Oorzaak: na eene hevige borstziekte....
Hij is getrouwd met Christiana H.G. thoe Schwartzenberg & H'berg,.
Zij zijn getrouwd op 26 mei 1828 te Hichtum (Wonseradeel) , hij was toen 26 jaar oud.Bron 4
Kind(eren):
14-10-1819 Met zijn verhandeling "Quaenam fuit senatus Areopagitici auctoritas variis Republicae Atticae temporibus" de gouden academiemedaille ontvangen.
09-10-1821 wederom gouden medaille met "collatio Gaji cum institutionibus Justinianeis usque ad locum de tutelis"
03-04-1824 gepromoveerd in de Letteren en Rechten op verhandelingen " Aristoteles politicorum libris" en "de legatis"
14-05-1823 bij KB benoemd tot Grietman over Gaasterland
1826 Lid der Ridderschap Friesland
01-06-1829 Lid der Provinciale Staten Friesland
1835 Grietman Wonseradeel, Lid en daarna President van het Dijkbestuur in de Zeven Grieterijen en de stad Sloten
Bijgezet in de familiegrafkelder buiten Groningen
Het onderstaande overgenomen van www.dbnl.org
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
SWINDEREN (jhr. Wicher van), phil. theor. mag. litt. hum. et jur. utr. doctor, geb. te Groningen 24 Maart 1802, overl. op Wybrandastate te Hichtum, 17 Aug. 1836, zoon van jhr. Mr. Oncko v. S., heer van Rensuma, en van Quirina Jacoba Johanna Gerlacius. Hij ontving zijn opleiding voor de academische lessen van Ds. W.J. Koppius, te Blijham, en werd daarna student te Groningen. Begaafd met meer dan gewonen aanleg, bezocht hij ook een jaar (1822) de hoogeschool te Göttingen, waar hij de lessen in de geschiedenis, wijsbegeerte en rechtsgeleerdheid bijwoonde, en keerde toen naar de hoogeschool te Groningen terug. Reeds in 1819 en 1821 werden twee van zijn acad. prijsverhandelingen te Groningen bekroond t.w.: Over het gezag van den Areopagitischen raad in de onderscheidene tijden van het Atheensch gemeenebest, en: Vergelijking tusschen de te Verona ontdekte Instituten van Gajus en Justinianus van het begin tot aan den titel der voogdijen. 3 April 1824 promoveerde hij te Groningen tot doctor in de letteren en de beide rechten, na verdediging van twee dissertatiën, getiteld: De Aristotelis Politicorum libris, en De legatis. In 1825 benoemd tot grietman van Gaasterland, in 1826 lid der ridderschap van Friesland en in 1829 wegens die ridderschap lid der Provinciale staten van Friesland. In dat jaar lid van het dijkbestuur aan de Zuidkust van Friesland, ook in dat jaar president van den militieraad. In 1835 verwisselde hij zijn grietenij Gaasterland met die van Wonseradeel. Bij al zijn beslommeringen vergat hij de studie niet. Behalve in de bovengenoemde wetenschappen, had hij als numismaat en genealoog een goeden naam. De godsdienstige belangen en de maatschappelijke welvaart van zijn landgenooten lagen hem na aan het hart. In 1826 vertaalde hij een preek van den duitschen predikant Schmalz (door dezen voor zijn gemeente Neustadt-Dresden in 1825 gehouden bij gelegenheid van het gedenkfeest der hervorming) en gaf die leerrede (echter zonder zijn naam te vermelden) bij Schetsberg te Leeuwarden in het licht. In 1831 verscheen mede te Leeuwarden zijn geschrift: Wat ons Nederlanders te hopen of te vreezen staat. Van zijn groote kennis der oudheid getuigt een studie: Overzicht der geschiedenis van de republiek Rhodus, geplaatst in ten Brink's Bibl. van oude letterkunde II, 305-308, 455, 456. Er was van hem nog veel voor de wetenschap te verwachten, doch hij overleed reeds op den leeftijd van 34 jaren.
W.v.S. huwde te Hichtum 26 Mei 1828 met Christiana Helena Geertruida barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, geb. te Hichtum 21 Febr. 1802, overl. te Groningen 6 Aug. 1874, dochter van baron Johan Sicco Tjalling Camstra en van Anna Adriana Lewe van Aduard. Uit dit huwelijk 5 kinderen, die allen ongehuwd zijn overleden.
Wicher van Swinderen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1828 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||