Hij is getrouwd met Petronella Wilhelmina Langelaan.
Zij zijn getrouwd op 7 december 1889 te Monster, Zuid-Holland, Nederland , hij was toen 21 jaar oud.
Gerrit Boon, 33jr arbeider, broeder des mans, Jan Jonker, 23jr arbeider, Arie van der Kruk, 58jr kastelein, Arianus Johannes Leendert Schellevis, 26 jr arbeider
Kind(eren):
hij is arbeidsongeschikt geraakt op 27-jarige leeftijd ten gevolge van een hersenoperatie.
In de militieregisters van Zuid-Holland, 's-Gravenzande, vinden we Arie onder lotingsnummer 5. Hieruit blijkt dat hij op 22-03-1888 werd gekeurd en vrijgesteld werd voor de dienstplicht wegens broederdienst. Bij de keuring was 1m. 724mm. lang en luidde zijn signalement: Aangezicht: vol; Voorhoofd: gewoon; Ogen: bruin; Neus: gewoon; Mond: gewoon; Kin: rond; Haar en wenkbrauwen: bruin.
Arie Boon. -Geboren 24-06-1868. -Ouders: Gerrit Boon en Neeltje Storm, beiden overleden. -Gehuwd met Petronella Wilhelmina Langelaan. -Uit dit huwelijk werden 12 kinderen geboren, waarvan de zonen alle op zee zijn. Boon. ging reeds op 13 jarige leeftijd naar zee.
Gedurende 10 jaar heeft hij gevaren bij de koopvaardij en de visscherij; daarna werd hij bootwerker bij de fa. Hudig en Pieters te Hoek van Holland. In 1891 trad hij in dienst bij de Z.H. Reddingmij. op de reddingbooten "President van Heel" en "Prins der Nederlanden", waaraan hij 27 jaren verbonden is geweest.
In dit tijdperk heeft B. bij ongeveer 100 schipbreuken hulp verleend, terwijl hij 568 menschen heeft helpen redden.
B. ontving de volgende onderscheidingen:
Huisorde van H.M. de Koningin; de medaille, verbonden aan de orde van Oranje-Nasau;
medaille van H.M. de Koningin; medaille van H.M. de Koningin-Moeder; medaille van de Engelsche regeering; medaille van de Fransche regeering; twee medailles van de Z.H.R. Mij., benevens het onderscheidingsteeken voor verrichte reddingen.
bron: Boek: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in Woord en Beeld. Uitgegeven door van Holkema & Warendorf N.V. Amsterdam 1938.
De hierboven genoemde "twee medailles van de Z.H.R. Mij" werden hem uitgereikt in 1901 en 1903. Dit waren zilveren medailles.
bron:Gedenkschrift 1824-1924 Zuid Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, gevestigd te Rotterdam.
Mensenredder Arie Boon 80 jaar.
Donderdag 24 Juni viert de oud mensenredder Arie Boon in Hoek van Holland zijn 80ste verjaardag.
Hij behoort met Pieter Hoogemoed tot de enige thans nog in leven zijnde leden van de oude garde van de Zuidhollandse Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen.
Boon is, evenals zijn 79-jarige vrouw, met wie hij bijna een halve eeuw getrouwd is, nog zeer goed bij de pinken en alles, wat hij gedurende de 26 jaren, dat hij in dienst was bij de reddingsmij. heeft meegemaakt, herinnert hij zich nog zeer levendig. in 1895 werd hij matroos op de nieuwe - de later zo jammerlijke verongelukte - stoomreddingboot "President van Heel." de eerste tocht die hij meemaakte, was de reddingspoging van de 28 opvarenden van het Engelse zeilschip "Waterloo", dat bij Goeree in nood verkeerde. Het was toen een prachtig succes, dat ondanks het noodweer alle schipbreukelingen veilig aan wal gezet konden worden. Ook de Berlinramp van 21 Februari 1907 ligt nog vers in het geheugen van de jarige.
Boon weet, dat iedere tocht niet met een even groot succes beloond werd, maar in al deze jaren wisten zijn maats en hij niet minder dan 568 mensenlevens van de dood te redden.
Zo nu en dan, wanneer een belangstellende hem opzoekt, toont hij met gepaste trots de vele onderscheidingen, medailles en andere blijken van waardering, die hem ten deel vielen. En dat zal hij deze Donderdag wel weer moeten doen.
bron:Krantenknipsel.
uit de Helderse Historische Vereniging:
In een stille straat, op een eenvoudig bovenhuis in Hoek van Holland, woont de 62-
jarige Arie Boon. Half verlamd sinds jaren, kan hij zich slechts met moeite door de
kamer voortbewegen, steeds steunend nu eens hier- dan daarop en eerst weer tot rustig
spreken in staat, als hij in zijn gemakkelijke stoel bij het raam zit. En toch zullen er
onder de tallooze medeburgers, die denzelfden naam als hij dragen niet vele zijn, die
zich kunnen beroemen op een even eervolle', staat van dienst. Onze Arie Boon behoort
tot de mannen, die hun krachten offerden aan het moeilijke reddingswerk langs onze
kusten, vijf en twintig jaren lang, en die thans in de vergetelheid verdwenen zijn. Vijf honderd acht en zestig menschenlevens werden
door Arie Boon in den loop der jaren aan de zee
ontrukt. Een kwart-eeuw heeft hij op de reddingsboot
gevaren. Vele eere-teekenen sieren zijn borst,
schilderijen hangen in zijn kamer, een gouden
beeldje met inscriptie toont hij; ja, zijn belooningen
zijn vele geweest! Maar ziet, wat er van dien held der
zee geworden is, ondanks het eere-metaal, ondanks
het gouden beeldje, ondanks de schilderijen. Aanvankelijk ging Arie als jongen van 13 jaar naar
zee, bij de haringvisscherij. Zijn vader was in dienst
bij de Westlandsche zeewering en verdiende ... f 1.—
per dag. En daar moest het gezin, bestaande uit
vader, moeder en 8 kinderen van rondkomen. Toen
hij ruim 25 jaar oud was, kwam Arie Boon in dienst
der Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij, als
matroos op de reddingsboot “De President van
Heel”. Alle reddingen, welke er in de 25 jaren, dat hij
bij de maatschappij diende, zijn verricht, heeft Boon
meegemaakt en daar zeker niet het minste aandeel in gehad. “Ja, mijnheer,” zoo vertelde
hij ons, “’t valt tegenwoordig niet mee, maar vroeger was het nog veel slimmer. Toen
waren er nog maar enkele stoomreddingsbooten en elk daarvan had een wijk. Zoo liep
ons gedeelte van Scheveningen tot Burgsluis. ’t Gebeurde wel, dat je 6 uur stoomen
moest eer je bij het schip was, dat in nood verkeerde. Nu behoeven ze zoo ver niet meer
te gaan.” Tot 1907, het jaar van de Berlin-ramp, heeft Boon dienst gedaan op de “President van
Heel”, vervolgens ging hij over naar de “Prins der Nederlanden”. Alle pogingen, reddingen, strandingen in die lange reeks van jaren, werden door Boon, die nooit één
dag ziek of afwezig was, meegemaakt. In 1918 werd de man echter ziek op de boot. Er openbaarde zich een zenuwziekte, welke
een operatie aan de hersenen noodig maakte. Die operatie had het noodlottig gevolg, dat Boon aan zijn rechterzijde geheel verlamd is.
Zoo was hij natuurlijk niet meer geschikt voor zijn werk en werd hij — met de meest
eervolle vermelding — door de maatschappij ontslagen.
“Maar wat moet er van mij worden,” had Boon gewaagd te vragen, “waar moet ik verder
dan van leven?” En het antwoord, dat deze menschenredder toen kreeg, was: “Boon, wij hebben altijd
een f linken man aan je gehad. Maar van een pensioentje kan geen sprake zijn. De
maatschappij heeft er eenvoudig het geld niet voor. Wij hebben je voor je werk betaald!
Maar je hebt vier jongens! die moeten dan maar voor je werken.” Dat was in 1918. Toen had Boon inderdaad vier zoons. Maar — het noodlot achtervolgde hem. Want
eenige jaren later werd een zijner jongens, op 26-jarigen leeftijd, door een droevig ongeval uit dit leven weggerukt. Een tweede zoon trad in het huwelijk — en heeft zijn eigen gezinszorgen, een derde
zoon eveneens! Van de vier zoons is thans dus nog slechts één thuis. Als ook deze eenmaal het gezin
mocht verlaten — wat moet er dan van terecht komen?
Ouderdomsrente krijgt Boon niet — want er is nooit geld geweest om zegeltjes te plakken; ook van het Dorus Rijkersfonds geniet hij geen enkele ondersteuning. Slechts tweemaal is het gelukt voor hem van dit fonds een gratificatie te verkrijgen, totaal f 35.— Nood is er, hier, hooge nood! Maar wie zal er in voorzien? En wordt het U niet te veel, als gij dien ouden, armen, gebrekkigen man in zijn stoel ziet
zitten, die zoovele honderden aan de zee ontrukt heeft en die thans aan de branding van
zijn eigen levenszee staat, terwijl de golven al hooger en hooger komen? Maar toch — hij klaagt niet, die dappere. Integendeel!
“Mijnheer — ’k had het werk zoo lief! Och ja, dat gaat zoo als je er in opgegroeid ben! En als ik niet verlamd was, dan ging ik n o g, geloof U dat maar. Als ze mij noodig zouden
hebben, zou ik altijd weer klaar staan — maar ik kan niet meer mee.” Droevig klinken de laatste woorden. Zoo herdenkt hij steeds met weemoed de tijden van vroeger, toen hij nog in de eerste gelederen stond en altijd op hem kon worden gerekend.
Arie Boon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1889 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Petronella Wilhelmina Langelaan |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.