Hij is getrouwd met Anna Staal.
Zij zijn getrouwd op 25 april 1901 te Terneuzen Zld , hij was toen 19 jaar oud.
Kind(eren):
Een kleine held in de Grote Oorlog
Van de Eerste Wereldoorlog was in het aan België grenzende Zeeuws-Vlaanderen veel te merken. Vanuit Terneuzen werd zelfs enige tijd het Belgische verzet ondersteund.
Daarin speelde de chauffeur van de Nederlandse viceconsul een belangrijke rol.
Auteur Reineke van Woude
Dirk de Witte werd op 12 november 1881 geboren in Terneuzen, als vijfde kind van Dirk de Witte en Reina Leunis. Dirk senior had een stalhouderij en eenmaal oud genoeg, werkte Dirk daar net als
zijn broer Levinus als huurkoetsier. Levinus begon in 1905 een melk-salon in Goes en Dirk junior nam de stalhouderij van zijn vader over.
Op 28 juni 1914 werd er een aanslag gepleegd op aartshertog Franz Ferdinand, de beoogde troonopvolger van Oostenrijk, en zijn vrouw Sophie. Deze moord vormde de opmaat naar de Eerste
Wereldoorlog- Nederland bleef weliswaar neutraal, maar de oorlog kwam in het aan België grenzende Zeeuws-Vlaanderen angstig dichtbij, onder meer door de onafzienbare stroom
vluchtelingen. De paarden in de stalhouderij van Dirk werden gevorderd. De meeste rijtuigen waren inmiddels vervangen door auto's, dus Dirk begon taxidiensten te rijden en werkte als chauffeur.
Daarmee was hij een van de eerste beroepschauffeurs in Terneuzen.
In 1914 trad hij in dienst bij de Duitse viceconsul in Terneuzen, M.G.A. Blankers. Hij kreeg een Duits uniform, 'de grauwe mantel van de Duitse Kraftfahrtruppen van het autopark van het IVe leger te
Gent' en reed Blankers en verschillende Duitse officieren regelmatig heen en weer naar Gent, waar de Duitse legerinspectie zat en de autoriteiten die belast waren met de passencontrole. Voor de
oorlog hadden bijna alle Europese landen een vice-consu-laat in Terneuzen. Het havenstadje lag immers strategisch aan de mond van het kanaal van Gent naar Terneuzen.
Dodendraad
Mattheus Gerardus Antonius Blankers, expediteur en werkzaam voor de Engelse s cheeps transportonderneming John P. Best en Co, was in 1912 tot viceconsul benoemd. De joviale, in
Princenhage geboren Brabander, getrouwd met een Belgische vrouw, sprak vloeiend Duits. Daardoor en ook door zijn sympathieke houding, werd hij al snel een
vertrouweling van de Duitsers. Misschien zal zijn uiterlijk daar ook een rol in hebben gespeeld. Hij zag eruit als een oude jachtopziener en was met zijn lange witte baard en zijn
uniform een aparte verschijning.
Nederland was neutraal en de grens met België was afgesloten. Die grens, van Doel bij Antwerpen tot Sluis, vormde in Zeeuws-Vlaanderen een onneembare barrière. De Duitsers
hadden een versperring gemaakt van drie rijen palen van ongeveer één meter vijftig hoog, niet prikkeldraad en stroomdraden. De gevreesde zogenoemde dodendraad, een
elektrische draadversperring van tweeduizend volt, was nodig omdat de Duitsers niet genoeg manschappen hadden om de grens te bewaken. De meesten vochten aan het front
De draad eiste slachtoffers onder mens en dier, ook al omdat mensen het verschijnsel elektriciteit nauwelijks kenden en zich niet bewust waren van de onzichtbare dodelijke
dreiging. Soms haalden de Duitsers de stroom van de draad omdat er werkzaamheden moesten worden verricht, en zodra dat bekend werd probeerden mensen over de draad te
komen - onder andere gedeserteerde militairen die het front wilden ontvluchten.
Smokkelaars en koeriers werden vindingrijk, 's Nachts werd er een ton zonder bodem en deksel tussen de twee onderste draden gezet, waardoor men naar de andere kant kon
kruipen. De Duitsers kwamen met strengere voorschriften. Er kwamen wachtposten en uitkijktorens met zoeklichten.
Ondanks deze maatregelen werd er veel gesmokkeld, vooral toen ook in Nederland de voedselvoorziening stagneerde.
Verzetshulp in een wiel
De viceconsul had echter vrije toegang tot België en dus ook zijn chauffeur Dirk de Witte. Dat Blankers zeer te spreken was over zijn chauffeur blijkt uit een aanbevelingsbrief van 31
december 1915, waarin hij verklaarde dat Dirk 'zowel bij dag als des nachts in België en in Holland dienst reizen voor het Duitse vice-consulaat heeft gemaakt en blijk heeft gegeven
van zijn goede kennis van chaufeeren'. Hij prees Dirk voor zijn goede gedrag en het feit dat er 'nimmer een botsing of ongeluk van aanrijding heeft plaatsgehad'. Omdat Dirk zo
regelmatig heen en weer reed, was hij een vertrouwd gezicht aan de grens. Dankzij zijn werkgever had hij een vergunning gekregen om de grens over te steken bij Zelzate. Zijn
uniform zorgde ervoor dat hij nooit werd tegengehouden of gecontroleerd bij de grensovergang. Sterker nog. Als de komst van de viceconsul was aangekondigd, kregen de
grenswachten de opdracht om de slagboom alvast open te zetten.
Maar Dirk was niet alleen chauffeur, hij deed meer
Maar Dirk was niet alleen chauffeur, hij deed rneer. Hij begon te werken als spion voor de Belgen en voorzag hen van informatie over grensversterkingen en troepenverplaatsingen.
Onder de neus van zijn werkgever vervoerde hij papieren en ook geld dat op een slimme manier verborgen werd in het reservewiel van de auto. Zo hielp hij de ondergrondse verzetsstrijders
en werd er binnen enkele maanden een bedrag van vijftig miljoen goudfranken de grens over gesmokkeld. Geld waarmee stakende Belgische spoorwegbeambten werden
geholpen. De viceconsul was een man van vaste gewoontes. Op dinsdagen ging hij voor overleg naar Gent. De avond ervoor stopte Dirk de smokkelwaar in de banden.
Gewoontegetrouw zette hij Blankers af aan de rand van de stad, daarvandaan nam die meestal de tram. Blankers vroeg zijn chauffeur hem na afloop van het
overleg weer op te halen, waardoor Dirk genoeg tijd had om te doen wat hij moest doen.
Nadat hij de viceconsul had afgezet, reed hij naar een nabijgelegen garage. Daar werd op hem gewacht. Razendsnel werden de banden verwisseld en andere
banden met belangrijke stukken gingen weer onder de wagen. Bij café Het Sluiske wachtte hij vervolgens tot Blankers terugkwam. Die nam om vier uur 's
middags nietsvermoedend weer plaats in zijn auto.
Zo werkte Dirk bijna driejaar voor het Belgische verzet. Behalve dat hij geld en andere waardepapieren smokkelde, gaf hij ook zijn ogen goed de kost. Werden er extra
treinen ingezet, dan kon dat betekenen dat er troepenverplaatsingen waren die duidden op een nieuw offensief. Vonden er grensversterkin-gen plaats, Dirk rapporteerde het.
Verdenkingen
Maar toen kwam de dag waarop Dirk zijn laatste rit naar België maakte. Hij kreeg de opdracht om een Duitse officier af te zetten in de Rue de la Loi in Brussel. Deze officier hield hem,
vanwege zijn Duitse uniform, voor een Duitser en informeerde of Dirk misschien de Nederlandse chauffeur van de heer Blankers kende. Dirk moet razendsnel hebben nagedacht
want hij antwoordde onmiddellijk dat dat niet het geval was. Of hij dan wist wanneer die man weer in Gent zou zijn? Het was de officier ter ore gekomen dat er verdenkingen tegen
de Nederlandse chauffeur bestonden en dat hij de eerstvolgende keer zou worden gearresteerd. Er waren bewijzen gevonden dat die chauffeur spioneerde. Dirk begreep dat het
einde nabij was en bedacht een plan. Op de Boulevard Botanique deed hij alsof er een mankement aan zijn auto was. Hij zei niet op de officier te kunnen blijven wachten
omdat hij met de auto naar de garage moest en vroeg verlof om dat in de tussentijd te doen. De Duitser maakte geen bezwaar, als Dirk maar op tijd terug was om hem op te halen.
'Om vier uur bent u hier weer terug.' Dirk beloofde dat, maar om vier uur was hij niet terug in de Wetstraat in Brussel, maar al lang en breed de grens over. Het is bijna ondenkbaar dat
Blankers niet op de hoogte was van de spionage en smokkel die onder zijn neus plaatsvonden. Misschien lag zijn sympathie ook wel bij de bezette Belgen, mede door zijn huwelijk met een
Belgische vrouw. Feit is dat hij in het laatste oorlogsjaar 1918 zelf beschuldigd werd van betrokkenheid bij smokkel. Er verscheen een bericht in de Vlissingse Courant van 29 januari 1918
waarin werd gemeld dat hem 'het verblijf in zijn gezagsgebied' werd ontzegd. Met andere woorden: hij werd verbannen uit Zeeland. Hij keerde na zijn uitwijzing, die later overigens werd ingetrokken,
terug naar zijn geboorteplaats Princenhage, waar hij in 1937 overleed. Dirk de Witte kreeg in 1921 uit naam van de Belgische koning Albert I het Burgerlijk Kruis van Verdienste Eerste Klas, 1914-1918,
een ereteken voor buitengewone daden van moed, opoffering en menslievendheid. Hij nam grote risico's en had, als hij was betrapt, de kogel kunnen krijgen. Dat de Duitsers hem niet waren vergeten,
bleek toen hij tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gearresteerd, ondervraagd en enige tijd vastgezet. Dirk de Witte, mijn oud-oom, een 'James Bond avant la lettre', overleed in 1955
in zijn geboortestad Terneuzen. Hij heeft nooit de erkenning van de Nederlandse regering of van de stad Terneuzen gekregen waarop hij had gehoopt.
Relneke van Wouwe studeerde Engelse taal en letterkunde. Ze werkte als docente en journaliste en woont in Zeeuws-Vlaanderen. Zij schreef in 2018 De Melksalon, een Zeeuwse familiegeschiedenis
Bronnen • 'Dirk de Witte, meesterspion uit de Eerste Wereldoorlog', Dagblad de Stem (30 september 1955). • 'De Duitsche vice-consul te Neuzen uitgezet', Vlissingse Courant (29 januari 1918).
• A. Bauwens e.a., Bange jaren. Zeeuws-Vlaanderen en de Eerste Wereldoorlog (Aardenburg, 201/4.]. • A. Vanneste, De Doodendraad. De elektrische draad-versperring aan de oost- en Zeeuws-Vlaamse grens
tijdens de Eerste Wereldoorlog [Gent, 2013). • Nieuwsbrief nr. 108 van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (2018
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.