Rudolf stond bekend als een zwak vorst.
Tijdens zijn regering werd de invloed van Duitsland steeds sterker.
De Duitse vorsten kwamen in Bourgondië rechtstreeks in verschillende zaken tussenbeide. Om de steun van de geestelijkheid te behouden, deed hij verschillende belangrijke schenkingen aan de bisdommen Bazel, Sion en Lausanne.
In 1011 huwde hij met Ermengarde, vermoedelijk een zuster van Humbert I van Savoye.
In 1016 deed hij in Straatsburg leenhulde aan de keizer en duidde hem aan als opvolger.
Vanaf 1018 betoonde Rudolf zich volledig een vazal van het Heilige Roomse Rijk. Vele groten van zijn eigen koninkrijk aanvaardden dit niet en onder leiding van Otto Willem van Bourgondië sloten alle steden van het hertogdom Bourgondië hun poorten voor de keizer. Alhoewel Rudolf bij het overlijden van keizer Hendrik II onder druk van de adel van Bourgondië zijn beloften jegens Duitsland terugtrok, zag hij zich een jaar later verplicht om zijn gelofte opnieuw gestand te doen jegens de nieuwe koning van Duitsland, Koenraad II.
Rudolf stierf zonder erfgenaam en na zijn dood, zou zijn neef Odo II van Blois het opvolgingsrecht van de keizer betwisten. Dit gaf aanleiding tot een felle opvolgingstrijd.
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.