Doopgetuige: Hiltje IJsbrants
Jan Cornelisz Kuijt werd reeds in het testament van Neeltje Simons, wed. van Cornelis Jacobsz Dijcker (Den Hoorn, Texel) van 28-9-1727, welke Neeltje Simons een zuster was van zijn grootvader (Jan Simonsz Kuijt), genoemd: ,,Jan Kuijt, soon van Gerbrig Jans”. Hij tekende in latere akten, behoudens een paar uitzonderingen steeds als Jan Cornelisz Kuijt, zo o.a. in enkele akten van 29-8-1773, waarin Cornelis Reijersz (Dijt) zich met zijn zoons Jan Cornelisz Kuijt (l), Dirk Cornelisz Dijt (3), Reijer Cornelisz Dijt (5) en Gerrit Dijt (6) garant verklaarden voor schulden van Hendrik Cornelisz Smit (2). In de boedelscheiding van 15-8-1780 van de nalatenschap van Cornelis Reijersz Dijt (overleden 19-9-1779) wordt (1) door de notaris genoemd: ,,Jan Cornelisz Dijt, zig schrijvende Kuijt”. Op 8-1-1781 tekent Reijer Cornelisz Dijt (5) een volmacht voor een zaak zijn ,,volle broeder Jan Corn. Kuijt” betreffende. Eerst in 1800 tekent (1) een paar keer als Jan Cornelisz Dijt, maar in 1802 wordt zijn tweede vrouw Trijntje Breroe ,,vrouw van Jan Cornelisz Kuijt” genoemd. Zijn kinderen stierven op jeugdige leeftijd.
Jan Cornelisz Kuijt (Dijt) |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.