Stamboom Sleutelberg-Vettewinkel » Cornelis Aarjensz. Duijnker (± 1630-1695)

Persoonlijke gegevens Cornelis Aarjensz. Duijnker 

• Hij is geboren rond 1630 in Den Hoorn (Texel), Noord-Holland, Nederland.
• Beroep: Zeeman; Visser in Den Hoorn; Loods (Nr. 424).

  Geregistreerd onder loodsnummer 424, wat wil zeggen omstreeks de tijd dat de schout Hendrik de Gooijer zijn ambt aanvaardde. De Gooijer begon de loodsnummering toen bij nummer 400.
  
  

• Nationaliteit: Nederland.
• Hij is overleden december 1695 in (Texel), Noord-Holland, Nederland.
• Een kind van Aarjen Cornelisz Duijnker en

Gezin van Cornelis Aarjensz. Duijnker

Hij is getrouwd met Aaf Simons.

Zij zijn getrouwd rond 1655 te Den Hoorn (Texel), Noord-Holland, Nederland.

Kind(eren):

1. Ariaan Cornelisz Duijnker  ± 1658-????
2. Simon Cornelisz. Duijnker  ± 1660-< 1711 
3. Neeltje Cornelis Duijnker  ± 1668-????
4. Martje Cornelis Duijnker  ± 1669-????
5. Jacob Cornelisz Duijnker  ± 1672-< 1735
6. Jan Cornelisz. Duijnker  ± 1679-± 1742 
7. Immetje Cornelis Duijnker  
8. Geertje Cornelis Duijnker  

Notities over Cornelis Aarjensz. Duijnker

De achternaam Duinker kwam op Texel reeds in de 16de eeuw voor.
In de registers van de 10de penning (no. 1452 Algemeen Rijksarchief, Den Haag) werden in de buurtschap Noordhaffel op Texel in 1563 aangeslagen oa Aeriaen Duijnckers kinderen en Cornelis Aeriaensz Duijncker. In een boek van de gereformeerde kerk van Den Burg Texel werd op 22.5.1576 een heffing van de erfgenamen van Marijtgen Aris Duncker ingeschreven. Vanaf 1600 komt de naam Duijncker steeds veelvuldiger voor in de archieven van Medemblik betreffende de registratie van gezinshoofden op Texel in 1622, de 200ste penning in 1637 en de haardsteden in 1644, terwijl in de oud-rechtelijke archieven van Texel, bewaard in het Rijksarchief te Haarlem, de namen Duijncker en Duijnckerman vanaf 1626 werden vermeld bij de transporten.
Jan Sijbransz Duijnckerman (Zuidhaffel) kwam éénmaal voor in een akte van 1626, Jan Sijbrandsz Duijncker's erfgenamen in een akte van 1629.
Hier vielen dus de laatste 3 letters van de naam Duijnckerman weg, zoals ook vaak gebeurde met namen als Kooiman, Buisman, Drijverman, Timmerman, die werden afgekort tot Kooi, Buis, Drijver, Timmer.
De familie Duijncker breidde zich op Texel in de 18de eeuw sterk uit.
Een studie van de naam bracht aan het licht, dat het niet om één, maar om meer families ging, die niet met elkaar verwant waren.
Een der vruchtbaarste families was die van het echtpaar Cornelis Aeriaensz Duijncker (geb. ca. 1631) en Aeff Simons in Den Hoorn op Texel, waarvan 3 of 4 zoons huwden, die de naam Duijncker voortzetten. Een dochter Martje huwde in Oosterend (Texel) (1689) met Giel Jacobsz Oom en had daarbij 4 zoons, die zich later ten slotte allen Duijncker noemden. Een zoon Jacob (geb. 1694) heette eerst Jacob Gielsz Oom, daarna Jacob Gielsz Ruijter en ten slotte Jacob Gielsz Duijncker (bij zijn overlijden in 1753).
Neeltje (geb. 1700) dochter van dit echtpaar Giel Jacobsz Oom en Martje Cornelis Duijncker, huwde (1723) met Cornelis Pietersz Timmerman, waarvan de zoons Arie (geb. 1732) en Cornelis (geb. 1737) reeds bij de doop de naam Duijncker ontvingen, terwijl de zoon Giel (geb. 1735) door het leven ging als Giel Cornelisz Ruijter. Deze laatste huwde in 1758 met Trijntje Cornelisd Boon en had één zoon, Ariaan (geb. 1759), die weer Ariaan Gielsz Duijnker werd genoemd (zeer waarschijnlijk naar zijn jong overleden oom, de bovengenoemde Arie (1732)).
Na 1760 werd de naam alleen nog in de rechte mannelijke lijn voortgezet. Ook in de takken van de families, die in Den Hoorn bleven kon een enkele maal de overgang van de naam via een vrouw worden vastgesteld. Aangezien het doopboek van de gereformeerde kerk aldaar eerst vanaf 1750 bewaard is gebleven, was een exacte vaststelling van een en ander moeilijk.

"ONTSTAAN VAN DE NAAM DUINKER"
In het archief van de Kerkeraad van Oudeschild (no. 44 van het Archief van de Ned. Hervormde Kerk, Javastraat 100, Den Haag) werd in 1666 een aantekening over een uitkering aan een "duijnker vrouw" voor aflossing van haar man (waarschijnlijk als slaaf in Turkije, Algerije of Duinkerken gevangen gehouden) vermeld.
Op 4.6.1630 kwam een verslag voor in het register van transporten van Texel (Oudrechtelijk no. 6866, Rijksarchief Haarlem), waarin een inwoner van Oosterend beloofde geen "schapenkaesen uijt desen eijlande van Texel (te) voeren, (te) doen voeren noch transporteren, dan fijne oprechte schapenkaesen ongemengd met koeije melck zonder seij, noch daar bij te voegen eenige Wieringer, Duijncker, Schager noch diergelijcke schapenkaesen, dan alleene die gemerct zijn met derstede merck" enz.
Op een oude kaart van Adriaan Anthonisz van 1571 (waarvan kopie in de collectie Hingman, ARA no. 108, 128, 158, 17 1 en 248 1) werd het landdiep van Huisduinen, naar de heer H. Schoorl, Hillegom mededeelde het Duijncker gat genoemd.
Deze aanwijzingen deden ons vermoeden, dat 'duinker' betekende: 'van Huisduinen'. Deze veronderstelling werd bevestigd door een zin uit een notariele akte van 30.10.1689, RAH no. 4830, waarin o.a. Cornelis Jacobsz Coeman (49) ondersteund door de bovengenoemde Cornelis Aeriensz Duijncker (58) en Cornelis Hertiensz Hoeck (46) op verzoek van Cornelis Platvoet met zijn C.S. als trekkers, verklaarde, dat "sij (voor 32 jaar) doen int trecken sijnde van de treckers van huijsduijnen moeijlijckheijt wierden aengedaen dreijgende de duijncker treckers haar leijden lijndgaren stucken te snijden op haar strant, over welcke moeijlijckheijt sij luijden hebben geclaeght Aen den Heer Officier Hendrik de goeijer in dien tijt schout van Texel sijnde" enz.
Een en ander geeft zekerheid aan de herkomst van de naam Duinker, waarmee personen en zaken afkomstig uit Huisduinen werden aangeduid.

M.D. Dijt
Artikel overgenomen uit Gens Nostra jaargang 23 januart 1968.
Duinker.
De naam Duinker is al heel oud: reeds in 1547 wordt een zekere Ary Jansz Duijncker als landbezitter bij Den Burg vermeld. Een eeuw later waren
er al zoveel Duinker's, meest in Den Hoorn, dat het onmogelijk is het familieverband vast te stellen. Het is wel zeker dat wij te doen hebben met verscheidene, onderling niet verwante families, en dat wordt nog begrijpelijker door de betekenis van de naam: een duinker was namelijk een inwoner van het toenmalige eiland Huisduinen. Op een oude kaart van Adriaan Anthonisz van 1571 (collectie Hingman van het ARA) werd het landdiep van Huisduinen, naar mededeling van de heer H. Schoorl, Hillegom, het Duijncker gat genoemd.
In 1630 is in een transportregister (RAH OR 6866) sprake van Texelse, Wieringer, hijncker en Schager schapekaas. De kerkeraad van Oudeschild deed in 1666 een uitkering aan een 'duijncker vrouw' voor aflossing van haar man (zeker uit slavernij). Enkele Hoorndervissers - onder wie de toen 58-jarige Cornelis Aeriaensz Duijncker - legden in 1689 een verklaring af over een incident dat 32 jaar tevoren had plaats gevonden, waarbij zij "van de treckers van huijsduijnen moeijlijckheijt wierden aangedaen dreijgende de duijncker treekers haar leijden lijndgaren stucken te snijden op haar strant, over welcke moeijlijckheijt sij luijden hebben geclaeght Aen den Heer Officier Hendrik de goeijer in dien tijt schout van Texel sijnde".
Waarschijnlijk stammen de meeste latere Duinker's af van bovengenoemde Cornelis Ariaansz Duijncker en zijn vrouw Aaf Simons uit Den Hoorn, die ten minste drie zoons en een dochter hadden. Op een enkele uitzondering na waren hun afstammelingen in de 18de eeuw gereformeerd van godsdienst en loods van beroep; sommigen brachten het tot schipper van een loodsschuit en er was ook een grootschipper onder. Pieter Jansz Duinker (geb. 1762) was commissaris van het loodswezen. Na 1830 kwamen de Hoornder Duinker's voor de keuze te staan hun beroep of hun eiland vaarwel te zeggen. Velen trokken dan ook naar Den Helder, anderen werden bijv boer of bakker.
De bovengenoemde Cornelis Ariaansz Duijncker en Aaf Simons hadden een dochter Martje, die in 1689 trouwde met Giel Jacobsz Oom uit Oosterend. Merkwaardig is, dat alle zoons van dit echtpaar tenslotte de naam Duinker gingen voeren. Zelfs een dochter Neeltje Giels was blijkbaar zozeer aan deze naam gehecht, dat ook haar zoons Arie (geb. 1723) en Cornelis (geb. 1737), die Cornelis Pietersz Timmerman tot vader hadden, reeds bij hun doop de achternaam Duinker ontvingen. Ook de Oosterender Duinkers waren overwegend zeelieden. Een van hen, Arie Gielsz Duijnker (geb. 1788) ging naar Wieringen, waar zijn nazaten de naam als Duijnker bleven schrijven; op Texel werd na 1811 uitsluitend de vereenvoudigde spelling Duinker gebruikt.
In Oosterend leefde in de 18de eeuw ook een doopsgezinde familie Duinker, beginnende met het echtpaar Jacob Fransz en Trijntje Giels Roeper. Hun zoon Sijbrand huwde in 1769 met Martje Pieters Burger, alias Keijser, alias Knaap, alias Boon (zie TG I blz. 12). Deze stam werd in een brochure, uitgegeven door de afdeling Den Helder van de Nederlandse Genealogische Vereniging, uitgewerkt door de heer A. Duinker.
(Bron: Texelse Geslachten II)

In 1683 en 1684 werd Cornelis Duncker gekozen als ouderling van de gereformeerde gemeente van Den Hoorn. Zowel Aeff als Cornelis worden in 1711 niet meer genoemd als lidmaat, zodat ze voor 1711 moeten zijn overleden.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Cornelis Aarjensz. Duijnker?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Tijdbalk Cornelis Aarjensz. Duijnker

Klik op de namen voor meer informatie. Gebruikte symbolen:  grootouders    ouders    broers/zussen    kinderen