Stamboom Luser Stasse » Maria van der Linden (1920-1995)

Persoonlijke gegevens Maria van der Linden 

Bron 1

Gezin van Maria van der Linden

Zij is getrouwd met (Niet openbaar).

Zij zijn getrouwd


Kind(eren):

  1. (Niet openbaar)
  2. (Niet openbaar)


Notities over Maria van der Linden

http://genbook.dordtenazoeker.nl//


.


Rijsoord en Strevelshoek schijnen bij de herbedijking van de Zwijndrechtse Waard nog niet, zoals de andere ambachten, als heerlijkheid uitgegeven, doch aan de graaf verbleven te zijn. Rijsoord werd in 1333 door graaf Willem III gegeven aan zijn klerk, Gerard Alewijnsz, als beloning voor zijn diensten. Hij was leengriffier onder de graven Willem III, IV en V en mocht de titel voeren van Alewijn van Rijsoirde terwijl zijn zoon Ridder werd. Bij de indijking van de Zwijndrechtse Waard werd, naar Zeeuws recht, bij grafelijke brief een zestiende deel uitgegeven, waaruit het ambacht van Rijsoorde werd gevormd. Rijsoord en Strevelshoek zijn na de bedijking van de Zwijndrechtse Waard wel als afzonderlijke heerlijkheid uitgegeven, doch naderhand lange tijd bij elkaar in hetzelfde geslacht bezeten geweest. Zij bestonden ieder op zichzelf uit een Hoofd-Ambacht en enig Volgerland. Rijsoord en Strevelshoek zijn ontstaan uit de benaming van de beide heerlijkheden. Rijsoord moet afgeleid worden van oorden, noorden of gorzen, welke hier voor de bedijking met rijs of houtgewas begroeid gevonden werd. StreveIshoek heette in 1359 Roelof Dukinx-ambacht naar Roelof Dukinc, aan wie het in dat jaar door de vorige bezitter Dirk van Oosterhout overgegeven werd. De oorsprong van de naam Strevelshoek is onbekend.


 
');">erlijkheden Rijsoord en Strevelshoek zijn lange tijd in het bezit geweest van het vermaarde geslacht van Rijswijk. De laatste uit dit geslacht was Vrouwe Beatrix van Rijswijk, die gehuwd was met Heer Jan Dedel. Hun dochter, Mathilde Dedel, was gehuwd met Gilles van Valkestein. Deze was eerst baljuw van Voorne, daarna ruwaard, baljuw en dijkgraaf van Putten, schout van Haarlem en hoofdkapitein binnen Goedereede. Na zijn overlijden gingen de heerlijkheden over op hun oudste zoon Gerrit van Valkestein, die ze in 1556 overdroeg aan zijn zoon Nicolaas van Valkestein, raadsheer in de Hove van Zuid-Holland. In 1593 heeft hij de heerlijkheid Rijsoord verkocht aan Matthijs van Nederhoven en de heerlijkheid Strevelshoek aan Willem de Beveren Corneliszoon. Beide heerlijkheden zijn in de achttiende eeuw in handen van anderen overgegaan. De heer van Rijsoord had recht op een zestiende gedeelte van de buitendijkse aanwassen, alsmede het recht op een Zeeuws vat wit zout, jaarlijks met de accijns daarvan, van iedere zoutkeet in de Zwijndrechtse Waard, die in geld betaald werd._node tpINL">ifiles.archieven.nl/default/images/h.gif" alt="" />
recht van visserij in de Waal tot in de diepte van deze binnen haar rechtsgebied. In criminele en gewichtige civiele zaken behoorden Rijsoord en Strevelshoek tot den Hove van Zuid-Holland. Het gerecht van Strevelshoek bestond uit schout en drie schepenen. Het gerecht van Rijsoord bestond uit schout, twee schepenen, een waardsman, een secretaris en een bode. De beide besturen regelden ook de polderzaken. De ingaring der verponding geschiedde het ene jaar door Rijsoord en het andere jaar door Strevelshoek. Na 1795 onderging het bestuur van Rijsoord en Strevelshoek weinig verandering.
Bij resolutie van het Departementaal Bestuur van 15 augustus 1804 werd het gemeentebestuur ontbonden en drie nieuwe leden benoemd. Het reglement voor de gemeenten Rijsoord en Strevelshoek bepaalde, dat de gemeente zou worden bestuurd door drie leden, in deze gemeente woonachtig, en tegelijk fungerende als schepenen en heemraden onder de naam van Gemeentebestuur van Rijsoord en Strevelshoek. Het gemeentebestuur verkoos dadelijk, na het afleggen van de eed, een president voor de tijd van een jaar. Ieder jaar zou een keuze gedaan moeten worden. De aftredende president zou echter verkiesbaar zijn.id="mirec42133710d85d0677385d418b9c9adbb7a9aaf85e" class="mi_tree_rec"> 
es/st.gif');">nt">In hun kwaliteit als heemraden zou het gemeentebestuur "buiten deszelfs midden" voor de tijd van twee achtereenvolgende jaren een waardsman aanstellen, die tevens ook gaarder van de lage omslag was. Indien de nood zulks vorderde, legde het gemeentebestuur nieuwe plaatselijke belastingen op, "echter niet anders dan met overleg van Gecommitteerden uit deze gemeente en onder Approbatie van het Departementaal Bestuur", alles overeenkomstig artikel 117 van het reglement voor het Departementaal Bestuur. De leden van het gemeentebestuur genoten geen vast tractement; alleen zouden zij de voordelen trekken "welke aan de posten van heemraden zijn verknogt". Het gemeentebestuur van Rijsoord en Strevelshoek stelde op 1 november 1804 een brandkeur vast. Op overtreding van de keur stond een boete van drie gulden "ten behoeve van de schout van dezen dorpe, boven en behalven twaal stuivers voor den bode". Tevens werd een lijst van het brandgereedschap vastgesteld: voor ieder huisgezin een lantaarn en verder een opgave van personen, die een brandemmer, een brandhaak of een ladder moesten hebben. Op 6 september 1804 werd door het Departementaal Bestuur van Holland het reglement voor de civiele rechtbank te Rijsoord en Strevelshoek vastgesteld. Het bestond uit vijf leden, die de naam van schepenen droegen. De aanstelling van schepenen geschiedde door het Departementaal Bestuur uit een nominatie van het dubbeltal te formeren "voor de eerste reize" door het gemeentebestuur en vervolgens bij alle voorvallende vacatures door de rechtbank zelf. De leder hadden vijf jaar zitting. Jaarlijks, te beginnen in 1806, trad één lid af. De schout zat aan het hoofd van de rechtbank, doch had alleen een adviserende stem.ree_rec">