Hij is getrouwd met Syts van Aylva.
Zij zijn getrouwd
Johan van Bonga, overleden Leeuwarden 27 okt 1580 *, begraven Leeuwarden,Oldehove.
Grietman van Westdongeradeel 1560/1567 en dan afgezet.In 1567 in ballingschap en later watergeus (zie Encyclopedie van Friesland).Hij was in 1572 bij de verovering van Dokkum door de watergeuzen.
HvF 16692 d.d.11-12-1563:Johan,grietman Westdongeradeel,voor ziczelf en voor zijn broer Sybe.
Hij woonde voor 1567 op Bongastate te Holwerd.
Johan raakte in augustus 1580 gewond bij Aduarderzijl en stierf 2 maanden later zonder kinderen.
Zie voor hem uitvoerig Friesche Volksalmanak 1888-30/44 en ook GJB 1975-9,GJB 1995-150 en N.L.1989-43.
Johan was gehuwd met Syts van Aylva, overleden n 1602, dochter van Rienck van Aylva en Hil van Roorda.
Zij woonde ook na 1580 met haar tweede man Doecke op Bongastate te Holwerd.
HvF 16702,YY 16 d.d.14-3-1587:Doecke procedeert voor haar i.v.m. de erfenis van haar eerste man tegen de kinderen van Auck van Bonga n.l. Syds,Abbe,Fed en Doet van Aesgema.
Zie ook GJB 1995-150.
Syts was later gehuwd met Doecke van Aysma, overleden 29 sep 1612 *, zoon van Schelte van Aysma en Tjets van Aesgema
Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek
BONGA (jonker Jan), datum van geboorte onbekend, overl. te Leeuwarden 27 Oct. 1580, begr. aldaar op het Oldehoofsterkerkhof, zoon van jonker Syds Bonga en Rints van Roorda, gehuwd met Sytske van Aylva, dochter van Rienck van Aylva en Hil Sydsdr. van Roorda. Hij woonde op Bonga-State te Holwert, was sedert 1560 grietman van West-Dongeradeel en een groot voorstander der hervorming. 1 Juni 1560 gaat hij met Eltzie Jaersma en Suyrd Aesgama een accoord aan over zijn benoeming tot grietman; 16 Nov. 1565 komt hij voor in een oorkonde betreffende Henricus Kessel, abt van Dokkum. Hij teekent het verbond van 25 Aug. 1566. In 1567 moest hij afstand doen van zijn ambt, en in April 1567 ontmoeten wij hem reeds met andere vluchtelingen in Emden. Op Goeden Vrijdag 1568 zendt hij een verzoekschrift aan den Raad van Beroerten, maar mocht niet in het land terugkomen. 23 Mei 1568 vocht Bonga bij Heiligerlee, als hopman van een vendel, dat hij vrijwel op eigen kosten had ingericht; 26 Juni 1568 wordt zijn naam te Leeuwarden afgelezen; 21 Juli 1568 ontkomt hij aan de nederlaag bij Jemmingen en gaat naar Oostfriesland terug. 10 Sept. 1568 wordt hij verbannen en zijn goederen verbeurd verklaard. Begin 1569 maakt hij zich van een schip meester en voegt zich bij de Watergeuzen; 26 Jan. 1569 wordt zijn naam in Leeuwarden aangeslagen. 13 Juni 1569 was hij aan de friesche kust werkzaam en zeilde met den buit naar Emden, waar hij 20 Juli 1569 aankwam. In Maart 1570 wilde graaf Edzard hem gevangen nemen, maar Bonga ontkwam. In Mei 1570 plundert hij Hindeloopen en woont gedurende den winter 1571-1572 stil in Emden, waar ook zijn vrouw en kinderen waren. 27 Febr. 1572 vroeg de Raad van Emden of men hem zou dulden. Zijn naam komt niet voor bij de veroveraars van den Briel. In zomer 1572 wilde Bonga Friesland bevrijden, maar werd door de Spanjaarden bij Dokkum teruggeslagen en vluchtte binnen Enkhuizen. Weldra keert hij terug en 19 Aug. 1572 bezet hij Sneek, wordt 20 Aug. 1572 te Bolsward buiten de poort gelaten, maar 24 Aug. 1572 bezet hij toch de stad. 28 Aug. 1572 verslaat hij de Spanjaarden bij Dokkum, maar moet toch weldra Friesland opnieuw verlaten. Eenige jaren lang verdwijnt Bonga. 3 Aug. 1578 zien wij hem voor Deventer terug. Toen de stad 19 Nov. 1578 door de Staatschen genomen was, trok Bonga naar Friesland en ijverde daar voor de Unie. In
1579 gaf Rennenberg hem het bevel over Bolsward; bij diens verraad in 1580 bleef hij den Prins trouw. Vergeefs trachtte hij 20 Juli 1580 de schans bij Delfzijl te nemen. Bij een aanslag der Staatschen op Groningen werd Bonga 17 Aug. 1580 bij Aduarderzijl zwaar gewond, en overleed daarna te Leeuwarden.
Zie over hem: Andreae, Friesche Waterg. in Vrije Fries, 3e Reeks, IV. 454, 462, 497, V, 26; te Water, Verbond der Edelen II, 257; Kok, Vaderl. Woordenboek VII, 717; Marcus, Sententiën, 127; de Haan Hettema, Stamboek Friesche Adel, I, 17; Andreae, Nalezing lijst van Grietmannen, 26; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 77, 144, 147; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 92 tot 95, 137, 138, 208, 228, 244; Schwartzenberg, Charterboek, III, 738, 762; Hohlbaum in Mitteillungen aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 83, 84, 100; Altmeyer, Gueux de Mer, 42, 104; Navorscher (1854) LI; Vrije Fries IX, 439
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.