de geboorte advertentie is in het familie-archief onder nummer 00194-G12.jpg
de dankbetuigingsadvertentie voor de belangstelling bij de geboorte is in het familie-archief onder nummer 00194-G12.jpg
Burgermeester te Zuylichem van 1911-1919
Burgermeester van Hattem van 1919-1947
Er zijn 3 foto's van hem als Burgemeester temidden van zijn medeburgers in het familie-archief onder nummer 00194-P14a t/m P14c.jpg
Het gedicht namens de Gemeente ter gelegenheid van zijn Zilveren Ambtsjubileum is in het familie-archief onder nummer 00194-P20.jpg
Het krantenartikel ter gelegenheid van zijn Zilveren Ambtsjubileum is in het familie-archief onder nummer 00194-P21.jpg.
het krantenartikel ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum is in het familie-archief onder nummer 00194-P22.jpg
De foto ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum is in het familie-archief onder nummner 00194-P15.jpg
De oproep voor de Gemeenteraadsvergadering van 29 augustus 1947, waarin het eervol ontslag van hem als Burgemeester zal plaatsvinden is in het famlie-archief onder nummer 00194-P23.jpg
De handgeschreven concept afscheidstoespraak voor de Gemeente Raad is in het familie-archief onder nummer 00194-P24a t/m P24b.jpg
De officiele afscheidstoespraak voor de Gemeente Raad is in het familie-archief onder nummer 00194-P25a t/m P25i.jpg
De toespraak aan de Burgers van Hattum ter gelegenheid van zijn afscheid als Burgermeester van die Gemeente is in het familie-archief onder nummer 00194-P26a t/m P26f.jpg
Het krantenartikel ter gelegenheid van zijn afscheid als Burgemeester van Hattum is in het familie-archief onder nummer 00194-P27a t/m P27b.jpg
Overledene: Pieter Laurens Honcoop
Beroep: zonder beroep
Geslacht: Man
Leeftijd: 76
Vader: Pieter Laurens Honcoop
Moeder: Cornelia Hendrika Verstegen
(ex-)partner: Augustine Charlotte Lagerweij
Geslacht: Vrouw
Gebeurtenis: Overlijden
Datum: 27-09-1958
Gebeurtenisplaats: Apeldoorn
Documenttype: BS Overlijden
Erfgoedinstelling: Gelders Archief
Plaats instelling: Arnhem
Collectiegebied: Gelderland
Archief: 0207A
Registratienummer: 16639
Aktenummer: 776
Registratiedatum: 30-09-1958
Akteplaats: Apeldoorn
de overlijdensakte is in het familie-archief onder nummer 00194-O10
de overlijdensadvertentie is in het familie-archief onder nummer 00194-O13a
de overlijdensadvertentie is in het familie-archief onder nummer 00194-O13b
de persoonskaart is in het familie-archief onder nummer 00194-O20/O21
Hij is getrouwd met Augustine Charlotte LAGERWEIJ.
Zij zijn op 7 maart 1911 te Zutphen, Gelderland, Nederland in ondertrouw gegaan .Bron 7
de ondertrouw advertentie is in het familie-archief onder nummer 00194-H06.jpgZij zijn getrouwd op 23 maart 1911 te Zutphen, Gelderland, Nederland , hij was toen 28 jaar oud.Bron 8
Bruidegom: Pieter Laurens Honcoop
Beroep: ambtenaar
Leeftijd: 28
Bruid: Auguste Charlotte Lagerweij
Beroep: zonder beroep
Leeftijd: 29
Vader van de bruidegom: Pieter Laurens Honcoop
Beroep: Burgemeester
Moeder van de bruidegom: Cornelia Hendrika Verstegen
Beroep: zonder beroep
Vader van de bruid: Cornelis Gualtherus Lagerweij
Beroep: zonder beroep
Moeder van de bruid: Jeanne Charlotte Boers
Beroep: zonder beroep
Gebeurtenis: Huwelijk
Datum: 23-03-1911
Gebeurtenisplaats: Zutphen
Documenttype: BS Huwelijk
Erfgoedinstelling: Gelders Archief
Plaats instelling: Arnhem
Collectiegebied: Gelderland
Archief: 0207
Registratienummer: 8881
Aktenummer: 25
Registratiedatum: 23-03-1911
Akteplaats: Zutphen
Collectie: Burgerlijke stand
Opmerking: echtscheiding vonnis Zwolle 22-09-1937
de huwelijks bevestigins advertentie is in het familie-archief onder nummer 00194-H06
een gedeelte van het trouwboekje is in het familie-archief onder nummer 00194-H12
de dankbetuigingsadvertentie van de beide ouder echtparen voor de belangstelling voor hun huwelijk is in het familie-archief onder nummer 00194-H13B
Kind(eren):
Het echtpaar is gescheiden 3 november 1937 te Zutphen, Gelderland, Nederland .
Zijn foto als hij 9 maanden oud is is in het familie-archief onder nummer 00194-P10
Een foto van hem als jager is in het familie-archief onder nummer 00194-P11
Een foto van hem en zijn vrouw tijdens een autotocht is in het familie-archief onder nummer 00194-P12
een statieportret van hem is in het familie-archief onder nummer 00194-P13
Bron: Persoonlijkheden in het Koningkrijk der Nederlanden 1938.
Honcoop, Pieter Laurens. - Burgemeester van Hattem. - Geb. 5 Aug. 1882 te Heusden (N.Br.) als zoon van Pieter Laurens Honcoop, burgemeester van Heusden, dijkgraaf en lid van de Prov. Staten. - Moeder: Cornelie Henriëtte Verstegen. - Kinderen: Pieter Laurens, geboren 14 Jan. 1912, thans employé bij de Konink. Paketv. Mij., en Jeanne Charlotte, geb. 13 Jan. 1916, thans geh. met Jhr. Mr. U. van Beyma; Cornelis Hendrik en Augustine Charlotte, beiden geb. 9 Okt. 1924. - H. genoot zijn opleiding aan het gvmnasium te Gouda en daarna aan de Middelbare School voor Handel en Administratie te 's-Gravenhage. - Vervolgens legde hij het examen af voor de Gemeente Administratie. Achtereenvolgens was hij werkzaam ter secretarie te Heusden, Enschede en Zaltbommel. In 1911 is hij benoemd tot burgemeester van de gemeente Zuilichem en in Sept. 1919 tot burgemeester van Hattem. Tevens is hij voorz. van de Stichting ,,d'oude . vrouwen" te Hattem en bestuurslid van het borgstellingsfonds ,,Noord-Overijssel". Hattem is een zeer oud stadje met tal van oude gebouwen. In den laatsten tijd is het door de zorgen van het gemeentebestuur meer en meer bekend geworden als toeristplaats. Goede wegen en wandelpaden bieden gelegenheid tot het maken van aangename wandelingen door Hattems boschrijke omgeving. Ook voor liefhebbersvan de waterenpaardensport is er ruimschoots gelegenheid deze takken van sport te beoefenen. Temidden der bosschen ligt in zeer aantrekkelijke omgeving een zwembassin. Hattem heeft verder één der mooiste golflinks van Nederland. - H. zelf is liefhebber van de sport in het algemeen. Hij is o.a. voorz. van den Noord-Centrale Voetbalbond K.N.V.B. - Apeldoornscheweg C 314, Hattum.
BRIEF AAN DE KONINGIN.
Heusden 1900
Mevrouw
Groot is de dag, verheven het oogenblik, waarop de ingezetenen dezer gemeente het onuitsprekelijke voorrecht mogen genieten, Uwe Majesteit, vergezeld van Hoogst derzelver Gemaal Z.K.H. den Prins der Nederlanden, in hun midden te zien.
Mogen de grootere gemeenten van ons Vaderland met meer grond verwachten, het zij vroeg of laat met een bezoek van Uwe majesteit en Uwe Kon. Hoogh: te worden vereerd, eene kleine plaats als de onze had nimmer op zoo hooge gunst kunnen rekenen.
De omstandigheden zijn ons evenwel in bijzondere maten gunstig geweest.
Het grootte en grootsche werk der verlegging van den Maasmond, dat heden door Uwe Majesteit plechtig zal worden geopend, is immers de onmiddellijke aanleiding tot dit Vorstelijk bezoek. En met de geschiedenis van dit zo hoogst belangrijk werk, een werk, dat de van ouds bekende glorie van den Nederlandschen Waterstaat in nog helderder licht plaatst, met deze geschiedenis is het stedeke Heusden op eigenaardige wijze verbonden.
Ik ga hier in mijn gedachten terug tot den bangen winter van de jaren 1860-1861, toen onze erfvijand, het water, in machtige golven de Waaldijken deed bezwijken en een noodlottige doorbraak jammer en ellende bracht over den Bommelerwaard. Heusden was in die dagen het toevluchtsoord voor vele ongelukkigen, die have en goed hadden verloren en in onze plaats onderkomen, hulp en steun zochten en vonden in hun droevige toestand, in hun nijpend gebrek. En Heusden genoot ook toen de eer van een Koninklijk bezoek, zij het onder gansch andere omstandigheden.
De traditie der Oranje's getrouw. Stak Uwer Majesteits Koninklijke Vader, Z.M. Willem den derden aanstonds de reddende hand toe aan den door de ramp getroffen evenmensch en wist door Hoogst Deszelfs persoonlijke verschijning te midden der watersnoodlijdende alhier op 26 Januari 1861. moet en troost in te boesemen. De herinnering aan dit treurig feit van voor 40 jaren geleden knoopt zich onwillekeurig vast aan de heuglijke gebeurtenis van den dag van heden.
Dank zij de wet van 23 Januari 1883 tot verlegging van den Maasmond, eene act onder het zegenrijk bestuur Uwer Majesteits Koninklijke Vader tot stand gekomen en onder Uwer Majesteits tegenwoordige Regeering tot volledige uitvoering gebracht, zijn waterrampen als vroeger telken jare te duchten waren, niet meer te verwachten. Aan dit gelukkig vooruitzicht danken de ingezetene dezer gemeente het onschatbare voorrecht Uwe Majesteit en Hoogst derzelver gemaal Z.K.H. den Prins der Nederlanden alhier te mogen begroeten. Ik maak mij dan ook ongetwijfeld ten tolk van alle inwoners als ik Uwe Majesteit en Uwe Kon: Hoogheid mijn diepgevoelde erkentelijkheid betuig voor de hooge eer aan onze gemeente bewezen, eene onderscheiding die met gulden letteren zal worden geboekstaaft in de historie rijke annalen onzer oude veste. De spontane uitingen van geestdrift van het volk in onze straten, de weliswaar bescheiden maar met opgewektheid aangebrachte versieringen. Uit alles moge getuigen aan de innige gehechtheid, de groote toewijding de trouwe liefde van ons allen voor het ons zoo dierbaar Vorstenhuis, dat tot in lengte van dagen den Scepter moge voeren over het eveneens ons zo dierbaar Vaderland.
Lang Leve Hare Majesteit de Koningin, en Z.K. Hoogheid den Prins der Nederlanden
BRIEF AAN DE COMMISSARIS DER KONINGIN.
Heusden,23-12-1905
Aan de heer Commissaris der Koningin in 's-Hertogenbosch
Bij deze hebben ondergeteekenden, leden van de Raad der Gemeente Heusden, de eer UED te berichten, dat de houding van de voorzitter van den Raad van dien aard is, dat zij zich verplicht gevoelen UED beleefd te verzoeken hun te willen adviseren hoe zij zich voor het vervolg hebben te gedragen.
De kwestie over den verkoop der St. Joris goederen waaraan de Burg. Mede schuldig staat heeft de gemoederen in Heusden in beweging gebracht. Toen donderdagavond 14 december wij ons naar de Raadsvergadering begaven, zagen wij een groot aantal belangstellenden die de vergadering wilden bijwonen, naar aanleiding van een loopend gerucht dat de St. Joris goederen aan de Stad geschonken zouden worden . Op last van de voorzitter, werden deze belangstellenden volgens verklaring van de bode en getuigen opgeteekend en daarna deed de voorzitter bij het 2e punt de vergadering in geheime zitting overgaan, nadat de geheime zitting was opgeheven en de voorzitter geen poging deed het buitenstaande publiek te berichten, dat de vergadering weer openbaar was en dit tot tweemaal toe op het verzoek van ondergetekende Prins weigerde, achtte deze zich verplicht de deur te openen opdat het publiek dat tegengehouden werd door de stadsbode en een politieagent van zijn recht om de openbare vergadering bij te wonen kon gebruik maken.
Ondergeteekenden achten dergelijke handelingen niet bevordelijk voor den goeden geest in de gemeente en een belemmering van de persoonlijke vrijheid. Door het opschrijven der namen toch zijn velen dergenen die de vergadering bijwoonden beducht in hun nering of bedrijf door de Voorzitter den Burgemeester benadeeld te worden.
Dat dergelijke vrees niet ongegrond is daarvan ondervond ondergetekende Prins thans de gevolgen. Maandag 18 december volgende 4 dagen na de Raadsvergadering, is een politieagent gekomen naar hij zelf beweerd op last van den Burgemeester, om hem aan te zeggen, dat er geen water uit de goot mocht lopen. Een gedeelte van den dag heeft die agent alweer op last van den Burgemeester bij zijn huis heen en weer gelopen om toe te zien of er niet wat water uit liep.
Nu Donderdag van een reis naar 's-Bosch terugkomende, kwam tegen de avond de wachtmeester der Marechaussee met den politieagent om proces verbaal op te maken wegens het laten loopen van water door de goot.
Daarbij bleek hem dat niet alleen de polietie-agent maar de geheele brigade Marachaussee . last heeft speciaal op zijn huis toe te zien. Dit blijkt trouwens duidelijk, maar de overbuurman, een slager, vrij mag schrobben en zoo veel water door de goot giet als hij verkiest, zonder dat hem deswege iets geschied, terwijl de geringste hoeveelheid huiswater bij ondergeteekende een proces-verbaal ten gevolge heeft.
Behalve dat, acht ondergeteekende Prins zich door het voortdurend surveilleren van politie benadeeld in zijn bedrijf als Koofies- en Commissionair in Effecten, niet iedereen wil voor anderen weten dat hij geldzaken heeft te doen, zodat de clientele van zelf zal wegblijven
Hopende dat UED zijn invloed zal gebruiken om dergelijke handelingen te doen ophouden en ons wel zult willen adviseren hoe voortaan onze houding als Raadslid onder dergelijke omstandigheden moet zijn, hebben wij de eer te zijn van UED
De dwdr
(was getekend) H. Prins
(was getekend) H. van Hemert
leden van den Raad van Heusden
BRIEF AAN DE COMMISARIS DER KONINGIN.
Heusden10-01-1906
Aan de Commissaris der Koningin in 's-Bosch,
Onder terugzending van nevensgevoegde tegen mij, aan Ued gericht klachtschrift van H. Prins en H. van Hemert, leden van den Raad dezer Gemeente, ten fine van bericht en raad ontvangen bij brief van 30 Dec. j.l. A no 2, 2e afdeeling 3e bureau heb ik de eer UED het volgende te berichten;
Om even het voorbeeld te volgen van mijn aanklagers wensch ik met hen voorop te stellen, dat de gemoederen in deze gemeente inderdaad in beweging zijn gebracht over hetgeen men zou kunnen noemen de St, Joris kwestie. Maar ik voeg daar aanstonds aan bij dat de Agitatoren in deze zijn de aanklager Prins en zijn broeder, die niets onbeproefd hebben gelaten om in 't bijzonder mij, lid van het St, Joris College persoonlijk zooveel mogelijk te grieven en onaangenaam zijn.
Nu kan ik aannemen, dat het voor Prins een zekere voldoening moet wezen iedere handeling mijnerzijds, die ook maar den geringsten schijn heeft op hem te zijn gericht, als eene wraakneming te beschouwen. Hij acht dit blijkbaar een kostelijk middel om het publiek op zijne hand te krijgen en vindt daarin tevens een welkome aanleiding om zijn tegenstander in een verdacht licht te stellen, intusschen zal ik mij door dit alles niet laten weerhouden mijn plicht te blijven doen op de wijze waarop ik vermeen dit nu gedurende bijna 26 jaren te hebben gedaan.
Thans ter zake.
In de op 14 december j.l. gehouden openbare vergadering van den gemeenteraad was in de eerste plaats aan de orde de behandeling der gemeente begrooting over 1906. Nadat dit onderwerp met open deuren was behandeld werd ten aanzien .
omslag, op mijn voorstel besloten dit in besloten zitting af te doen. Nauwelijks was de geheime zitting opgeheven, of het raadslid Prins achtte zich geroepen mij op alles behalve parlementaire wijze te beduiden, dat ik het publiek wederom zou toelaten.
Nu bevond zich de bode buiten de zaal en ik gevoelde absoluut geen lust om ten believe van het Raadslid Prins de taak van bode te vervullen, hetgeen dan ook niet nodig bleek, wijl hijzelf zich aldra naar de deur begaf om het belangstellend publiek - zijn publiek zal hij het wel willen noemen - weder toegang tot de vergadering te verleenen. Ik heb me tegen de activiteit van het lid Prins niet in het minst verzet en het valt mij dus moeilijk in te zien in hoeverre ik in deze schuldig sta aan verkorting der rechten van de burgerij.
Een tweede punt van aanklacht betreft de bekeuring van het lid Prins wegens overtreding van een der bepalingen van de Woningverordening voor deze gemeente.
Het komt mij echter in alle bescheidenheid voor dat het onaangename daarvan voor den klager te wijten is aan niemand anders dan hem zelf. In het klachtschrift wordt dan ook geen enkele poging gedaan om aan te toonen, dat de klager niet in overtreding zou zijn en deze is dan ook zoo evident dat het onverklaarbaar schijnt hoe een raadslid zelf medegewerkt hebben de aan het tot stand komen der betrekkelijke voorschrif . in een geval als dit durft poseeren als de verdrukte onschuld. Had het raadslid Prins tijde na de op mijn last gedane waarschuwing voor het opheffen van een ongewettigde toestand zorg gedragen, er zou geen politie toezicht noodig zijn geweest en is daarvoor dan ook niet de gehee brigade Marechaussee opgeroepen, zoals de klager zeer ten onrechte insinueert, zonder po ..
geconstateerd.
Met deze feiten voor oogen meen ik mij er van ontslagen te mogen rekenen verder op dit punt in te gaan; 't is waar de bekeuring is door mij geprovoceerd en de verantwoordelijkheid voor deze handeling, die ik eenvoudig als plichtmatig beschouw, wordt door mij ten volle aanvaard.
Waar naam mijn innige overtuiging de geheele klacht een uitvloeisel is van louter fanatisme is het me onmogelijk andere daarin voorkomende detailpunten aan te roeren. Slechts een enkele opmerking moet mij nog van het hart.
In den aanhef van dit schrijven sprak ik va den blijkbaren toeleg van verdachtmaking; nu reeds is de laster aan 't werk geweest. Dit resultaat hebben adressanten dan toch reeds met hunne klacht bereikt en bij inzage van bijgaande mededeling van den brigade commandant der Marechaussee alhier zal het UED niet verwonderen, dat ik mij daarvoor in hooge mate gegrieft voel.
Mijne schorsing als Burgemester dezer gemeente zoals het gerucht zeide, was niet alleen hier, maar ook in de omstreken het onderwerp van alle gesprekken.
Dit zou dan "den Nieuwjaar" zijn dien, u naar mede het gerucht liep, UED mij zou thuis bezorgen.
Nog eens, dergelijke laster geruchten, waarvan de verspreiders natuurlijk niet te achterhalen zijn, grieven mij diep, temeer nog daar het voor mij omontstotelijk vaststaat dat de oorsprong daarvan te zoeken is in dezelfde troebele bron, waarvan de klacht een uitvloeisel is.
Ik heb gemeend het vorenstaande naar aanleiding van het klachtschrift in't midden te moeten brengen, mocht UED nader persoonlijke toelichting mijne
BRIEF VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE.
Officier van Justitie
's-Hertogenboschden 13 juni 1906
No 12719
Aan den heer Burgemeester
Van Heusden
Zoals u bekend is, hebben de Heeren Schermers en Sens eene klacht wegens verduistering ingediend tegen u, de 2 Heeren Malinqué, den Heer Verhagen en den Heer Verhoeven
Zij beweeren samen met ulieden de eenige overgebleven leden of schutters te zijn van het "college van .. .. oude schutters van den voetboog van St. Joris, gecombineerd met dat van de jonge colveniers schutters van den handboog te Heusden" welke beide gilden vereenigd zouden zijn sedert 30 October 1837.
De vaste goederen verkocht zijnde, zouden het provenu daarvan door ul. ten eigen bate besteed zijn.
Vooralsnog kan ik niet denken dat het hier een strafzaak geldt, maar om dat klagers zich nu ingevolge art 33 S.v.G tot de rechtbank gewend hebben, zou ik gaarne eenige inlichtingen ontvangen:
1e zijn er geene andere leden van het gecombineerd college dan ulieden en klagers, samen 7 personen
2e om welke reden hebben beide klagers niets van den opbrengst ontvangen en hoe wordt dat gerechtvaardigd?
3e waaruit blijkt dat het college nog bestaat en krachtens welke bepaling konden ul. dan in privé beschikken over de goederen van het college? Met uitsluiting van beide klagers?
4e welke zijn de redenen van inwendige organisatie die u bevoegd maakten de goederen van het college te verkoopen en daarover in privé en ten eigen bate te beschikken en krachtens welke bepaling is dat geschied?
5e verzoeke sdelijk het reglement over te leggen waarop u zich tegenover den kantonrechter beroepen hebt
6e idem in afschrift het besluit tot verkoop van 25 februari 1902
7e idem de grosse van verkoop van 15 maart 1902
8e idem de adviezen van Mr. Loeff en Fruin.
Verzoeke nauwkeurige en spoedige beantwoording.
w.g.
de officier van Justitie
Rotterdam 25 Januari 1902
Den Heeren P.L. Honcoop en Gerard Malinqué, Heusden
Weledele Heeren,
Door u werd ons advies verlangd over de vraag of "het College van Heeren Oudschutters van uw voetboog van St. Joris, gecombineerd met dan van jonge Colvenierschutters van den Handboog" te Heusden gerechtigd is het aan dat College toebehoorend onroerend goed te vervreemden en de opbrengst zoodanig aan te wenden als het zal goedvinden.
Ons antwoord luidt bevestigend
De oorsprong van het College is niet bekend maar reeds in 1356 werd de uiterwaard, die thans nog het eigendom van het college is, aan de Heusdenschr Schutters geschonken door Johanna Hertogin van Brabant.
Sedert 1577 zijn statuten en ordonnantien van het College bekend en was het mitsdien behoorlijk geconstitueerd en georganiseerd.
Op 14 Augustus 1827 nam Koning Willem I een besluit, waarbij verklaard werd dat het College niet meer wettig bestond en dat zijn goederen en inkomsten met de fondsen van het algemeen armbestuur te Heusden moesten verenigd worden.
Op het krachtige protest, vanwege het College tegen dat zonderlinge besluit ingebracht moest de Koning bij besluit van 16 Maart 1828 erkennen gedwaald te hebben, de Koning verklaarde dat thans voldingend gebleken was dat het College behoord tot de bijzondere genootschappen en Collegien van alouden oorsprong, bekend onder den naam van Confrerien, gilden, schutterijen enz. Waarvan het lidmaatschap niet anders dan door geldelijke opoffering kon verkregen worden, die tot dusverre binnen dit rijk rustig en ongestoord hebben bestaan en in het bezit gebleven zijn van hunne goederen en eigendommen en werd het besluit van 14 Augustus 1827 ingetrokken.
Daardoor staat volkomen vast dat het College als zedelijk lichaam bestond bij de invoering der wet tot regeling en beperking der uitoefening van het recht van vereniging en vergadering van 22 April 1855, Staatsblad No. 32
Volgens art. 15 dier wet, worden zoodanige verenigingen beoordeeld naar de wetten waaronder zij zijn opgericht.
Hij die dus zou willen beweren dat het College beperkt was in zijn beschikking over de aan het College toebehoorende eigendommen, zou hebben aan te toonen
1e in welk jaar het College was opgericht
2e dat de wet, in dat jaar, een vereeniging als deze in hare wijheid van beschikking ten opzichte van hare eigendommen beperkten.
Daar tot nu toe het jaar het College werd opgericht niet bekend is en het niet waarschijnlijk is dat dit jaar alsnog vastgesteld zal kunnen worden, zal het geheel onmogelijk zijn te bewijzen dat de vorenbedoelde beperking bestaat.
Maar naast die negatieve omstandigheden, staat het positieve feit, dat sedert 1356 af, door den loop der eeuwen heen, onder alle wisseling van regeeringen en wetgevingen nooit van eenige inmenging van eenige overheid in de zaken van het College, nooit van eenige beperking van zijn beschikkingsrecht, gebleken is.
Het College was volkomen autonoom, werd volkomen onafhankelijk van elk gezag, geregeerd door zijn eigen Statuten en ordonnantien door de leden zelve vastgesteld en naar eigen goedvinden gewijzigd.
Dit standpunt werd met kracht verdedigd in het bezwaarschrift vanwege het College aan den Koning ingezonden tegen dienst besluit van 1827.
En de juistheid daarvan werd erkend door het daarop gevolgde besluit van 1828.
Daar, na dien tijd geen enkele wet in den rechtstoestand van zoodanige geheel particuliere, zedelijke lichamen verandering heeft gebracht, waardoor de beschikking over eigen vermogens werd opgeheven of beperkt, zoo heeft het College volle vrijheid om over zijn eigendommen geheel naar eigen inzicht te beschikken, zijn onroerende goederen te verkoopen en de opbrengst te besteden zooals het zal goedvinden, alles natuurlijk met inachtneming van hetgeen in afdeling III van het reglement ten aanzien van het nemen van besluiten door de vergadering is voorgeschreven.
Hoogachtend,
Uw ad
Was getekend Mr. Fruin
De ons ter hand gestelde stukken gaar hierbij terug.
BRIEF OVER HET ST JORISGILDE
Fredrik Muller & Cie,Amsterdam, 6 September 1905
De ondergeteekenden verklaren op heden gekocht te hebben van het Boogschuttersgilde te Heusden de verzameling documenten, schilderijen, antiquiteiten en medailles, het eigendom dezer confrerien uitmakende, zoals deze door ons zijn gezien eenige weken geleden, en deze aankoop te zijn geschied voor de som van drie duizend gulden a contant.
w.g. Fredrik Muller
BRIEF OVER HET ST JORISGILDE.
Concept
Den heer Officier van Justitie bij de
Arrondissementsrechtbank te
's-Hertogenbosch
Edelachtbare heer,
In antwoord op uw geacht schrijven van 18 juni j.l. heb ik de eer U het navolgende mede te delen:
1e Buiten de door U in het hoofd van Uw schrijven genoemde Heeren, bestaan er geen leden van het gecombineerd college, ook de klagers niet.
Nooit heeft iemand vóór dezen, eenige aanspraak op lidmaatschap doen gelden buiten degenen, welke met onderling goedvinden als leden zijn opgetreden; al deze leden zijn het geworden conform vaststaande gewoonten en na 1876 is buiten hen niemand op deze wijze in art 40 en onder de voorwaarde in art. 3 /speciaal 5e / van het als toen gearresteerde reglement omschreven, lid geworden. Toen dan ook het College in 1886 zeven duizend gulden gaf aan de gemeente voor een carillon heeft, buiten de toen optredende leden, niemand zich daarin gemengd.
2e. Dit punt vindt zijn beantwoording in het voorgaande. De klagers hebben met het College niets uit te staan, hebben er feitelijk nooit iets mede uit te staan gehad. Ik ben van oordeel dat zij zich thans enkel laten gebruiken door anderen, welke achter de schermen blijven.
3e en 4e Het antwoord op vragen 3 en 4 eischt een geheele studie en is zo beknoptelijk niet te geven. Ik meen niet beter te kunnen doen dan Ued Achtbare dienaangaande te verwijzen naar de hierbij gevoegde adviezen van Mr. Fruin en Loeff.
Ik veroorloof mij daarbij nog in 't bijzonder Uwe aandacht te vestigen op de art 1, 29,
30 en 31 van het reglement.
5e - 6e. Het bedoelde reglement en afschrift van het besluit tot verkoop gaan hierbij.
7e Ik heb naar aanleiding van Uwe missive aan den notaris, de heer de Cis een copie gevraagd van de acte van koop en verkoop, welke hierbij gaat.
8e Naar aanleiding van het besluit van het College tot verkoop en verdeeling der opbrengst heeft de raad de gemeente Heusden een commissie benoemd, waarvan ondergetekende geen lid was, ten einde te onderzoeken of van gemeentewegen tegen dat besluit op de uitvoering ervan iets ondernomen moest worden.
De commissie heeft zich met machtiging van de Raad gewend tot Mr. P.M. Loeff te 's-Bosch welke hen 28 Maart 1902 van advies diende.
Dit advies is dus niet, gelijk dat van Mr. Fruin te Rotterdam gericht aan het College maar aan het Gemeentebestuur van Heusden.
Van het advies van Mr. Loeff is echter een copie in mijn bezit en daar dit advies met de zaak waarop het betrekking heeft in een openbare vergadering van den Gemeenteraad behandeld is, meen ik, niet te mogen weigeren Uw verzoek in te willigen en Uedelachtbare de in mijn bezit zijnde copie ter inzage te zenden.
Ik mag echter Uedelachtbare wel verzoeken beide copien met de andere stukken mij na gebruikmaking te willen retourneren.
Ik vertrouw hiermede aan Uw verzoek te hebben voldaan en heb de eer te zijn,
Hoogachtend,
BRIEF AAN ZIJN KINDEREN IN INDONESIE.
Beste Kinderen,Hattem, 4 Februari 1948
Hoera!! Hoera!! Hoezee, hoezee!!
Gelukkig is "Pieter Laurens " er van jullie twee.
De vierde met zijn broer en zusjes
Ook die zijn blij, vinden 't heel knusjes
En Opa juicht en buigt de knie
Voor P.L. H tje nummer drie.
Van ganser harte heel heel hartelijk gelukgewenst met de stamhouder. Naast de wens dat Truus spoedig geheel hersteld zal zijn, hoop ik dat de jonge spruit voorspoedig zal opgroeien als een sieraad in de maatschappij en tot grote vreugde en geluk van zijn Ouders. De vreugde volle tijding ontving ik een dag tevoren van Mama te Epen, die mij telefonisch van het heugelijk gebeuren in kennis stelde. Zoals ik reeds schreef zal ik met goedvinden mijn Petekind een zilveren beker offreren met zijn initialen en geboortedatum erin gebeiteld en voor later hier een spaarbankboekje aanleggen met te beginnen met 100 pegels. Jammer dat ik het niet direct kan sturen, want daarvoor is Lieftink nog te veel "sta in de weg". De beker zal ik vragen aan Cramer om deze mee te nemen. Ook hem zal ik direct bericht zenden. Hij woont thans te Amsterdam, Gerard Terborchstraat 32, drie hoog. Ook namens Mathilde van ganser harte gelukgewenst. Zij deelde mij mede je te berichten, dat wanneer niemand anders de baby een Teddybeer heeft aangeboden, zij dan graag degene zal wezen om de telg met dit voorwerp te verrassen.
Ik heb dit schrijven een dag moeten onderbreken voor een minder aangenaam iets. Tanny, ons hondje was de laatste tijd sukkelend en had wat me al lang bekend was, het aan z'n niertjes. Plotseling is dit veel erger geworden en liet ik de dierenarts, die hem reeds behandelde komen. Om hem erge pijn te besparen, adviseerde hij het diertje een spuitje te geven, daar de uraemie dusdanige afmetingen had aangenomen, dat zelfs tijdelijk gedeeltelijk herstel was uitgesloten.
We hebben dus onze trouwe kameraad niet meer en gevoelen dat als een heel groot gemis.
De avond van de dag van vreugde en verdriet kwam Cor, die in Kampen ligt, thans als Res 2: Luit, Artillerie, (Mauritsstraat 8) binnenvallen.
Ik heb hem toen de geboorte van P.L. medegedeeld en met z'n drieën een dronk gewijd op het welzijn van jullie allen. Hoe vonden het de kinderen, waren zij verrukt van hun jongste broertje?
Inmiddels ontving ik zojuist je brief van 28 januari j.l. en las daarin dat alles zich thuis zou afspelen in verband met de mindere zorg welke er in de ziekenhuizen aan patiënten wordt besteed. Het is in Indië al net als hier. Veel praten, hoog loon, veel vrije tijd en weinig presteren.
Met veel genoegen las ik je prettige en vrolijke brief en het doet me heel veel genoegen dat je zulk een prettige verjaardag hebt gevierd. De eerste des pater familias. Maar een waaraan je als zodanig de prettigste herinneringen zult bewaren. Echt leuk dat ook de kinderen je deze dag tot een heel prettige hebben gemaakt.
En nu ga ik tevens je brief waarvoor beste dank beantwoorden. Gelukkig dat jullie behoorlijk personeel hebben. Vooral nu is dit voor Truus van het grootste belang. Wonderlijk zijn de verhalen hier n.l. dat ook in Indië goed personeel niet meer te bekomen is. Wel is waar moeten deze verhalen met een dikke korrel zout genomen worden, want ze komen uit niet al te zuivere bron (links) en de regeringsvoorlichting is al net hetzelfde. Doch wat je er over schreef is wel erg interessant. Beroerd is 't dat de veiligheid nog zo slecht gewaarborgd is en dat alles omdat slappelingen hier niet durven ingrijpen omdat ze de hoogheid en macht van hun functie niet begrijpen en de eer welke verdedigd moet worden, abracadabra voor hen is. Doch ook hier gist het onder de bevolking. Hoe langer hoe groter wordt het aantal tegenstanders van deze regering. En wat zegt men nu in Indië van de laatste beslissingen en van de laatste toespraak van H.M.?
In Amerika zijn de meningen hierover verdeeld
Het ong ., dat op deze wijze .. verprutst wordt en wij hier volkomen verarmd, beheerst velen en dit zal wel meewerken om de uitslag van de komende verkiezingen te veranderen ten aanzien van het beeld der bestaande toestand.
En mogen jullie met enige maanden verhuizen? Laat Truus eerst maar geheel en al hersteld zijn, voordat die grap begint. Als zij nog niet geheel aangesterkt is, stel dat verhuizen dan maar uit.. De baas is zeker ongehuwd, dat hij er zo'n eenvoudige gedachte op na hield. Wat Neker betreft dit: Als van Elvoa vasthoudt, komt Neker niet op zijn plaats en als de verkiezingen hier 'goed' aflopen verdwijnt met bekwame spoed het hele zaakje. Wat is dat voor een geschiedenis in de Kampong ten zuiden van Cheribon?. Een uitknipsel uit de courant (zwolse) van 5 dezer gaar hierbij. Het zullen wel weer leugens zijn, van de zijde der Republiek.
Lieve kinderen ik eindig mijn praatje met de beste wensen, voorspoedig herstel van Truus en het gezond opgroeien van mijn naamgenoot. Ontvang met jullie zessen de hartelijke groeten, mede van Mathilde, van je je liefhebbende
Vader!.
De brief aan H.M. Koningin Wilhelmina van mei 1948 na het bekend worden van haar tijdelijke overdracht der Koninklijke Regeringsmacht, en het antwoord hierop is in het familie-archief onder nummer 00194-P28a t/m P28c.jpg
Het raadsbesluit van 29-08-1947, waarin de Germeente Hattem een van de wegen in haar gemeente de Burgermeester Honcooplaan is gaan noemen, is in het familie-archief onder nummer 00194-P29.jpg
Pieter Laurens HONCOOP | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1911 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Augustine Charlotte LAGERWEIJ |
tijd 02:25 uur