele laag van die Mes­serschmitts!'

 

Vijf lange, bange jaren van bezetting waren begonnen. Ondanks de bij­zonder grote spanning, vooral in die mei-dagen, hernam het dagelijkse leven weldra zijn gewone gang. De juni-maand 1940 bracht veel zon. Jansje werkte bij tandarts Van Dorp, terwijl Denijs zijn werkzaamheden in de navolgende tijd voortzet­te als electrisch lasser. Hij was inmiddels begonnen aan een vervol­gopleiding bij het in 1785 opgerichte Koninklijk Genoot­schap Mathesis Scien­tiarum Genitrix (MSG). Op 4 juli 1941 rondde hij zijn opleiding daar af, bij welke gelegen­heid hij onder meer een speldje kreeg.

 

 

Op 30 augustus 1941 vertrok Denijs als lasser. Over het werk dat hij in de periode daarna verrichtte, is niets met zekerheid te zeggen. Mogelijk heeft hij zijn vader geholpen in het bedrijf.Ofschoon de situatie uiterst deplorabel was, werden plannen voor de toekomst gesmeed. In de loop van 1942 kregen de trouwplannen van Jansje en Denijs meer concrete inhoud en op 5 augustus van hetzelfde jaar traden ze in het huwelijk. Van haar moeder en vader kreeg Jansje 400 gulden. Ze kocht er een tafel en vier stoelen voor, twee gewone stoelen en twee armstoelen. Dat kostte 175 gulden. Van hun beider ouders kregen Janny en Nijs een rood-wit overtrokken veren tweepersoonsbed.Zo bracht het huwe­lijksfeest enige verlichting in deze donkere tijd. Het feest was evenwel van korte duur. Spoedig na de bruiloft was Denijs genood­zaakt werk te aanvaarden in het oosten des lands. Gedurende meer dan twee jaar zouden de jonggehuwden elkaar slechts af en toe zien.Men betrok enige kamers aan de Zijloordkade. Jacobus van den Bos, broer van Denijs van den Bos (1896-1966) zou hetzelfde jaar 1942 de grafsteen van het graf van zijn moeder hebben verwijderd, waarna deze een lange tijd op een zolder is bewaard. Dochter en schoonzoon van Jacobus hebben in 1943 de stamboom van de familie uitgezocht op kasteel Cannenburg te Vaassen (Gelderland)

Op 9 februari 1943 werd hun eerste kind geboren. Het was een meisje dat Trudy werd genoemd, naar haar grootmoeder Geertruida. De voeselsituatie werd er intussen niet beter op, terwijl de algehele leefomstandigheden ook meer en meer verslechterden. Het gezin Van den Bos zou pas na de bevrijding in 1945 werkelijk aan een toekomst kunnen gaan bouwen. Af en toe reisde Jansje wel met haar dochter naar Apeldoorn en aanvankelijk kwam vader Denijs ook wel naar Leiden per trein, maar naarmate de tijd verstreek en de bezetting vorderde, werd reizen alsmaar moeilijker.

 

In 1980 schreef Denijs over deze tijd:'Inmiddels werden de rantsoenen steeds minder en kwam er ook een schaarste aan goede­ren, waardoor de tegen­stand van de overigens wel lijdzame bevol­king steeds groter werd. Groepen van verzet ontstonden. Deze groepen werden door de bezetters achtervolgd. Zo was ongeveer de stemming aan het einde van 1942. De gemiddelde weermachts­ol­daten gedroegen zich in café, bioscopen en op straat over het algemeen correct. Alleen werden zij niet geaccepteerd door het overgrote deel van de bevolking. Daarnaast waren er arrogante SS-ers, Grüne Polizei, die helemaal geen goed deden in de ogen van de bur­gers.'En hij vervolgt zijn re­laas:'Toen de Duitsers nog meer mensen nodig hadden in de Duitse fabrieken -alle Duitsers moesten naar het front- gingen zij over tot razzia's d.w.z. zij omsin­gel­den een gedeelte of een gehele stad en dreven mannen tussen 18 en 45 jaar uit de woningen of de mannen werden op straat aangehou­den. Dan werden zij op trans­port gesteld. Dikwijls ontvluchtten deze mensen het transport. Wanneer nu het woord razzia viel, gingen veel mannen 's avonds slapen in een zogenaamde schuilhoek, in oude pakhuizen of bij boeren in de hooiberg.'

De winter van 1944 op 1945 was een verschrikkelijke winter voor het gezin Van den Bos. Denijs kwam op 10/11 november 1944 in een razzia terecht bij Schiedam, waaruit hij gelukkig heeft kunnen ontsnappen. Hij heeft het geluk gehad met een zogeheten aapjeskoetsier in de richting van Delft-Den Haag te hebben kunnen meerijden. In de Haagse Beeklaan heeft hij kunnen overnach­ten, waarna hij de volgende dag in Leiden arriveerde.Intussen moet in dezelfde periode dochter Trudy ernstig ziek zijn gewor­den. Zij kreeg eind 1944-begin 1945 dyfterie, waarna ze in het ziekenhuis moest worden opgenomen en zeker zeven weken onwel is geweest. Aangezien Denijs nog in Apeldoorn, later in Enschedé werkzaam was, bracht dit ernstige compli­caties met zich mee. Jansje is toen met haar schoonzus­ter naar een Duitse instan­tie aan het Rapenburg gegaan om ervoor te pleiten dat haar man zijn dochter mocht bezoeken. Dat moet in het prille begin van 1945 geweest zijn. Naar later bekend is geworden is Denijs direct na het bericht van de ziekte van zijn dochter per fiets via Utrecht, waar hij zijn zuster Suse en broer Jacques tegenkwam die hem op een hongertocht naar het oosten van het land eerder in Apeldoorn of Enschedé hadden bezocht, naar Leiden gekoerst.

 

De naoorlogse periode

 

Op 5 mei 1945 kwam aan de droeve bezet­tingstijd een einde. Maar nog was het gezin niet herenigd. Jansje, inmiddels 26 jaar, kreeg op 15 mei een zoon die Arie werd genoemd, naar zijn groot­vader. Vader Denijs was echter nog altijd niet uit Enschedé teruggekeerd. Hij werd pas eind mei op de hoogte gesteld van de geboorte van zijn zoon eerder die maand en kwam pas rond 15 juni in Leiden terug. Zo werd het gezin herenigd en kon men in het inmiddels betrokken huis aan de Coornhertstraat een nieuwe toekomst beginnen. Vader Denijs aanvaardde in die gedenkwaardige zomer van 1945 een functie als los werkman bij de PTT. De arbeidsovereenkomst ging op 4 juli 1945 in en hij zou f0,65 per uur verdienen, ca. f 120,- per maand. De voedseldistributie werd voorlopig nog niet opgeheven, maar er was hoop en uitzicht op betere tijden. Vanaf 1 mei 1946 stond Denijs te boek als vakwerkman en op 19 juli 1946 kwam hij in vaste dienst bij de PTT.

 

Op 29 november 1946 werd de tweede dochter geboren en zij werd naar haar moeder genoemd:­Janny. Men beleefde de koude winter van 1946-1947 en zocht warmte bij de potkachel.Spoedig nu werd de étage aan de Coornherts­traat te klein en ging men uitzien naar een eenge­zinswoning. In april 1948 werd het huis aan de Kersen­straat 9 betrokken, hetgeen een voor die tijd uiterst moderne woning was, compleet met douche-cel. Per 2 juli 1949 werd vader Denijs bevorderd tot vakman 1e klasse. Eind 1949 kwam jongste dochter Betty ter wereld en was het gezin Van den Bos compleet, zij het dat in het prille begin van 1953 moeder Van den Bos, inmiddels 34 jaar, een mogelijke misge­boorte heeft gehad.

In de nakomende tijd groeide de welvaart in Nederland. Denijs klom op bij de PTT. Op 1 juli 1950 werd hij monteur, per 3 januari 1955 werd hij bevorderd tot monteur 1e klasse.Vooral geduren­de de jaren vijftig en zestig werd de wederop­bouw met kracht ter hand genomen. Ook kregen meer en meer mensen de gelegen­heid af en toe vakantie te nemen. Het gezin Van den Bos trok er in de jaren vijftig jaarlijks op uit. Men instal­leerde zich dan in Katwijk, alwaar de tent werd ge­plaatst. Daar genoot men van de vrije natuur en de zee. De kinderen groeiden voorspoe­dig op en genoten van de jaren in Katwijk. Vader Denijs werkte zich verder op bij de PTT, op 1 september 1959 kwam hij in Alphen te werken en op 1 mei 1960 werd hij chef-monteur. Vervolgens kwam hij op 1 juni 1961 weer naar Leiden. In 1958 bezochten Denijs van den Bos, zijn vrouw Jansje en zijn ouders Denijs van den Bos (1896-1966) en Geertruida van den Bos-Nievaart (1899-1992) de Expo in Brussel. Aan het begin van de jaren zestig werd een bezoek aan Duitsland gebracht.Op 5 juli 1962 vertrokken Janny en Nijs voor een reis naar Oostenrijk. Men vertrok die ochtend om 5.35 uur vanaf het Stadhuisplein in Leiden naar Den Haag. Via Schiedam en Rotterdam bereikte men Utrecht waar men overstapte op een bus die een pendeldienst reed op Kirchberg in Oostenrijk. Die avond bereikte men om 7 uur de plaats Plieningen bij Stuttgart. Men overnachtte in Hotel Post. Om half elf gingen Janny en Nijs die avond naar bed. Op 6 juli 1962 hebben Janny en Nijs prima ontbeten. Het was prachtig weer en om 6.30 uur vertrok men die ochtend. Om vijf voor twaalf die ochtend passerde men bij Kufstein de Oostenrijkse grens. Door het Inndal, St. Johann en Kitzbuhel kwam men om 1 uur in Kirchberg aan. Zaterdag 7 juli vertrok men om 9 uur ’s ochtends naar Zell am See, waar men om half twaalf aankwam.

 

Gedurende de zestiger en zeventiger jaren verlieten de kinderen het huis. In 1962 kwam zoon Arie in contact met een zekere Lena Dieuwertje Bavelaar, dochter van een kapper te Leiden, met wie hij op 29 augustus 1963 in het huwelijk trad. Op 25 november 1963 werd hun oudste zoon Denijs geboren, terwijl op 1 april 1971 zoon Johan­nes ter wereld kwam. Het dagelijkse leven werd ook in de jaren zestig voortgezet. Op 1 maart 1964 werd Denijs van den Bos(1918-1988) hoofdemployé der PTT te Leiden, terwijl hij per 1 februari 1966 weer naar Alphen werd overge­plaatst. Daar werd hij op 1 augustus 1966 bevorderd tot hoofdemployé 1e klasse. In mei-juni 1965 bezochten Denijs en zijn vrouw Jansje Oostenrijk, samen met oom Albert, oom Willem en

de tantes Jans en Katrien. Trudy schreef toen een brief aan haar ouders:

 

Lieve Pa en Ma,

 

Even een berichtje van ons. Hoe gaat het met jullie, goede reis gehad, hoe is het weer? Hier gaat het best wel. Jullie hebben zeker ook wel van dat ongeluk gehoord bij Insbruck met die bus, erg he?

Nu, hier gaat alles goed, Betty kreeg maandagavond een vreselijk oog; helemaal dik en dicht, om +- 10 uur werd het paars-rood, verschrikkelijk raar gezicht en natuurlijk een pleister op haar wenkbrauw. Ze vond de spuitjes van de verdoving het ergst, maar verder heeft ze niets gevoeld, ze zijn toch nog een half uur met haar bezig geweest en toen ze klaar was heeft ze de gehele weg naar huis zitten kwekken, zei mevrouw Henzing, die moest op de gang wachten. Oma Schaft kwam nog even aan ’s middags en ’s avonds kwam tante Rie nog even horen, dus ze had wel belangstelling. Nu is het natuurlijk nog pijnlijk, maar de dikte wordt nu iets minder. Maandagochtend kwam Aad ons met (te) veel kabaal en (te) veel herrie roepen, gordijnen open, ramen open, nu je weet wel. Leny redt zich prima, ’s morgens staat hier alles netjes aan kant en Danny voelt zich prinsheerlijk zoveel aandacht te hebben. Pluis gaat zelfs Danny kopjes lopen geven, dus dat loopt ook al weer los. Het is momenteel dinsdagavond, morgen gaat de brief dus op de post, schrijven jullie dan wanneer en/of hoe laat jullie thuiskomen? Nu ik zou zeggen mooi weer toegewenst, veel plezier enz.enz., de groeten aan Oom Albert, Willem en d etantes Jans en Katrien.

 

Dag, de kinderen

 

PS. Ma je plantjes hebben al een keer onder de kraan gestaan hoor.

Een aantal malen raakte Denijs in deze periode betrokken bij ongevallen met de dienstauto: 25 sept. 1959, 22 april 1961, 21 mei 1962 en 10 mei 1965. Het werd beslist drukker op de openbare weg.Nog op 1 februari 1971 werd hij bevorderd tot hoofdemployé voor bijzonde­re diensten der PTT te Alphen. Per 1 januari 1976 werd hij naar Den Haag overge­plaatst, alwaar hij op 1 juli 1976 bureauchef werd. Deze functie heeft hij tot aan zijn vervroegde pensionering per 1 april 1981 bekleed.

 

Intussen was op 11 januari 1966 de in september 1896 geboren Denijs van den Bos op 69-jarige leeftijd overleden. Een week na de begrafenis kwam ds De Groot bij Geertruida Van den Bos-Nievaart langs. Een woord van troost sprak hij niet. Hij is maar heel kort ziek geweest, al dienden in 1965 de eerste voortekenen zich reeds aan. Opmerkelijk in dit verband is dat de symptomen rond de benen zich jaren later, in de tachtiger jaren, bij zijn zoon Denijs herhaal­den. In hoeverre hier sprake is van toeval, dan wel van een erfelijke aandoening, blijft vooralsnog onduide­lijk. Zeker is dat het met name hart- en vaatziekten zijn geweest die bij beiden tot de dood hebben geleid. Zo leek de geschiedenis van 1965-1966 zich in 1987-1988 voor een deel te herhalen, al had bij zoon Denijs de ziektegeschiedenis reeds na het eerste hartin­farct van 16 april 1981, kort na zijn pensionering, een aanvang genomen. Vast staat niettemin dat het ziektebeeld van Denijs van den Bos sr. in later jaren een belangrijke angst­factor is geweest bij de ziek­tegeschiedenis en de aanloop naar het overlijden van zijn zoon op 26 maart 1988. Zoon Arie van den Bos kwam in oktober 1966 comateus in het ziekenhuis.

 

Had zoon Arie in 1963 het ouder­lijk huis verlaten, later in dat decen­nium verliet de in 1943 geboren dochter Trudy het huis aan de Kersenstraat. Zij trad in juni 1967 in het huwelijk met de Leiderdorper Anton Hooger­vorst, waarna ze in Leiderdorp een woning betrok. Hun eerste dochter Colette kwam op 15 juni 1970 ter wereld, waarna op 11 maart 1974 dochter Cindy het levenslicht zag. Dochter Janny trad in septem­ber 1973, kort na het overlijden van groot­moeder Schaft, de moeder van Jansje, in het huwelijk met Edward Woertman en ging in Voorschoten wonen. Dochter Betty tenslotte was aan het begin van de zeventi­ger jaren in contact gekomen met een zekere Frank Maaskant uit Leiden. Zij trad in mei 1976 met hem in het huwelijk.

 

Het was vooral in de zeventiger en tachtiger jaren dat Jansje en Nijs veelvuldig naar het buitenland reisden. Vooral de vakantiereis naar Portoroz in 1976 verdient vermelding, aangezien de bijna voltallige familie daar destijds aanwezig was. Vader Denijs van den Bos was daar die zomer veelvuldig in de weer met de filmcamera, een hobby die hij reeds vanaf 1971 beoefende, hetgeen hem in staat stelde iedere keer weer met schitterende vakantie-opnamen huiswaarts te keren. Zo werden onder meer de vakanties in Noorwegen 1972, Salzburg 1974, Portoroz 1975-1977­/1980 en Spanje 1983-1984 (o.m.Sevilla) op filmband vastgelegd.

Gedurende de jaren tachtig werd de zomervakantie door zoon Arie en zijn vrouw en kinderen o.m. doorgebracht in Joegoslavië (1980,1982,1983,1984,1986,1988). Steden als Wenen(1983), Boedapest(1986) en Berlijn (1988) werden bezocht.In januari 1985 brachten Denijs van den Bos(1918-1988),zoon Arie(1945) en klein­zoon Denijs (1963) een bezoek aan Londen.

 

De filmopnamen van de reizen bevinden zich momenteel in het familiearchief en zijn deels verwerkt in de video-documentaire die ter gelegen­heid van het 45-jarig huwelijk van Janny en Nijs in augustus 1987 werd vervaardigd. Mede naar aanleiding van het overlijden van Denijs van den Bos (1918-1988) is in de periode kort daarna een eerste begin gemaakt met de optekening van de familie­geschiede­nis van de familie Van den Bos, waarvan een eerste, nog prille uitgave thans het licht ziet. Kort voor zijn overlijden registreerde Denijs van den Bos een geluids­opname, bestemd voor zijn onderduikmoeder in Apeldoorn. In september 1991 verhuisde de weduwe van Denijs (1918-1988), Jansje van den Bos-Schaft van de Kersenstraat naar de Tem­minckstraat in Leiden. Op 5 augustus 1992, precies 50 jaar na het huwelijk van Jansje en Denijs overleed Geertruida van den Bos-Nievaart, ruim 93 jaar oud. Er zijn nog andere opnamen.

 

In de jaren voor haar overlij­den had ze nog verschei­dene bijdragen aan de opteke­ning van de familiegeschie­denis gele­verd.Een tijdperk was geein­digd. Inmiddels vierden de kinderen Van den Bos hun vakantie in o.m. de Verenigde Staten (Janny en Ed 1992/1994, Turkije en Tunesië (1993,Arie en Leny) en de wintersportgebie­den in Oostenrijk (1994-1995, Betty, Fer, Trudy,Gerard). Denijs van den Bos (25 nov. 1963) bracht in 1980 op eigen gelegenheid een bezoek aan Rome en in 1990 onder meer bezoeken aan Leningrad, Moskou en Kiev.

 

In april 1995 reisden Arie en Leny van den Bos voor de tweede keer af naar Turkije. In augustus 1995 werd Brugge bezocht door Arie, Leny en Danny van den Bos. Op 25 november 1995 werd Arie van den Bos met hartritmestoornissen in het Academisch Ziekenhuis Leiden opgenomen. Op woensdag 6 december 1995 mocht hij het ziekenhuis verlaten. In oktober 1997 maakte Jansje van den Bos-Schaft(1919) een Rijnreis, waarbij ze onder meer Konigswinter en Rüdesheim aandeed.

Op 27 november 1997 kwam geheel onverwacht een einde aan het leven van Lena Dieuwertje van den Bos-Bavelaar. Ze was op dat moment nog geen 53 jaar. Op 2 december 1997 werd ze op de begraafplaats Rhijnhof te Leiden begraven. Voorgan­ger was Ds. R.J.K. Veenstra. De kerstdagen van 1997 werden door Arie, Denijs en Johannes bij grootmoeder Jansje van den Bos- Schaft en Betty en Fer, zuster en zwager van Arie doorgebracht.

De uitslag van de autopsie werd in januari 1998 bekend. De aorta van Lena Dieuwertje van den Bos was voor 90% dichtgeslibd. De lichaamsslagader was voor 40% dichtgeslibd. Roken wordt als een oorzaak gezien. Op 5 januari 1999 vierde Jansje van den Bos-Schaft haar 80e verjaardag. Op zaterdag 9 januari werd een diner gegeven in 'In de woelige baren' aan het Braassemermeer. Later in de januarimaand 1999 werd een weekend doorgebracht met familie in 'De Bonte Wever' in Slagharen. Per 1 juli 1999 verhuisde Denijs van den Bos van de Carneoolstraat 54 in Leiden naar de Lijtweg 307 in Oegstgeest.

 

Genealogische overzichten

Kinderen van Pieter Bordoduijck (Bourdonduc)(ca. 1630 te Doesij bij Valenchijn geboren) en Elijsabeth Hannotteel (Notte), geboren te Artois, dochter van Maddeleena Hooreijn

 

Ondertrouw (1) op 12-5-1656 te Leiden......

 

Ondertrouw (2) op 9-12-1667 te Leiden , gehuwd 1667 met Rebecca Buque (Buke), geboren te Leiden

 

Uit het eerste huwelijk:

 

Marie Bordoduijck, geboren 1657, gedoopt (waals) op 11-3-1657 te Leiden

Jacobus van den Bos, geboren 1658, gedoopt (waals) op 3-3-1658 te Leiden

Elijsabeth Bordoduijck, geboren 1659, gedoopt (waals) op 26 oktober 1659 te Leiden

Jean van den Bos (Bordedeu)

Pierre Bordoduijck, geboren 1665, gedoopt (waals) op 13-9-1665 te Leiden

 

Uit het tweede huwelijk

Rebecca Bourdouduko(van den Bos), geboren 1668, gedoopt op 16 december 1668 te Leiden

Ondertrouw op 4-6-1688, gehuwd 1688 met Jan Delbeeck

Jehanne Bordoduijck, geboren op 10-9-1672 te Leiden, gedoopt (waals) op 11-9-1672 te Leiden

Pierre van den Bos (Bordodeux, Bolduc), gedoopt

Elizabeth Bordoduijck, geboren op 10-4-1679 te Leiden, gedoopt (waals) op 12-4-1679 te Leiden

Judith Bordoduijck, geboren 1681, gedoopt (waals) op 3-12-1681 te Leiden

 

Kinderen van Jacobus van den Bos (1658), gedoopt (waals) op 3-3-1658 te Leiden en Judith Jans Kasteel (Utrecht ca. 1660- na 1719):

Ondertrouw op 15-3-1681

Lysbeth van den Bos, gedoopt te Leiden op 12 februari 1682

Jannetje van den Bos, gedoopt te Leiden op 11 maart 1683

Jannetje van den Bos, gedoopt te Leiden op 29 augustus 1684

Johannes van den Bos, gedoopt te Leiden op 25 april 1686

Magdalena van den Bos, gedoopt te Leiden op 16 november 1689

Pieter van den Bos, gedoopt te Leiden op 7 november 1691

Johannes van den Bos, gedoopt te Leiden op 8 februari 1693

Steven van den Bos, gedoopt te Leiden op 24 oktober 1694

Lowijsje van den Bos, gedoopt te Leiden op 25 maart 1699

Johannes van den Bos, gedoopt te leiden op 5 december 1700

Jacobus van den Bos, gedoopt te Leiden

 

Johannes van den Bos (ged. 5 december 1700) is vier maal in het huwelijk getreden. Uit zijn eerste huwelijk met Anna Thijsse (ondertrouw 28 oktober 1719) kreeg hij een zoon:

 

Jacobus van den Bos, gedoopt te Leiden op 12 mei 1723

 

Uit zijn tweede huwelijk met Sara van der Starre (ondertrouw 1 april 1724) kreeg hij twee kinderen:

 

Jacobus van den Bos, gedoopt te Leiden op 2 februari 1725

Sara van den Bos, gedoopt te Leiden op 26 oktober 1727

 

Uit zijn derde huwelijk met Susanna Teyn (ondertrouw 17 november 1730) kreeg hij drie kinderen:

 

Judith van den Bos, gedoopt te Leiden op 29 mei 1731

Santje van den Bos, gedoopt te Leiden op 25 februari 1733

Jan van den Bos, gedoopt te Leiden op 26 juni 1737

 

Kinderen van Jan van den Bos en Lena van den Burgh ,gehuwd nov. 1738, het vierde huwelijk:

 

Adrianus van den Bos, gedoopt 20 sept. 1739 - Lootskerk

Grietje van den Bos, gedoopt 11 nov. 1742

Jan van den Bos, gedoopt 6 sept. 1744. Als doopgetuigen waren aanwezig Jan de Man, danwel Jan de Haan en Lysbeth van den Burgh

 

Kinderen van Jan van den Bos en Adriana van der Velden, gehuwd mrt. 1766:

 

Lena van den Bos, gedoopt 29 juli 1767 - Pieterskerk

Jan van den Bos, gedoopt 18 juli 1770 - Pieterskerk

Santje van den Bos, gedoopt 18 nov. 1772 - Pieterskerk

Hannes van den Bos, gedoopt 6 nov. 1774 - Lootskerk

Lijsje van den Bos, gedoopt 22 dec. 1776 - Hooglandsche Kerk

Adriana van den Bos, gedoopt 28 febr. 1779 - Hooglandsche Kerk

begraven tussen 18 en 25 dec. 1779

Abraham van den Bos, gedoopt 8 mrt. 1781 - Hooglandsche Kerk. Als doopgetuigen waren aanwezig Jan de Haan en Elizabeth van den Burgh.

Catharina van den Bos, gedoopt 17 aug. 1783 - Lootskerk

 

In februari 1784 waren van voornoemde acht kinderen er nog vijf in leven. Waarschijnlijk is dat Adriana van der Velden de geboor­te van Catharina niet heeft overleefd en op of omstreeks 17 augustus 1783 is overleden.

 

Kinderen van Jan van den Bos en Maria Taverne, gehuwd mei 1797:

 

Adriana van den Bos, gedoopt 13 aug. 1797. Als doopgetuigen waren aanwezig Jan Smagting en Lena van den Bos.

Anna van den Bos, gedoopt 7 okt. 1798. Als doopgetuigen waren aanwezig Laurens Taverne en Anna Kok.

Willem van den Bos, gedoopt 30 mrt. 1800. Als doopgetuigen waren aanwezig Jan Taverne en Elisabeth van Beek.

 

Jan van den Bos, gedoopt 29 mrt. 1801. Als doopgetuigen waren aanwezig Hendrik Webbers en Jannetje Taverne.

Begraven Papegaay's Bolwerk tussen 28 april en 5 mei 1804 ofwel tussen 4 en 11 april 1801.

Jan Hendrik van den Bos, gedoopt 18 sept. 1803. Als doopgetui­ge was aanwezig Jannetje Taverne.

Hendrik en Jan Willem Frederik van den Bos, gedoopt 17 mrt. 1805. Als doopgetuigen waren aanwezig Hendrik Webbers en Jannetje Taverne. Hendrik overleed 12 juli 1807 en werd begra­ven 15 juli 1807. Jan Willem Frederik overleed 17 jan. 1808 en werd begraven 21 jan. 1808.

Adriana van den Bos, geboren 30 aug. 1806, gedoopt 31 aug. 1806.

Als doopgetuigen waren aanwezig Hendrik Webbers en Jannetje Taverne. Adriana overleed 2 juli 1807 en werd begraven 6 juli 1807 (45 weken oud).

Elizabeth van den Bos, geboren 30 juni 1808, gedoopt 3 juli 1808. Als doopgetuigen waren aanwezig Lodewijk Mieremet en Anna Taver­ne.

Lena van den Bos, geboren 3 mrt. 1810, gedoopt 4 mrt 1810. Als doopgetuige was aanwezig Johanna Kok. Lena overleed 17 dec. 1812 en werd begraven 20 dec. 1812.

Adriana van den Bos, geboren 11 febr. 1812, overleden 3 febr 1813, begraven 7 febr. 1813.

Jan van den Bos, geboren 14 okt. 1814.

 

 

Kinderen van Jan van den Bos en Jannetje Isabella van Heusden, gehuwd 11 jan. 1838:

 

Maria van den Bos, geboren 16 mei 1839

Jan van den Bos, geboren 31 dec. 1842, overleden 22 febr. 1843.

NN, geboren 21 nov. 1841, overleden 21 nov. 1841.

Jannetje Isabella van den Bos, geboren 22 juni 1844.

Jan van den Bos, geboren 1 febr. 1847.

Willem Frederik van den Bos, geboren 11 jan. 1850.

Johannes Franciscus van den Bos, geboren 16 juli 1852, overle­den 11 okt. 1859.

Frederik van den Bos, geboren 22 apr. 1855.

Denijs van den Bos, geboren 12 nov. 1859, overleden 1 okt. 1913.

Elizabeth van den Bos, geboren 20 juni 1862.

 

Kinderen van Denijs van den Bos en Susanna van Royen, gehuwd 30 nov. 1881:

 

Maria van den Bos, geboren 1886

Jansje (Jannetje Isabella) van den Bos, geboren 7 mei 1888, overleden 18 februari 1971. Petronella van den Bos, geboren december 1884

Abraham van den Bos, geboren 25 november 1900, overleden 10 oktober 1978 Denijs van den Bos, geboren 16 september 1896, overleden 11 januari 1966.

Jacobus van den Bos, geboren 15 augustus 1895, overleden 25 januari 1979.

 

 

Kinderen van Denijs van den Bos en Geertruida Nievaart, gehuwd 24 okt. 1917:

 

Denijs van den Bos, geboren 12 maart 1918, overleden 26 maart 1988. Geertruida van den Bos, geboren 17 mei 1923,

Jacobus van den Bos, geboren 13 oktober 1925, overleden juni 1975. Jacobus Dirk van den Bos, geboren 12 januari 1929,

Susanna van den Bos, geboren 12 juni 1922,

Johanna van den Bos, geboren 12 februari 1920,

Jacoba van den Bos, geboren 8 februari 1937,

Petronella van den Bos, geboren 2 augustus 1939, overleden 3 augustus 1939.

 

Kinderen van Denijs van den Bos en Jansje Schaft, gehuwd 5 aug. 1942:

Trudy van den Bos, geboren 9 febr. 1943

Arie van den Bos, geboren 15 mei 1945

Janny van den Bos, geboren 29 nov. 1946

Betty van den Bos, geboren 22 okt. 1949

 

Kinderen van Arie van den Bos en Lena Dieuwertje Bavelaar, gehuwd 29 augustus 1963

 

Denijs van den Bos, geboren 25 nov. 1963

Johannes Johnny van den Bos, geboren 1 apr. 1971

 

Kinderen van Johannes Johnny van den Bos en Brigitte Vlieland

 

Susanna Dieuwertje van den Bos, geboren 8 apr. 2003

Tim Daniel Johannes van den Bos, geboren 27 maart 2005

 


 

Trouwboeken

15 november 1738

Jan van den Bos, laagsweduwnaar van Sefarina Shijn, wonende op de Waartgragt met Pieter van den Bos sijn broeder, wonende op de Uiterstegragt met Helena van den Burgh, Jonged. van Leyden, wonende inde Kuypers­poort op de Haarlemstraat met Lysbeth Verbrugge, haar moeder wonende alsvoren. (Leids Gemeen­tearchief Trouwboek NN 146)

8 maart 1766

Jan van den Bos, Lakenwerker, jongman van Leyden, wonende in de 2e Rhijnstraat, Lena van den Burg, zijn moeder wonende alsvoren met Adriaantje van der Velden, Jongedogter van Leyden, wonende in de 2e Rhijnstraat met Sijntje van Goeyen, haar moeder wonende op de Uiterstegraght. (Leids Gemeentearchief Trouwboek )

6 februari 1784

Jan van den Bos, weduwnaar van Adriana van der Velde, wonende op de Waartgragt, vergeselschapt met Johannes Brouwer, zijn aanbe­huwde vader, wonende op 't Levendaal met Jannetje Velling, weduwe van Pieter Sierkzee, wonende in de Loyerstraat vergezelschapt met Geertruy Velling haar zuster, wonende op de Waartgragt en Elisabeth Stephanus haar aanbehuw­de moeder wonende in de Loyerstraat. (Leids Gemeentearchief Trouw­boek WW4261)

13 mey 1797

Jan van den Bos, Cassaayend jongman van Leyden, wonende op de Oranjegragt Sqt met Jan van den Bos zijn vader, wonende op de Oranjegragt met Maria Taverne, Jonged. van Leyden, wonende op de Uiterstegragt Sqt, met Johanna Kok haar moeder, wonende op de Uiterstegragt.

Geboor­teregister Burgerlijke stand

 

In het jaar 1814, den 15e oktober is voor ons President van de Provisionele regering der stad Leyden, departement der Monden van de Maas, gecompareerd Maria Ket, vroedvrouw, oud 58 jaren, wonende op de Kalvermarkt wijk 8 N 172, welke verklaard heeft dat den 14 oktober 1814 des avonds ten negen uuren, geboren is een kind van het mannelijk geslacht, in het huis gelegen in de Kraayer­straat wijk 3 N 275, uit Maria Taverne, wonende in 't genoem­de huis, huisvrouw van Jan van den Bos, remplacant bij het 13 bataillon landmilitie en welk kind genaamd zal worden Jan. De gemelde verklaring is gedaan in tegenwoordigheid van Willem Zaalberg, zonder beroep, oud 72 jaren, wonende in de Kraaier­straat wijk 3 No en van Paulus Jacobus de Tombe, 27 jaren, wonende in de Kraaierstraat wijk 3 N 274. En heeft de vroedvrouw en twee getuigen deze met ons na gedane voorlezing ondertekend, de eerste verklaarde niet te kunnen schrijven.


 

In het jaar eenduizendachthonderdnegenenvijftig, den twaalfden der maand November des namiddags ten half een ure, is voor ons, ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leyden versche­nen Jan van den Bos, oud vijf en veertig jaren, kuiper, wonende op de Middelste gracht, welke ons heeft verklaard, dat Jannetje Isabella van Heusden, zijne huisvrouw op den twaalf­den November achttienhonderdnegenenvijftig, des morgens ten half elf ure, bevallen is van een kind van het mannelijk geslacht, aan hetwelk hij bij deze geeft de voornaam van Denijs. Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt in tegenwoor­digheid van Denijs Sommeling, wonende in de Groenesteeg, oud achtenveertig jaren, wever en van Frederik van der Woerd, wonende op de Waard­gracht, oud tweeentwintig jaren, gehuwd, sjouwer. En is deze acte na gedane voorlezing door ons, en den tweeden getuige getekend: de declarant en de eerste getuige verklaarden niet te kunnen schrijven. In het jaar eenduizendachthonderdzesennegentig, den zeven­tienden der maand September is voor ons ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leiden verschenen: Denijs van den Bos, oud 36 jaren, sjouwer, wonende te Leiden, welke ons heeft verklaard dat Suzanna van Royen, zonder beroep, wonende te Leiden, zijn huis­vrouw te zijnen huize op den 16e september 1896 des namiddags te negen uren, bevallen is van een kind van het mannelijk geslacht aan hetwelk hij bij deze geeft de voornaam van Denijs. Van welke verklaring wij deze akte hebben opgemaakt in tegenwoor­digheid van Johannes van den Berg, oud 32 jaren, fabrieksarbei­der, wonende te Leiden en van Cornelis Pluy, oud 45 jaren, koopman, wonende te leiden. En is deze akte, na gedane voorlezing door ons, den declarant en de getuigen getekend.

 


Stamboom

 

ca 1580 circa 1630 Joannes van den Bos circa 1660 Jacobus van den Bos * Judith Kasteel(na 1719) 1700 Jan van den Bos * Susanna Shijn * Lena van den­Burgh Pieter van den Bos 1744 Jan van den Bos * Adri­aantje van der Velden * Janne­tje Velling Grietje van den Bos (1741) Adrianus van den Bos (1739)

1770 Jan van den Bos * Maria Taverne Lena van den Bos (1767) Santje van den Bos (1772) Hannes van den Bos (1774) Lijsje van den Bos (1776) Adriana van den Bos (1779) Abraham van den Bos (1781) Catharina van den Bos (1783)


 

1814 Jan van den Bos * Jannetje Isabella van Heusden Adriana van den Bos (1797) Anna van den Bos (1798) Willem van den Bos (1800) Jan van den Bos (1801) Jan Hendrik van den Bos (1803) Hendrik van den Bos (1805-1807) Jan Willem Frederik van den Bos (1805- 1808) Adriana van den Bos (1806-1807) Elizabeth van den Bos (1808) Lena van den Bos (1810-1812) Adriana van den Bos (1812-1813)

 

1859 Denijs van den Bos * Susanne van Royen Maria van den Bos (1839) Jan van den Bos (1842-1843) NN (1841) Jannetje Isabella van den Bos (1844) Jan van den Bos (1847) Willem Frederik van den Bos (1850) Johannes Francis­cus van den Bos (1852- 1859) Frederik van den Bos (1855) Elizabeth van den Bos (1862)


 

1896 Denijs van den Bos * Geertruida Nievaart Maria van den Bos Jansje van den Bos (1888- 1971) Petronella van den Bos Abraham van den Bos (1900-1978) Jacobus van den Bos (1895-1979)

 

1918 Denijs van den Bos * Jansje Schaft Susanne van den Bos Anna van den Bos

Geertruida van den Bos Jacobus van den Bos Jacques van den Bos Coby van den Bos

 

1945 Arie van den Bos * Lena Dieu­wertje Bavelaar (1944-1997) Trudy van den Bos (1943) Janny van den Bos (1946) Betty van den Bos (1949)

 

1963 Denijs van den Bos

1971 Johannes van den Bos en Brigitte Vlieland

 

2003 Susanna Dieuwertje van den Bos

2005 Tim Daniel Johannes van den Bos

 

Uit een aantal telefoongesprekken is komen vast te staan dat de concentraties van de familie Van den Bos zich grotendeels in de steden in het westen van het land bevinden. Zij zijn onder meer te vinden in steden als Haarlem, Amsterdam, Leiden en Rotterdam. Daarnaast is er in het Westland (Naaldwijk en Monster) een tak van de familie woonachtig. Voor wat betreft het oosten en het zuiden van het land zijn vooralsnog geen gegevens beschikbaar. Opmerkelijk is dat de familie in het Westland zich grotendeels in de groentenhandel en bloementeelt heeft gestort. Daarnaast is een aantal Van den Bossen als schipper werkzaam geweest. Wat betreft het Westland zou een zekere heer De Raaf, te Naaldwijk woonach­tig, onderzoek doen naar de geschiedenis van de familie Van den Bos. Dhr. De Raaf, oorspronkelijk afkomstig uit Westfalen, is gehuwd met een Van den Bos. (telefoon dhr De Raaf 01740-24256)

(genealogische vraag in mededelingenblad van CBG van juni 1993- A. de Raaf, Burg. Elsenweg 10, 2671 DC Naaldwijk)

 

 

Uit een telefonisch gesprek met Dhr. Woltman uit Apeldoorn op 1 september 1992 is komen vast te staan dat een zekere Jan van den Bos, zoon van Piet van den Bos in Haarlem werd geboren. Hij huwde later met Lena van ter Linden en kreeg minstens een zoon Pieter Hendrik van den Bos. Pieter Hendrik zou als schilder in Makassar zijn overle­den. Hij huwde op 28 september 1825 met de op 30 mei 1802 te Haarlem geboren Hester Tollenaar. Ze zouden later naar Amsterdam zijn verhuisd. Pieter-Hendrik en Hester kregen op 27 februari 1830 een zoon Pieter-Hendrik die als werkman werkzaam is geweest. Hij huwde op 14 april 1858 met Gerritje Voetel (geboren op 2 december 1832). Hun zoon Simon van den Bos werd op 12 december 1868 te Amsterdam geboren en huwde op 19 februari 1891 met Maria Jannetje te Groot. Simon is als werkman bij de Neder­landsche Spoorwegen werkzaam geweest. Hij was de grootvader van de echtgenoot van Dhr. Woltman.

(telefoon dhr Woltman 055-551131)

 

Op maandagavond 28 september 1992 belde een mevrouw Spierings-van den Bos uit Oegstgeest mij op. Zij wist te melden dat zich vele van den Bossen in de streek Alphen a/d Rijn, Woerden, Boskoop en Oudshoorn gevestigd hebben. Verder werd Leiden, Utrecht en Rotterdam genoemd en tevens Gelderland als concentratiegebied. Van een contact in Groningen had ze vernomen dat zich daar een familie Van den Bos bevond die oorspronkelijk uit Duitsland afkomstig was en in relatie stonden met de Duitse familie Von dem Bussche. Mevrouw Spierings zou zelf afstammen van de Alphense Van den Bossen. Ze zou de genealogie tot ongeveer 1667 hebben kunnen herleiden en wist namen te noemen als: Jan Ariesz. van den Bos en Willem Ariesz. van den Bos. Willem van den Bos zou zich eerder

Hogerveld hebben genoemd. Nadere gegevens ontbreken.

(telefoon mevr. Spierings 071-174949)

 

Uit onderzoek op het Leids Gemeentearchief op 28 oktober 1992 zijn nieuwe gegevens voorhanden gekomen ten aanzien van de vroeg 18e eeuwse familiegeschiedenis. Louisje of Lowijsje van den Bos, de op 25 maart 1699 gedoopte dochter van Jacobus van den Bos en Judith Kasteel, is op 26 augustus 1719 in ondertrouw gegaan met Jacob van Delft die als hoedemaker werkzaam was en in Amsterdam geboren moet zijn. Lowijsje woonde in 1719 nog in de Vestestraat en haar moeder, in de akte Judith Jans genoemd, was als getuige bij de inschrijving aanwezig.

 

Jacob van Delft, hoedemaker, jongman van Amsterdam, wonende in de Vestestraat verges. met Jacobus van der Bokrij sijn broeder van halve bedde, wonende op de Uyterstegraft met

 

Louisje van den Bosch, jongedr van Leyden, wonende in de Veste­straat verges. met Judith Jans haar moeder woonende als vooren.

(Trouwboek HH 102 Leids Gemeentearchief)

 

Voorts werd in hetzelfde trouwboek HH 102 de navolgende inschrij­ving aangetroffen:

 

Johannes van den Bosch, lakenwerker, jongman van Leyden, wonende in de Vestestraat, verges. met Jacobus van den Bosch sijn broe­der, wonende op de Uytterstegraft met

 

Anna Thijsse, Jongedr van Leyden wonende in de Vestestraat verges. met Gytje Thijsse haar suster, wonende als vooren.

 

Eerder op 17 mei 1715 ging voornoemde Jacobus van den Bosch, zeker voor 1700 geboren als zoon van Jacobus en Judith, in ondertrouw met Maria van der Linden:

 

Jacobus van den Bosch lakenwerker, jongman van Leyden, woonend in de Vestestraat verges met Pieter van den Bosch sijn broeder woonend alsvoren met

 

Maria van der Linden jongedr van Leyden woonend op de Marendorpse Agtergracht verges met Grietje Booy haar moeder, woonend als voren.

 

Jacobus van den Bos en Judith Kasteel ( ca. 1660- na 1719) waren op de avond van de 12e november 1690 aanwezig bij de doop van hun neefje Pieter van den Bos in de Hooglandsche kerk in Leiden. Pieter was de zoon van Johannes van den Bos, broer van Jacobus, en Maria van der Ploegh. Op 19 december 1686 was Maria in de Hooglandsche kerk gedoopt, eveneens een dochter van Jan en Maria. Als doopgetuigen waren toen aanwezig Pieter van den Bos en Anna

Erkuycken.

 

Zoon Johannes werd op 18 februari 1688 in de Marekerk gedoopt. Daarbij aanwezig waren Johannes van der Ploeg, Pieter Mein, Jannetje Jans en Catrijn van der Schaer. Mogelijk overleed Johannes snel daarna getuige de doop van een tweede Johannes op 6 maart 1689, 's avonds in de Pieterskerk. Als doopgetuigen waren hierbij aanwezig Jan van der Ploeg, Jacob Mensjon, Marij del Tour en Jannetje Lanseel. Zoon Jacob van den Bos werd op 23 januari 1692 in de Pieterskerk gedoopt. Lijsbeth van der Mijn was als doopgetuige present.

 

Uit het feit dat zowel bij de kinderen van Jacobus als Johannes van den Bos de naam Johannes veelvuldig voorkomt, mogen we afleiden dat de vader van de rond 1660 geboren Jacobus mogelijk Johannes heeft geheten. Verdere bijzonderheden ontbreken voorals­nog.

 

 

Uit een op zaterdag 7 november 1992 met een mevrouw De Graaf uit Rijswijk gevoerd telefoongesprek is duidelijk geworden dat Judith Kasteel, echtgenote van Jacobus van den Bos in de 17e eeuw, mogelijk familie was van de door de door mevrouw uitgezochte familie Kasteel; Zekere Jacobus Kasteel trad op 2 mei 1660 in het huwelijk met Claartje Dirksdr. Zij kregen een dochter Maria Kasteel die in 1695 te Leiden trouwde met Abraham Vervarck. Jacobus was meester-schoenmaker te Leiden en had een vader Philips Kasteel die voor 1635 te Leiden overleed en zeker twee maal in het huwelijk is getreden. In 1602 huwde hij Catharina Bolijn en op 7 april 1628 trad hij met Susanna Jansdr Lettersie in het huwelijk. Verdere mededelingen ontbreken. (Telefoon mevr. De Graaf: 070-3361638) Mevrouw De Graaf meldde overigens iets over Westlandse Van den Bossen.

 

2010 11 12 13 14

2000 01 02 03 04 05 06 07 08 09 Susanna Dieuwertje van den Bos (2003- )

Tim Daniel Johannes van den Bos (2005- )

1990 91 92 93 94 95 96 97 98 99

1980 81 82 83 84 85 86 87 88 89

1970 71 72 73 74 75 76 77 78 79 Johannes van den Bos (1971- )

1960 61 62 63 64 65 66 67 68 69 Denijs van den Bos (1963- )

1950 51 52 53 54 55 56 57 58 59

1940 41 42 43 44 45 46 47 48 49 Arie van den Bos (1945- )

1930 31 32 33 34 35 36 37 38 39

1920 21 22 23 24 25 26 27 28 29

1910 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Denijs van den Bos (1918-1988)

1900 01 02 03 04 05 06 07 08 09

 

1890 91 92 93 94 95 96 97 98 99 Denijs van den Bos (1896-1966)

1880 81 82 83 84 85 86 87 88 89

1870 71 72 73 74 75 76 77 78 79

1860 61 62 63 64 65 66 67 68 69

1850 51 52 53 54 55 56 57 58 59 Denijs van den Bos (1859-1913)

1840 41 42 43 44 45 46 47 48 49

1830 31 32 33 34 35 36 37 38 39

1820 21 22 23 24 25 26 27 28 29

1810 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Jan van den Bos (1814-1867)

1800 01 02 03 04 05 06 07 08 09

 

1790 91 92 93 94 95 96 97 98 99

1780 81 82 83 84 85 86 87 88 89

1770 71 72 73 74 75 76 77 78 79 Jan van den Bos (1770-ca1850)

1760 61 62 63 64 65 66 67 68 69

1750 51 52 53 54 55 56 57 58 59

 

1740 41 42 43 44 45 46 47 48 49 Jan van den Bos (1744-na1800?)

1730 31 32 33 34 35 36 37 38 39

1720 21 22 23 24 25 26 27 28 29

1710 11 12 13 14 15 16 17 18 19

1700 01 02 03 04 05 06 07 08 09 Jan van den Bos (1700-ca1747)

 

1690 91 92 93 94 95 96 97 98 99

1680 81 82 83 84 85 86 87 88 89

1670 71 72 73 74 75 76 77 78 79

1660 61 62 63 64 65 66 67 68 69 Jacobus van den Bos (1658-1715?)

1650 51 52 53 54 55 56 57 58 59

1640 41 42 43 44 45 46 47 48 49

1630 31 32 33 34 35 36 37 38 39 Pieter Bordoduijck (ca. 1630 te Douchy bij Valenciennes geboren)

1620 21 22 23 24 25 26 27 28 29

1610 11 12 13 14 15 16 17 18 19

1600 01 02 03 04 05 06 07 08 09

 

1590 91 92 93 94 95 96 97 98 99 Bourdeauducq?

1580 81 82 83 84 85 86 87 88 89

1570 71 72 73 74 75 76 77 78 79

1560 61 62 63 64 65 66 67 68 69

1550 51 52 53 54 55 56 57 58 59

1540 41 42 43 44 45 46 47 48 49

 

Over de oorsprong van de naam Denijs in de familiegeschiedenis van de familie Van den Bos sinds 1859 is wel een en ander te melden. De op 30 juni 1808 geboren Elizabeth van den Bos, dochter van de in 1770 geboren Jan van den Bos, is blijkens het trouwre­gister van de burgerlijke stand op 2 november 1855 met een zekere Denijs Sommeling, een 42-jarige lakenwever, in ondertrouw gegaan. Elizabeth was 47 jaar oud en als koopvrouw actief in deze tijd. Denijs was derhalve een zwager van de in 1814 geboren Jan van den Bos, broer van Elizabeth, aanwezig bij de geboorte-aangifte van de in november 1859 geboren Denijs. Eveneens aanwezig bij die aangifte was een Frederik van der Woerd die toen juist een jaar getrouwd was (ondertrouw 9 juli 1858) met Johanna van der Nat. Frederik was de zoon van Johannes van der Woerd en Johanna van den Bosch. Zijn zuster Adriana Elisabeth van der Woerd was in mei 1854 als lakennopster in het huwelijk getreden met Abraham Sommeling, broer van Denijs Sommeling en lakenverwer.

 

 

Uit correspondentie met Dhr.J.C.van Leeuwen, H. Ronnerplein 82, 1073 KW-Amsterdam (tel. 020-6737481) in november 1992 is mij gebleken dat de goede bekende van Jan van den Bos( 1814-1867), een zekere Willem van Zaanen, sjouwer en aanwezig bij de aangifte van het overlijden van Jan in 1867, op 28 mei 1797 te Leiden geboren is als zoon van Willem van Zaanen( 1763) en Catharina Swart. Willem trad op 3 juli 1844 met Tijsia van Welsen (29 augustus 1798) in het huwelijk en hertrouwde na haar overlijden op 22 november 1863 met Catharina Jong( geboren 25 april 1814 te Leiden) Willem overleed op 11 april 1872.

 

 

Uit een telefoongesprek met overgrootmoeder Van den Bos op 10 juli 1990 is duidelijk geworden dat de kerkelijke inzegening van haar huwelijk met Denijs van den Bos in oktober 1917 in de Hooglandsche kerk heeft plaats gehad. De doop van haar zoon Denijs zal in maart 1918 in de Oosterkerk ( Herengracht) hebben plaats gehad. Geertruida van den Bos-Nievaart, die op 5 augustus 1992 op de leeftijd van 93 jaar overleed, wist zich die 10e juli 1990 nog te herinneren dat haar schoonmoeder altijd in de Ooster­kerk ter kerke ging. Denijs van den Bos (1859-1913) was niet erg kerks.

 

In het jaar een duizend achthonderd tweeenzestig, den twintigsten der maand Juny, des namiddags ten half twee ure, is voor ons Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Leyden, ver­schenen Jan van den Bos, oud 48 jaren, kuiper, wonende op de Uiterstegracht, welke ons heeft verklaard dat Jannetje Isabella van Heusden, zijne huisvrouw op den twintigsten Juny 1862, des morgens ten vier ure bevallen is van een kind van het vrouwelijk geslacht aan hetwelk hij bij deze geeft de voornaam van Elisa­beth. Van welke verklaring wij deze acte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Elias Abraham Thomas Vermond, wonende op het Levendaal, oud zesenvijftig jaren, kuiper en van Hendrik Leemans, wonende aan de Waardgracht, oud 28 jaren, kuiper. En is deze acte na gedane voorlezing door ons en den tweeden getuige geteekend. De declarant en de eerste getuige verklaarden niet te kunnen schrijven.

 

In het jaar eenduizend achthonderd vierentachtig den zesentwin­tigsten der maand december des namiddags te half een uren, is voor ons ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leiden verschenen: Denijs van den Bos, oud vijfentwintig jaren, ijzer­gieter, wonende te Leiden, welke ons heeft verklaard dat Suzanna van Royen, zonder beroep, wonende te Leiden, zijne huisvrouw alhier op den 25e december 1884, des avonds te zes uren, bevallen is van een kind van het vrouwelijk geslacht, aan hetwelk hij bij deze geeft de voornaam van Petronella. Van welke verklaring wij deze akte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Maarten van Royen, oud zevenentwintig jaren, bediende, wonende te Leiden en van Louis Gerardus de Bruyn, oud 22 jaar, wonende te Leiden. En is deze akte, na gedane voorlezing, door ons en de declaranten getekend.

 

Uit de beginperiode van de invoering van de burgerlijke stand ( keizerlijk decreet van 18 augustus 1811) stammen navolgende akten:

 

L'an mil huit cent douze, le dix septieme jour du mois de Decem­bre a onze heures du matin par devant nous, maire, officier de l'Etat Civil de la Commune de Leide, departement des Bouches de la Meuse, Arrondissement de Leide sont comparus Jan van den Bos, age de quarante deux ans, tisserand domicilie quai Uiterstegragt Canton de Leide N3, Section 7 N395, pere de la desunte et Jacobus Wassenaar age de cinquante deux ans, teinturier, domicilie quai Middelstegragt Canton de Leide N9 Section 7 N 553, oncle de la desunte. Lesquels nous ont declare que le dix septieme jour du mois de Decembre de l'an mil huit cent douze a deux heures du matin dans la maison six quai Uiterstegragt Canton de Leide N 3 Section sept N 395, est decede Lena van den Bos, native de Leide, agee de trois ans fille de Jan van den Bos, tisserand et Maria Taverne, fileuse, conjoints domicilie a Leide. Et avons signe le present acte de deces, les temoins ayant declare ne pas savoir ecrire, apres que lecture leur en a ete faite.

 

Le Maire, Officier de l'Etat Civil

 

L'an mil huit cent treize, le quatrieme jour du mois de Fevrier a dix heures du matin par devant nous Maire, Officier de l'Etat Civil de la Commune de Leide, Departement des Bouches de la Meuse, Arrondissement de Leide, sont comparus Jan van den Bosch, age de quarante deux ans, tisserand, domicilie Rue Kraaierstraat, Canton de Leide N 1 Section 3 N 275 pere de la desunte et Hendrik Ruitenbeek, age de vingt huit ans, tisserand, domicilie quai Levendaal Canton de Leide N 1 section 7 N 271 voisin de la desunte. Lesquels nous ont declare, que le troisieme jour du mois de Fevrier de l'an mil huit cent treize a quatre heures et demi du matin dans la maison six rue Kraaierstraat Canton de Leide N 1, Section trois N 275, est decede Adriana van den Bosch, native de Leide agee d'un an, fille de Jan van den Bos, susdit et Maria Taverne filleuse, conjoints domicilies a Leide. Et a le second declarant signe avec nous le present acte de deces apres lecture faite, le premier a declare ne savoir signer. Le Maire, Officier de l'Etat Civil.

 

H. Ruitenbeek

 

L'an mille huit cent et douze, le douzieme jour du mois de fevrier par devant nous Maire, Officier de l'Etat Civil de la commune de Leide, Arrondissement de Leide, Departement des Bouches de la Meuse, est comparu, Jan van den Bosch, ne le dix huitieme de juillet l'an mille sept cent soixante et onze, tisseur de bayettes, demeurant sur le Uitterstegragt Canton de Leide N 3, Section sept N 293 lequel nous a presente un enfant du sexe feminin ne le onzieme de fevrier l'an mille huit cent et douze a onze heure et demie de la nuit, de lui declarant et de Maria Taverne, son epouse, agee de trente et cinq ans, auquel enfant il a declare vouloir donner le prenom de Adriana.

Les dites declaration et presentation faites en presente de Abraham Bolster, ne le 17 Novembre 1779 Javon teinturier de Manufacture, demeurant sur le Uiterstegragt canton de Leide N 3 Section spt N 292 et de Johannes Laterveer age de vingt et quatre ans, fileur, demeurant sur le Uiterstegragt, canton de Leide N 3 Section sept 294. Et a le premier temoin signe avec nous le present acte de naissance dont lecture a ete faite le declarant et le second temoin ne sachant signer.

 

Abraham Bolster

 

Uit een telefoongesprek met archivaris De Baar van het Leids gemeentearchief op woensdag 2 december 1992 is komen vast te staan dat van het Caecilia Gasthuis zeker patientendossiers bewaard zijn gebleven. Men moet hierbij evenwel denken aan summiere gegevens, waaronder data van inschrijving en uitschrij­ving, benevens een aantal recepten-gegevens. Het Caecilia-Gast­huis was een tamelijk klein gasthuis, vooral voor de armsten bedoeld en in het leven geroepen. Er was een krankzinnigenafde­ling, maar de opnamecapaciteit was vrij gering. In 1827 telde Leiden ook niet zeer veel inwoners. Volgens De Baar zouden het er niet veel meer dan 30.000 zijn geweest. Het kan goed zijn dat Maria Taverne niet zeer lang in het gasthuis opgenomen is ge­weest. Meer gegoede mensen stierven thuis.

 

Ofschoon vrijwel zeker is dat er van de 16e, 17e en 18e eeuwse Van den Bossen geen portretten bewaard zijn gebleven, is er over het uiterlijk van de 19e en 20e eeuwse Van den Bossen zeker het een en ander te melden. Uit een door de Nationale Militieraad opgesteld rapport d.d. 26 september 1837 is ons bijvoorbeeld het signalement van de in oktober 1814 geboren Jan van den Bos bekend. Hij mat 1 el, 5 palm, 6 duim (69 cm + 50 cm + 15 cm = circa 1.35 m) Hij had een ovaal aangezicht, een rond voorhoofd en blauwe ogen. Zijn neus was recht, zijn kin rond en zijn haar was bruin. Schrijven kon hij niet.

 

Van zijn op 12 november 1859 geboren zoon Denijs van den Bos zijn wel foto's bewaard gebleven. De in 1918 geboren kleinzoon, Denijs van den Bos had zijn foto jarenlang bewaard. Bovendien zouden nog andere foto's van Denijs (1859-1913) in het bezit zijn van een kleindochter, mevrouw Mulder, woonachtig in Leiden. Denijs was in het bezit van een snor en had dik donker haar. Van wie hij zijn donkere uiterlijk had is niet bekend. Wel weten we bij monde van grootmoeder Jansje van den Bos-Schaft (1919) dat zijn in 1896 geboren zoon eveneens op jeugdige leeftijd donkerharig was. Gezien de blauwe ogen van zijn voorvader Jan van den Bos (1814-1867) mogen we aannemen dat mogelijk eerdere generaties Van den Bos een meer donker uiterlijk hadden of dat aangetrouwden hierbij een factor van belang zijn geweest.

Voor wat betreft de oogkleur moet vaststaan dat die sterk variabel is. Wanneer een ouder bruine ogen heeft en een andere ouder blauwe, kunnen de kinderen zowel blauwe als bruine ogen hebben. Hebben beide ouders bruine ogen, dan kunnen de kinderen ook blauwe ogen hebben. Volgens Schopenhauer zou de vader de wil van een kind leveren, de moeder het intellect.

 

Van latere voorouders is wel meer fotomateriaal bekend. Van de in 1896 geboren Denijs van den Bos zijn tal van foto's bekend, in het bezit geweest van zijn vrouw Geertruida van den Bos-Nievaart tot haar overlijden op 5 augustus 1992. Gedurende zijn diensttijd (rond 1917) is er van hem een foto in uniform genomen. Uit later tijd zijn verscheidene foto's bekend. Bij het 45-jarig huwelijk van het echtpaar in 1962, werd Denijs bovendien op film vastge­legd door schoonzoon Jaap Matthijssen, in 1957 gehuwd met dochter Jacoba van den Bos.

Zoon Denijs(1918-1988) had reeds jong belangstelling voor fotografie. Hij zou in de jaren dertig een fotoapparaat hebben gehad. Op latere leeftijd vatte hij belangstelling en interesse op voor filmen. Gedurende de jaren 1971- 1985 heeft hij zijn hobby consequent en met groot enthousiasme beoefend. Zijn werk is van blijvende waarde voor de optekening en registratie van de fami­liegeschiedenis Van den Bos. Door zijn filmwerk zijn we bovendien in staat meer te weten te komen over het latere leven van deze telg uit het geslacht.

 

Op donderdag 10 december 1992 is een gedeelte van de nalatenschap van Overgrootmoeder Van den Bos (1899-1992) onder de kinderen verdeeld. Grootmoeder Jansje van den Bos-Schaft was bij de verdeling aanwezig in het pand van haar schoonzuster Coby. Hierbij kwamen onder meer foto's tevoorschijn, waaronder een foto van overgrootouders Schaft en Van den Bos, genomen op de bruiloft van Jansje en Denijs op 5 augustus 1942. Voorts nam Jansje bestek mee, nog andere foto's en een brood- of bakvorm van steen, mogelijk uit de periode van het huwelijk van Overgrootmoeder Van den Bos in 1917.

 

Uit een telefoongesprek met Suse van Hooven-Kanbier op maandag 25 januari 1993 is mij weer het een en ander duidelijk geworden. Denijs van den Bos (1859-1913) is onder meer spoorwegbeambte (machinist)geweest in Amsterdam. Dat moet aan het begin van de twintigste eeuw geweest zijn. Omdat hij last kreeg van zijn longen(opgelopen bij de Spoorwegen), is hij nadien noodgedwongen een water- en vuurwinkeltje begonnen. Suse, dochter van Tante Pietje kan zich nog goed herinneren dat hij haar ophaalde van de plantsoenschool. Van Susanne van Rooyen heeft ze de rouwkaart nog. Eerst woonden ze aan het Levendaal, bij Van Dorsten. Nadien verhuisden ze naar de vierde Binnenvest­gracht, naast Tante Pietje. Susanne van Rooyen heeft toen nog in de Klikstraat gewoond. Het pand in de Catharij­nestraat was haar laatste huis.

 

Susanne van Rooyen heeft drie jaar in het Elizabeth-ziekenhuis gelegen. Ze is in 1932 overleden. Suse is in 1931 gehuwd en is op haar huwelijksdag vanuit de Hooglandsche kerk naar het ziekenhuis gegaan om haar grootmoeder te bezoeken. Susanne van Rooyen had haar moeder bij haar inwonen aan het Levendaal. Er was een optrapje en een kamertje waar de schoonmoeder van Denijs (1859-1913) altijd zat. Ze had een plakje op en oude kleren.

 

Denijs van den Bos had nog een broer in Den Haag. Ook de broer was werkzaam bij de Spoorwegen en woonde in een woning van de spoorwegen. Denijs van den Bos was machinist. Hij zou in Amster­dam gewoond hebben. Tante Pietje had haar dochter verteld dat ze in Amsterdam op school had gezeten en in Leiden direct een paar klassen hoger werd geplaatst omdat men in Amsterdam verder was geweest. Afgaand op deze gegevens zou men in de jaren 1890-1895 mogelijk in Amsterdam hebben gewoond. Pietje heeft in de jaren 1890-1896 op de lagere school gezeten. Omdat hij last kreeg van zijn longen is men een winkel begonnen. Met rood fluwelen pantof­fels haalde hij zijn kleindochter Suse uit school.

 

Denijs van den Bos( 1859-1913) is zeker 10 maanden ziek geweest. Hij is thuis overleden en heeft thuis zijn ziekbed gehad. In de Klikstraat woonde Susanne van Rooyen met haar jongste zoon Bram. Na zijn huwelijk verhuisde ze naar de Catharijnestraat. Suse sliep met haar grootmoeder in de Klikstraat in de bedstee als ze kwam logeren. Oom Bram (1900) sliep boven op zolder.

 

Uit enig genealogisch onderzoek op het Leids Gemeentearchief op dinsdag 27 april 1993 is komen vast te staan dat Lena van den Burg, de derde vrouw van Jan van den Bos ( 1700- circa 1747) op 11 oktober 1748 in ondertrouw is gegaan met Johannes Brouwer. Men mag derhalve aannemen dat haar echtgenoot Jan rond 1747-48 is overleden. In het bewaard gebleven trouwboek heet het(PP129v.) :

 

Johannes Brouwer, tuynman, jongman van Leyden, wonende in de Kaarsstraat, vergesz. met Jacobus Brouwer zijn vader, wonende alsvoren met

 

1 kind Lena van den Burg, van Jan van den Bos, wonende in de Loyerstaat, vergesz met Lijsbet Verbrugge haar moeder, wonende alsvooren en Catrijn Keijnse, haar snaar, wonende in de Cingel­straat.

 

(snaar= schoonzuster)

 

Verder heb ik gevonden dat zowel bij de doop van Adrianus van den Bos (20 september 1739) als bij de doop van Grietje van den Bos (11 november 1742) Daniel Wijnandse en Jannetje Blokers of Bolkers als doopgetuigen in de Lootskerk aanwezig zijn geweest.

 

Voorts heb ik gevonden dat de ouders van Adriaantje van der Velden, de eerste vrouw van Jan van den Bos(1744- ) met wie hij in 1766 in het huwelijk trad, op 27 september 1732 in ondertrouw zijn gegaan. In het trouwboek staat vermeld: (MM18)

 

Jan van der Velde laatst weduwnaar van Lijsbet Bree, woonende in de Bouwelouwesteeg, verges. met Olivier Tenni sijn aanbehuwde soon, woonende in de Legewerfsteeg

 

met

 

Susanna van Goeyen wed. van Claas Smit, woonende in de Bouwelou­wensteeg verges. met Jan van Goeyen, haar vader, wonende in de Wielmakersteeg en Marijtje van Ballegooy haar moeder, wonende alsvoren.

 

Voorts vond ik de ouders van 'Sijntje van Goeijen':

 

in ondertrouw op 20 juni 1716 (trouwboek GG118)

 

4 kind. Jan van Goeijen, weduwnaar van Ariaantje Sonnevelt, wonend in de Spilsteeg, verges. met Jan van Goejen, sijn vader wonend als voren met

 

Maria van Ballegoy, weduwe van Arij van Gent, woonend aan 't Kerkpleijn, verges. met Maria Kleijn, haar moeder, woonend op de Langegraft, verges. ende met Susanna van Ballegoy, haar suster, wonende op de Zuydzijdt.

 

Wat betreft de 19e eeuwse gegevens kan ik melden dat Jacobus Wassenaar, de persoon die op 17 december 1812 aangifte ging doen van het overlijden van Lena van den Bos, een zwager was van Maria Taverne, moeder van het overleden kind. Jacobus Wassenaar was blijkens het trouwboek WW 249v) op 30 oktober 1783 in ondertrouw gegaan met Johanna Taverne:

 

Jacobus Wassenaar, garenverwersknecht, jongman van Leijden, wonende in de Baaystraat, vergeselschapt met Johanna Dekker, sijn moeder, wonende alsvoren met

 

Johanna Taverne, jongedochter van Leijden, wonende in de Bakker­steeg, vergeselschapt met Johanna Kock haar moeder, wonende in de Koppenhinksteeg.

 

Voorts vond ik bij de microfiches-lade 16 de ondertrouw van Jan van den Bos en Jannetje Isabella van Heusden, aangetekend den 29 December 1837:

 

Jan van den Bos, jongman, oud 23 jaren, Kuipersknecht, geboren te Leijden, wonende in de Vestestraat Wijk 7 N 148 ten dezen minder­jarige zoon van Jan van den Bos, zonder beroep, wonende in de Looijerstraat en van Maria Taverne, overleden en

 

Jannetje Isabella van Heusden, jongedochter, oud omtrent 19 jaren, spinster, geboren te Leyden, wonende in de Vestestraat, minderjarige dochter van Willem van Heusden, metselaarsknecht en van Jannetje Isabella van Klaveren, echtelieden, wonende in de Vestestraat.

 

De ouders van Maria Taverne, vrouw van Jan van den Bos( 1770-na 1850), gingen op 10 november 1752 in ondertrouw (QQ107):

 

Louis Taverne, Warmoesiersknecht, jongman van Leijden, wonende in de Kruijsstraat, vergesz. met Jan Taverne, zijn vader, wonende alsvooren met

 

Johanna Kok, Jongedochter van Leijden, wonende in de Vestestraat, vergesz. met Sara Divien, haar moeder, wonende alsvooren.

 

Sara Divien nu, ging op 26 juni 1733 in ondertrouw met Willem van der Kok (trouwboek MM73v):

 

Willem van der Kok, reeken of teekenaar?, jongman van Leijden, wonende op de Oranjegracht, verges. met Stoffel van Hillenaer zijn bekende, wonend op de Uitterstegracht bij de Groenesteeg, met

 

Sara Divien, Jongedochter van Leijden, wonende op de Uijtterste­gragt bij de Groenesteeg, verges. met Anna Rood, haer bekende, wonende alsvooren.

 

Bij de doop van Willem van den Bos (30 maart 1800) waren Elisa­beth van Beek en Willem Taverne aanwezig. Blijkens het trouw­boek(WW 245) waren zij op 10 oktober 1783 in ondertrouw gegaan.

3 kind. Jan Taverne, weduwnaar van Maria de Nobel, wonende in de Vestestraat, vergeselschapt met Laurens Taverne, zijn vader, wonende in de Koppenhinksteeg, met

 

Elisabeth van Beek, jongedochter van Leijden, wonende op de Uitterstegragt, vergeselschapt met Maria Spies, haar moeder, wonende alsvoren.

 

De mogelijk in 1725 geboren zoon van Jan van den Bos (1700-1747) ging op 18 mei 1754 in ondertrouw met Wilhelmina Latijn:

 

Jacobus van den Bos, lakenwerker, jongman van Leyden, wonende op de Oranjegragt, vergesz met Lena van den Burg, zijn stiefmoeder, wonende in de Loyerstraat

 

met

 

Wilhelmina Latijn, Jongedochter van Leyden, wonende op de Oran­jegragt, vergesz. met Pietertje Verraas, haar moeder, wonende alsvooren.

 

 

De in 1767 geboren dochter van Jan van den Bos en Adriaantje van der Velden, Lena van den Bos genaamd, ging op 4 mei 1787(trouw­boek XX129v) in ondertrouw met Hannes Smagtel:

 

Hannes Smagtel, verwersknecht, jongman van Leijden, wonende op de Waartgragt vergesz met Paulus Smagtel, zijn vader, wonende in het Tewelshof aan de Hogewoertspoort

 

met

 

Lena van den Bosch, jongedochter van Leijden, woonende op de Waartgragt vergesz. met Jan van den Bosch haar vader, wonende alsvooren.

 

Woonsteden

 

Over de woonplaatsen van de 17e,18e en 19e eeuwse Van den Bossen is ons vrij veel bekend geworden uit het veelomvattende archief­materiaal. Nog in 1719 was de in dat jaar in het huwelijk treden­de Jan van den Bos in de Vestestraat woonachtig. Gezien het feit dat zijn broer Jacobus van den Bos bij zijn huwelijk in 1715 eveneens in de Vestestraat woonachtig was, mogen we aannemen dat de familie hier in het begin van de 18e eeuw heeft gewoond en dat het pand aan de Vestestraat gedurende enige tijd als ouderlijke woning heeft dienst gedaan. Mogelijk zijn Jacobus van den Bos en Judith Kasteel hier na hun trouwen in circa 1680 gaan wonen. Zeker is dit allerminst.

 

Opmerkelijk is dat Jan van den Bos ten tijde van zijn tweede huwelijk met Sara van der Starre in 1724, na de dood van zijn eerste vrouw Anna Thijsse, nog altijd in de Vestestraat woonach­tig was. Goed mogelijk is dat hij een verderop gelegen pand heeft bewoond, mogelijk in de ouderlijke woning is ingetrokken. Zeker is dat Jan in 1730 met zijn gezin in de Looyerstraat woonachtig was. In 1738 woont hij aan de Waartgracht te Leiden. Zijn broer Pieter van den Bos bewoont dan een huis aan de Uiterstegracht.

 

Ten tijde van haar huwelijk met Johannes Brouwer in 1748, bewoont Lena van den Burg, vierde echtgenote van Jan van den Bos (1700-ca1747) een huis aan de Looyerstraat. Ten tijde van het huwelijk van haar stiefzoon Jacobus van den Bos in 1754, woont ze daar nog steeds.

 

In 1766 treffen we de woning van Jan van den Bos (1744) aan in de tweede Rhijnstraat. Lena van den Burg, zijn moeder, is daar ook woonachtig. In 1787 woont hij aan de Oranjegracht, nadat hij na het overlijden van zijn vrouw Adriaantje van der Velden in 1784 hertrouwd was met Jannetje Velling. In 1797 is men nog altijd woonachtig aan de Oranjegracht.

 

De in 1770 geboren Jan van den Bos was nog in 1812 met zijn gezin woonachtig aan de Uiterstegracht, waarna men in 1813 naar de Kraaierstraat verhuisde. Hier werd in 1814 Jan van den Bos geboren. Ten tijde van zijn huwelijk in 1838 woont hij in de Vestestraat.

 

Denijs van den Bos wordt in november 1859 aan de Middelstegracht geboren. Diens zoon Denijs van den Bos komt in 1896 aan het Levendaal ter wereld. Denijs van den Bos(1918-1988) werd aan de Binnenvestgracht geboren. Zoon Arie van den Bos(1945) kwam in het Leidse academisch Ziekenhuis ter wereld, waarna hij korte tijd in de Bronkhorststraat heeft gewoond, bij de ouders van zijn moeder, Arie en Elizabeth Schaft.

 

In het mededelingenblad van het Centraal Bureau voor Genealogie van juni 1993 is een vraag van Dhr. de Raaf te vinden; deze luidt als volgt:Wie doet onderzoek naar/heeft onderzoek gedaan naar het geslacht Van den Bos (afk. uit het Westland)? Graag zou ik met hen in contact komen. A de Raaf, Burg. Elsenweg 10, 2671 DC Naaldwijk, tel 01740-24256.

 

Op donderdag 8 juli 1993 bezocht grootmoeder Jansje van den Bos- Schaft ons. Ze nam een tweetal foto's mee. Onder meer een nadruk van een foto die jarenlang in het bezit is geweest van Overgroot­moeder Geertruida van den Bos-Nievaart (1899-1992), voorstellende Jacobus Nievaart en Johanna Beij, haar ouders. Zij gingen op 19 juli 1895 in ondertrouw. Goed denkbaar is dat de foto werd genomen ter gelegenheid van het 60-jarig huwelijk in de zomer van 1955. Zij zouden toen reeds bijna 80 jaar zijn geweest. Verdere gegevens ontbreken vooralsnog. Volgens Jansje van den Bos-Schaft kon Johanna Nievaart-Beij absoluut niet koken. Op 3 oktober gingen zij en haar man er altijd hutspot eten, maar dit was nooit goed gaar.

 

Voorts bracht Jansje een foto mee van de gezusters Van Welzen en haar grootmoeder Maria van Welzen-Rietkerken. Marie van Welzen (1904-ca1969?), Elizabeth van Welzen (1894-1973), Geertruida van Welzen ( -ca 1970?), Jansje van Welzen (1912- ), een hond (16 jaar geworden) en Maria van Welzen-Rietker­ken (1871-1970)

De foto werd genomen in de tuin aan de Bronkhorststraat- woonhuis van Tante Jansje Benning- van Welzen, alwaar Maria van Welzen-Rietkerken jarenlang inwonend was. Foto werd mogelijk rond 1966 genomen.

 

Op 29 juli 1993 bezocht Jansje van den Bos-Schaft opnieuw haar kleinkind, zoon en schoondochter. Ze nam het foto-album mee. Een foto van haar uit 1922 (zij was toen 3 jaar oud), genomen in een foto-studio, waarbij haar grootmoeder Jansje Schaft-Gorree aanwezig was, zal nog worden gereproduceerd. Grootmoeder Van den Bos sprak onder meer over de periode op de kleuterschool, waar een tuintje werd bewerkt. Dat was rond 1923.

 

In het mededelingenblad van het Centraal Bureau voor Genealogie van september 1993 werd ik getroffen door het bericht over de stamboeken der spoorwegmaatschappijen. Betovergrootvader Denijs van den Bos (1859-1913) zou rond 1890 in Amsterdam bij de Spoor­wegen werkzaam zijn geweest. Nederland heeft vier maatschappijen gekend: Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen (1863-1938); per 1 januari 1938 N.V. Nederlandsche Spoorwegen.

 

Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (1837-1938); Nederland­sche Rhijnspoorweg-Maatschappij(1845-1890); Nederlandsche Cen­traal Spoorwegmaatschappij (1860-1934); Naar ik vermoed moet Denijs bij de Staatsspoorwegen werkzaam zijn geweest.

 

Op donderdag 16 september 1993 bereikte mij het bericht van het Nederlands Spoorwegmuseum dat 'van betrokkene in de archieven geen gegevens zijn gevonden.' Mogelijk is Denijs derhalve bij de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij werkzaam geweest. Zekerheid hierover bestaat niet.

 

 

In het jaar 1913, den eersten October zijn voor ons Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leiden verschenen:

 

Adrianus Schouten, oud 62 jaren, aanspreker, wonende te Leiden en Vincent Cornelissen, oud 71 jaren, zonder beroep, wonende te Leiden welke ons verklaard hebben dat op den 30e september 1913, des namiddags te elf uren, binnen deze gemeente overleden is: Denijs van den Bos, oud 53 jaren, los werkman, geboren te Leiden, wonende te Leiden, gehuwd met Susanna van Roijen, zoon van Jan van den Bos en van Jannetje Isabella van Heusden, beiden overle­den.

En is deze akte na gedane voorlezing door ons en de declaranten geteekend.

A. Schouten

V. Cornelissen

 

In maart 1994 verscheen een proefschrift van de hand van de Leidse historicus G.P.M. Pot over de sociale omstandigheden in Leiden tussen 1750 en 1854. Hij kwam onder meer tot de conclusie dat in de tweede helft van de achttiende eeuw bevolkingsgroei en vermeerdering van de hoeveelheid geld verantwoordelijk waren voor de prijsstijgingen op lange termijn.

 

Letterlijk heet het in het proefschrift:

 

In de jaren 1795-1813 hielden deze prijsstijgingen vooral verband met de Franse bezet­ting. Import van goedkoop Russisch graan leidde in de eerste helft van de negentiende eeuw tot een scherpe daling van de graanprijzen. Bevolkingsgroei, protectio­nistische maatregelen en export naar het buitenland zorgden ervoor dat de prijzen vanaf circa 1825 weer gingen stijgen. Op korte termijn waren vooral misoogsten, zoals bijvoorbeeld in 1771, 1816/1817 en 1845/1846, en oorlogshandelingen, zoals in 1795, verantwoordelijk voor prijsstijgingen.

 

Diverse methodes waarbij loongegevens, prijzen van voedingsmidde­len als roggebrood en aardappelen en huishuren worden gecombi­neerd, laten zien dat de koopkracht in Leiden in een aantal jaren forse dalingen doormaakte. Relatief dure perioden waren het begin van de jaren zeventig van de achttiende eeuw, de jaren rond de eeuwwisseling, de periode 1815-1817, de tweede helft van de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw en de laatste jaren van de onderzochte periode. Objectieve cijfers en subjectieve menin­gen van tijdgenoten komen wat dat betreft overeen. De koopkracht van de Leidse burgers werd overigens bijgestuurd door het stads­bestuur door zettingen voor bijvoorbeeld brood en strikte regels voor de handel in levensmiddelen. Daarnaast kochten de stedelijke bestuurders voedsel aan voor de instellingen van sociale zorg en voor de verkoop aan de bevolking.

 

 

Het was op 5 januari 1989, de 70e geboortedag van grootmoeder Jansje van den Bos-Schaft, dat ik in de Kersenstraat het archief van Denijs van den Bos (1918-1988) bekeek. Hier volgen enkele aantekeningen:

 

los werkman

 

1 mei 1946 -mededeling over arbeidsovereenkomst als vakwerkman

 

Arbeidsovereenkomst 4 juli 1945 - los werkman f0,65 per uur

 

19 juli 1946 opneming in vaste formatie

vakman

 

oktober 1948 proef voor vakwerkman

 

2 juli 1949 vakman 1e klasse

 

1 juli 1950 monteur der PTT

 

3 januari 1955 monteur 1e klasse

 

1 september 1959 Van Leiden naar Alphen

 

1 mei 1960 chef-monteur PTT

 

1 juni 1961 Van Alphen naar Leiden

 

1 maart 1964 hoofdemployé der PTT te Leiden

 

1 februari 1966 Van Leiden naar Alphen

 

1 augustus 1966 hoofdemployé 1e klasse te Alphen

 

1 februari 1971 hoofdemployé voor bijzondere diensten der PTT te Alphen

 

1 januari 1976 Van Alphen naar Den Haag

 

1 juli 1976 bureauchef PTT

 

1 april 1981 eervol ontslag als bureauchef

 

oktober 1948 proef voor vakwerkman

 

4e kwartaal 1957 oude stofjas niet ingeleverd

 

25 september 1959 schade aan dienstvoertuig

 

20 oktober 1959 ma t/m vr tot 17.00 uur

middag 12.15 - 13.00 uur

 

22 april 1961 ongeval dienstvoertuig

 

21 mei 1962 ongeval met voertuig

 

10 mei 1965 ongeval met dienstvoertuig

 

 

 

Op donderdag 2 februari 1995 bekeken wij met grootmoeder Jansje van den Bos-Schaft opnieuw enkele filmopnamen, gemaakt door grootvader Denijs van den Bos in de periode 1974-1985. Oma vertelde dat grootvader Denijs er zeer van hield bergwande­lingen te maken. Door Piet Dool, echtgenoot van Jansje Dool-Schaft, een tante van grootmoeder Van den Bos(1919) werd hij schertsend de berggeit genoemd. Denijs van den Bos (1918-1988) filmde uitge­breid het landschappelijk schoon. In 1974 zou Hermagor zijn bezocht. Voorts opnamen gezien van de bruiloft van dochter Betty en schoonzoon Frank in mei 1976, beelden van bloemencorso's, o.m. in Leiden en Lisse en vakanties in Spanje aan het begin van de jaren tachtig. Grootmoeder vertelde dat grootvader Denijs van den Bos toen o.m. ooit zelf naar het Alhambra is afgereisd, waar hij in contact kwam met een jongen, met wie hij optrok.

 

 

Leidsch Dagblad (donderdag 17 februari 1983)

 

Truus van den Bos kijkt terug op leven in De Kooi

 

'Geen goeie tijd, wel gezellig'

 

LEIDEN - Truus van den Bos-Nievaart weet het zich nog haarscherp te herinneren.'Ik ben van 1899', zegt ze.'Als kind heb ik in de Bloemstraat gewoond. De Kooi was toen allemaal weiland. Ik heb gezien hoe het langzaam aan werd volgebouwd'.

 

Ze is er geboren en getogen, heeft er haar man leren kennen en haar kinderen zijn er geboren. Kortom: Truus van den Bos heeft haar leven lang in De Kooi gewoond.'Vroeger was het in de buurt gezelliger dan nu', meent ze.'Er woonden veel jonge gezinnen. De mensen hadden het niet breed, maar ze stonden altijd voor elkaar klaar. Ik heb ook nooit anders gedaan. Dat is de eerlijke waar­heid'.

'Toentertijd was er ook al woningnood', weet ze nog. 'Je moest je laten inschrijven op het stadhuis. En dan wachten op een woning. Toen ik pas getrouwd was kreeg ik een huisje aan de Parkstraat. Ik verwoonde er f2,80 in de week. Toen had je nog een huurophaler aan de deur. Tegenwoordig zie je dat niet meer'.

De langste tijd woonde Truus met haar gezin aan de Ringkade. Tot twee jaar geleden de stadsvernieuwing voor de deur stond. De slopershamer werd meedogenloos gehanteerd. Het huisje van Truus ging tegen de vlakte. Er kwam nieuwbouw voor in de plaats.'Ik heb wel gehuild toen ik er uit moest', vertelt ze.'Maar er zat niets anders op, het was niet goed genoeg meer om te renoveren'.

Ze verhuisde helemaal naar de andere kant van de stad. Er was een flatje voor haar vrij in de bejaardenflat Rosenburch aan de Vijf Meilaan. Ze heeft er bijna twee jaar gewoond, maar kon er niet wennen. Een mooi flatje, daar niet van. Maar haar hart was in De Kooi.'Ik had er dood gegaan', zegt ze.'Ja, dat ga ik toch wel.Maar daar was ik eerder gegaan. Ik hield het er niet uit.

 

'Kom terug'

Toen de nieuwbouw aan de Ringkade, een half jaartje geleden, haar voltooiing naderde zei een vroegere buurvrouw:'Meid, kom terug naar de Kooi'. Truus zag er tegenop om opnieuw te verhuizen maar, na veel wikken en wegen, besloot ze resoluut om de bejaardenflat de rug toe te keren. Terug naar De Kooi dus. Twee weken geleden vierde ze haar vierentachtigste verjaardag in haar nieuwe huis aan de Ringkade. Een huisje met een lift.'Maar', zegt Truus:'Af en toe neem ik ook de trap hoor, dat is goed voor de spieren'.

 

Gerard Kluts, van Werkmanswoningen, vertelt dat de woningbouwver­eniging er rekening mee had gehouden dat een aantal mensen, als ze eenmaal waren verhuisd, spijt zou krijgen van hun beslis­sing.'Ik kan me goed voorstellen dat mensen in een andere wijk niet kunnen wennen', zegt hij.'De Kooi is een fijne buurt. De mensen hier zijn hartelijk en hebben een groot saamhorigheidsge­voel. Je vindt hier nog burenhulp'.

'Ik heb nergens anders met zoveel plezier gewerkt als in De Kooi. De bereidheid om aan vervangende nieuwbouw mee te werken was erg groot. Zonder de medewerking van de bewoners zouden de nieuwe woningen er nooit zo snel gestaan hebben'.

 

'We hebben tevoren tegen de mensen gezegd dat, als ze ergens anders niet kunnen wennen, ze alsnog terug mochten naar hun eigen buurt. Zestig mensen hebben direct gezegd: als de nieuwbouw klaar is willen we terug. Toen mevrouw Van den Bos liet weten dat ze weer uit de bejaardenflat weg wilde, hebben we er voor gezorgd dat ze naar de Ringkade terug kon. We hadden nog een bovenhuisje vrij met een lift. Dus waarom niet', meent Kluts.

 

Thuis

 

Truus van den Bos voelt zich weer helemaal thuis aan de Ringka­de.'Zolang je jezelf kunt redden kun je beter op je zelf zit­ten',weet ze zeker.'Het is net of ik niet weg ben geweest. Ik ben oude buurtjes tegengekomen en maak weer een praatje aan de deur. Maar er is ook veel veranderd in de wijk'.

 

Natuurlijk was het vroeger niet alleen maar rozegeur en mane­schijn.'We hebben altijd hard gewerkt, samen de kost verdiend. Maar, ik ging nooit de deur uit voordat het huis aan kant was. En de kinderen hebben er altijd netjes bijgelopen',zegt ze trots.

'Het was geen goeie ouwe tijd, maar wel een gezellige tijd', verklaart Truus.'De nieuwe huizen zijn natuurlijk veel beter dan vroeger'. Ze kan zich nog goed herinneren dat bij overvloedige regenval het water de woningen aan de Ringkade, Parkstraat, Koohof en Banka- en Bilitonstraat, soms ver, binnendrong. Dit gedeelte van De Kooi behoorde nu eenmaal tot de lager gelegen wijken in Leiden.'De bewoners die werden getroffen door de wateroverlast werden door iedereen geholpen. Dan was men, soms tot diep in de nacht, bezig met het hozen van overtollig regenwa­ter. En elke keer als het hard regende begon het gevecht tegen het water opnieuw. Ondanks alle ellende was het soms net feest'.

Truus herinnert zich ook 't Spoortje nog.'Waar nu de huizen aan de Kooilaan staan kon je vroeger opstappen. Achter de Kooilaan en de Bankastraat had je alleen maar weiland en tuinderijen. En in het land stond een villa. Daar woonde de huisbaas van mijn schoonmoeder. De mensen die hier vroeger hebben gewoond, en hier in geen jaren geweest zijn, geloven hun ogen niet als ze nu komen kijken.'

 

In mei 1995 is een proefschrift verschenen over bevallingen in de vorige eeuw (1840-1930). Vrouwen bevielen voor 1870 vooral thuis. Bij de bevalling waren veel omstanders aanwezig, zoals familie of buren. Voor 1870 moest de geneesheer (wiens aanwezigheid alleen bij complicaties vereist was) veelal toestemming aan de vrouw vragen om bepaalde ingrepen te verrichten. Vaak bemoeiden de omstanders zich hier dan mee. Zij dronken drankjes, rookten sigaren enz. Vanaf 1870 worden meer en meer kraamklinieken (academische ziekenhuizen) geopend.

 

1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972

 

1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982

 

1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992

 

1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002

 

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

 

In augustus 1995 vertelde Grootmoeder van den Bos(1919) dat zij in 1968, op weg naar Bretagne onder meer Brugge en Knokke hebben bezocht. Grootvader van den Bos kon in Bretagne geen Bokma krijgen. Hij heeft toen rum gekocht. Tijdens de vakantie heeft men in Brugge onder meer de Madonna van Michelangelo gezien.

Op 5 januari 1999 vierde Jansje van den Bos-Schaft, de moeder van o.m. Arie van den Bos, haar 80e verjaardag. Er werden die dins­dagavond video-opnamen gemaakt, evenals op zaterdag 9 januari 1999 tijdens het diner met theatraal vermaak in 'In de woelige baren', een restaurant aan het Braassemermeer. Per bus werden de gasten onder wie de schoonfamilie en zusters, kinderen en klein­kinderen om zeven uur 's avonds naar het restaurant vervoerd. Per 1 juli 1999 verhuisde Denijs van den Bos naar een flatje aan de Lijtweg in Oegstgeest. Daar werd op 25 november 1999 zijn 36e verjaardag gevierd. Op eerste kerstdag 1999 werden de video-opnamen bekeken die in de januari-maand 1999 werden geregistreerd. Het kerstfeest werd dit keer voor de eerste keer niet bij Jansje van den Bos thuis gevierd, maar bij Betty in de Scholtenstraat. Arie van den Bos was daar niet bij aanwezig, hij was toen onderweg per auto en boot naar Noorwegen met Gerben Hillebrandt. Wel werd er een brief voorgelezen, waarin hij aankondigde met Cock Eling te zullen gaan samenwonen in de Carneoolstraat. Inmiddels heeft John ook een flatje in Oegstgeest gekocht en wel aan de Frans Halslaan. Op 5 januari 2000 werd in besloten kring in de Temminckstraat de 81e verjaardag van Jansje van den Bos-Schaft gevierd. Van haar kleinzoon Danny ontving Jansje het boek van Yvonne Keuls: dochters. Een feestelijk diner werd door de 81-jarige Jansje van den Bos-Schaft gegeven in Het Wedde te Voorschoten. Dat gebeurde op zaterdag 22 januari 2000.

 

Jan van den Bos, jongman, oud 23 jaren, kuipersknecht, geboren te Leyden, wonende in de Vestestraat wijk 7 N 148 ten dezen minder­jarige zoon van Jan van den Bos, zonder beroep, wonende in de Looyerstraat en van Maria Taverne, overleden en

Jannetje Isabella van Heusden, jongedochter, oud omtrent 19 jaren, spinster, geboren te Leyden, wonende in de Vestestraat, minderjarige dochter van Willem van Heusden, metselaarsknecht en van Jannetje Isabella van Klaveren, wonende in de Vestestraat.

 

In het jaar 1913, den eersten October zijn voor ons ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Leiden verschenen:

Adrianus Schouten, oud 62 jaren, aanspreker, wonende te Leiden en Vincent Cornelissen, oud 71 jaren, zonder beroep, wonende te Leiden welke ons verklaard hebben dat op den 30e september 1913 des namiddags te elf uren, binnen deze gemeente overleden is: Denijs van den Bos, oud 53 jaren, los werkman, geboren te Leiden, wonende te Leiden, gehuwd met Susanna van Royen, zoon van Jan van den Bos en van Jannetje Isabella van Heusden, beiden overleden.

En is deze akte na gedane voorlezing door ons en de declaranten geteekend

A. Schouten

V. Cornelissen

 

Over de oorsprong van de familie Van den Bos is in januari 2004 meer bekend geworden. Zo heette de familie aanvankelijk Bourdoduijck of Bourdeauducq en kwam ze uit Douchy (Doesij) in Henegouwen. Daar werd rond 1630 de tot op heden oudst bekende stamvader Pieter Bordoduijck geboren. De familie had zich eerder aangesloten bij de Waalse kerk. Mogelijk vertrok Pieter om godsdienstige of economische redenen uit Douchy naar het noorden. De na 1635 uitgebroken Frans-Spaanse oorlog heeft hier mogelijk een rol in gespeeld. Al in 1581 werden franstalige kerkdiensten voor de franssprekende protestantse immigranten gehouden in de noordelijke Nederlanden. De Waalse gemeenschap maakte een aanzienlijk deel uit van de Leidse bevolking in het begin van de 17e eeuw. Zij vestigden zich vooral in de oude buurt rondom de rivier de Mare in de Walenwijk. Daar stond ook de Waalse kerk. In 1656 huwde Pieter te Leiden met Elijsabeth Hannotteel (Notte), die uit Artois afkomstig was. Elijsabeth is mogelijk voor 1667 overleden. In 1667 hertrouwde Pieter met Rebecca Buque uit Leiden.

 

In maart 1988 sprak zoon Arie van den Bos(15 mei 1945) bij de crematie van Denijs van den Bos(12 maart 1918-26 maart 1988) de volgende woorden:

 

Het leven is vreemd, het sterven nog vreemder. Deze gedachte bekroop mij op het moment van overlijden van mijn vader. En in een oogwenk zie je een mensenleven aan je voorbij trekken. Denijs van den Bos is niet meer bij ons. Woorden die alsmaar opdoemen in de brij van gedachten die mij sinds afgelopen zaterdag hebben bezig gehouden. De werkelijke pijn moet nog komen, wij allen zijn nog verdoofd. De leegte die mijn vader achterlaat is nog niet tot ons bewustzijn doorgedrongen. Er zijn sinds die fatale dinsdag de 19e mei 1987, het begin van zijn langdurig ziekbed, momenten geweest waarop we de moed hadden opgegeven en dachten dat zijn einde spoedig daar zou zijn. Ons vertrouwen werd keer op keer op de proef gesteld, maar telkens weer bracht hij de kracht op door te gaan, voor zijn vrouw, zijn moeder, kinderen en kleinkinderen, voor ons allen.

Hij was een sterk en oprecht man, die samen met zijn vrouw een strijd leverde die geen mens kan winnen. De kracht waarmee hij vocht, de geestkracht die hem eigen was, heeft hij gedurende zijn werkzaam leven voortdurend gepoogd op anderen over te dragen.

 

Flarden van herinneringen rijgen zich aaneen, woorden, zinnen die hij ons voorhield toen duidelijk was geworden dat zijn einde onafwendbaar was, komen in een ander licht te staan.

Zichzelf en anderen tot troost te zijn, door tot op het laatst de humor te bewaren, tot het einde toe bezorgd te zijn. Denijs van den Bos is niet meer bij ons.

 

Die woorden zeggen me nog niets, voor mij is het als waren ze uitgesproken in een bodemloze ruimte, hol klinkende klanken die als onwerkelijk op je overkomen. Omdat de band die wij gezamenlijk koesterden door de dood heen in stand bleef.

 

Die band is ook niet zomaar te verbreken, daarvoor had de man van wie wij vandaag afscheid nemen hem te sterk gemaakt. Zijn invloed op ons doen en denken is niet gebonden aan tijd. Die kracht reikt verder dan zijn leven, verder dan zijn dood. Laat dat ons een troost zijn.

 

Ik eindig met een gedicht van Hoornink

 

Toen gebeurde het op een heuvel

Waar ik even geslapen had

Beneden mij in het zonlicht

Lag de baai met de blinkende stad

 

’t Was middag, de wind was gaan liggen

Een hunkering trok door mij heen

Die me haastig adem deed halen

Want zij scheurde me bijna uiteen

 

Op dat ogenblik zag ik de doden

Tussen de pijnbomen gaan

Ik wist dat wat ze daar droegen

Met mij had uit te staan

 

Binnenkort zal ik het weten

Hoe het achter die heuvel is

Waar pijnbomen in een kring staan

En ik even heb uitgerust