Hij is getrouwd met Maria Catharina Johanna Fuchs.Bron 1
Zij zijn getrouwd op 18 april 1844 te Rotterdam, Zuid-Holland, Nederland , hij was toen 29 jaar oud.
Joannes Nolet de Brauwere van Steeland
dth: 1038px; font-size: 0.8em;">jump">
Nolet de Brauwere van Steeland werd geboren in Rotterdam in de katholieke familie van de jeneverstokers Nolet (van Schiedam). De uit Brugge afkomstige Jan Lucas Nolet (1634[1]-1702) had in 1691 een jeneverdistilleerderij opgericht in de Boterstraat in Schiedam.
Na de vroege dood van Joannes' vader, Hubertus Sigismond Nolet (1788[2]-1818), hertrouwde de weduwe Elisabeth Blankenheym (1791-1877) in 1820 met Pieter de Brauwere (van Steeland) (1781-1855) uit Nieuwpoort en verhuisde het paar in 1825 naar de Zuidelijke Nederlanden. De naam van Johannes werd uitgebreid tot Nolet de Brauwere van Steeland. Hij volbracht zijn humaniorastudies in Doornik en in Brugge. Van 1832 tot 1835 studeerde hij rechten aan de Rijksuniversiteit Gent en werd er opgenomen in de vriendenkring van Jan-Frans Willems. Daarna studeerde hij nog aan de Katholieke Universiteit Leuven bij kanunnik Jan Baptist David (Lier 1801 - Leuven 1866), promotor van de Vlaamse literaire beweging, met wie hij grote vriendschap sloot.
Zijn episch-lyrisch gedicht Ambiorix (Brussel, 1841, in-8°,101 p.) bezorgde hem in 1843 de titel van doctor honoris causa van de Leuvense Alma Mater samen met Jan Frans Willems (1793 Boechout - Gent 1846), de promotor van de Vlaamse beweging.
Hij schreef nog meer epische gedichten en werd lid van het Brussels Taal- en Letterkundig Genootschap en voorzitter van het Taalverbond. Op 7 mei 1849 werd hij benoemd tot geassocieerd lid van de Koninklijke Academie van België[3] en in 1856 werd hij een buitenlands lid van de Berlinische Gesellschaft für deutsche Sprache. Hij was ook een van de eerste 18 leden van de in 1886 opgerichte Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde (nu Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde).
Nolet woonde al sinds zijn tiende jaar in België maar heeft nooit afstand gedaan van de Nederlandse nationaliteit. Hij wilde niets te maken hebben met de toenmalige politieke strijd die in 1830 leidde tot de scheuring in de Nederlanden en de vorming van België. Hij sprak of schreef nooit een woord ten gunste van de ene of de andere partij. Vanaf zijn huwelijk in 1844 woonde hij in Brussel. Zijn laatste levensjaren bracht hij door in Vilvoorde.
Zijn betekenis ligt in zijn strijd voor het behoud van het Nederlands, over de landsgrenzen heen. Hij was met name een tegenstander van taalparticularisme en van verfransing in Vlaanderen, maar ook van verduitsing in Nederland. Hij uitte zijn overtuigingen in polemische en soms zeer heftige geschriften, onder meer in een reeks schimpschriften tegen wat hij het West-Vlaamse taalparticularisme noemde.
Nolet bleef verder betrokken bij de distilleerderij. Zijn vader, Hubert Nolet was in zee gegaan met zijn schoonvader, Carolus J. Blankenheym, burgemeester van Rotterdam, van wie de familie al sinds 1714 een distilleerderij bezat. Na zijn vroege dood leidde de weduwe de zaak verder en kwam zich in België vestigen. Johannes nam de zaak over en werd opgevolgd door zijn zoon Charles Nolet de Brauwere (1847-1907) en zijn kleinzoon Carl-Ivan Nolet de Brauwere (1896-1967). Na Carl kwam zijn zoon Hugues Nolet de Brauwere (1929-2006) en zijn kleinzoon Gilles Nolet de Brauwere, die onder de namen C. I. Nolet & C° (CINOCO) en Palais du Vin tot op heden de familiezaak verder zet.
Johannes Carolus Hubertus Nolet | ||||||||||||||||||
1844 | ||||||||||||||||||
Maria Catharina Johanna Fuchs |