Professienr.0629
Zusternaam Salaberga
Intredingsdatum Congregatie van de liefdezusters van de H. Carolus Borromeus (Zusters onder de Bogen) 19-03-1910
Inkledingsdatum 19-10-1910
Tijdelijke professie 22-10-1912
Eeuwige professie 22-10-1915
Overlijdensdatum 07-06-1989
Plaats overlijden Rijckholt St. Jozefklooster
Plaats begraven kloosterkerkhof Rijckholt
Datum begraven 12-06-2013
Het zusterklooster van Rijckholt.
Door de wetten van J.L.Combe, een Franse staatsman (*1835 - +1925), kwam er in Frankrijk eind 19e eeuw een strikte scheiding van kerk en staat. Doordat de geestelijke orden werden verboden, vluchtten heel wat Franse kloosterorden naar het buitenland. Onze regio was voor deze gevluchte Franse kloosterlingen en geliefd toevluchtsoord.
Zo vestigden zich in 1882 een groep Franse paters Dominicanen in de voormalige gemeente Rijckholt. Zij hadden er een stuk grond gekocht en er een eenvoudig klooster met kapel op gebouwd. Aan de komst en het verblijf van deze paters is door Grueles al vaker aandacht geschonken en er zijn op dit moment zelfs nog dorpsgenoten in leven die daar persoonlijk herinneringen aan hebben.
Over het feit dat een dertigtal jaren na de komst van de Franse paters, in 1912 ook een groep Franse zusters Dominicanessen in Rijckholt een klooster hebben gebouwd en er een tiental jaren hebben verbleven, is nagenoeg niets bekend. Een reden voor ons hier nader onderzoek naar te verrichten. Het resultaat hiervan kunt u in het navolgende artikel lezen.
Het verblijf van de Franse zusters Dominicanessen in België.
Een groep Franse zusters Dominicanessen van de Tweede Orde van de H. Dominicus was, na haar vlucht uit Frankrijk, in 1903 in Herck de Stad in Belgisch Limburg terecht gekomen. Deze kloostergemeenschap bestond destijds uit een twintigtal Franse zusters. Zij vormden een kloosterorde van slotzusters. Deze Franse zusters woonden in Herck de Stad in een groot huis annex kasteel genaamd het Hof, dat eigendom was van de vooraanstaande familie de Pierpont uit die plaats.
Aan het einde van het huurcontract bleek dat het onderkomen inmiddels te klein was voor de groeiende kloostergemeenschap. Bovendien werd het Hof in de loop der jaren steeds minder bewoonbaar, gedeelten van het gebouw waren zelfs ingestort. De eigenaar weigerde echter, ondanks het feit dat in 1904 zijn dochter Laure de Pierpont bij deze orde was ingetreden, het vervallen gebouw te laten repareren en te vergroten.
De zusters stonden daarom in 1911 voor de keuze, ofwel het huis annex kasteel het Hof voor eigen rekening te laten opknappen en uitbreiden, dan wel elders een nieuw onderkomen te zoeken of te bouwen.
Nieuw onderkomen.
Voor de Franse zustergemeenschap stond het besluit al snel vast. Ze besloot een nieuw klooster te bouwen in Nederland. Ze had hiervoor haar oog laten vallen op twee naast elkaar gelegen percelen bouwland op de grens van de voormalige gemeente Rijckholt en de gemeente Eijsden. Het eerste perceel, gelegen aan het kruis in de voormalige gemeente Rijckholt, was 1 ha.. 85 a. 60 ca. groot. Het tweede er naast gelegen perceel was een heel stuk kleiner, het was slechts 19 a. 70 ca. en lag aan de dommel op het grondgebied van de gemeente Eijsden. Beide percelen waren eigendom van baron William de Crassier, een advocaat uit Luik. Hij was bereid deze voor 5.000 gulden aan de zusters te verkopen.
Uit het synoniem van het Rijckholts perceel kan worden afgeleid dat op deze plek een kruis stond of had gestaan. We weten dat daar in de buurt in ?t Vaonzel vroeger de galg van Rijckholt heeft gestaan. In 1725 werden daar twee mannen, Peterke van Oostenrijk en Jean Le Roi, opgehangen, omdat ze er van werden beticht zilverwerk te hebben gestolen van de kasteelheer de Bounam. De bevolking van Rijckholt was het niet eens met die berechting, ze vonden dat de mannen geen eerlijk proces hadden gehad. Wellicht dat de ophanging van deze mannen voor de Rijckholtenaren de reden was een (stenen) kruis te plaatsen op de plek waar de zusters het nieuwe klooster wilden gaan bouwen.
De keuze voor Rijckholt als nieuwe vestigingsplaats zal, naast de hierna te noemen economische en politieke redenen, ongetwijfeld zijn beïnvloed door het verblijf van de Franse paters Dominicanen in Rijckholt. De zusters hadden goede contacten met deze paters. Daarnaast zal het feit dat inmiddels een jongedame van Rijckholt: Maria Joanna Elisabeth Piters, geboren 27 september 1879, dochter van Michaël Hubertus Piters en Maria Anna Hubertina Bouchoms, woonachtig aan de Groote Straat (Rijksweg), in 1906
tot deze kloostergemeenschap in Herck de Stad was toegetreden, ook een rol hebben gespeeld. Ze was geprofest in 1907, haar kloosternaam was zuster Maria Catharina, ze was lekenzuster en op dat moment de eerste religieuze met de Nederlandse nationaliteit binnen deze kloostergemeenschap.
Perikelen rond het vertrek uit België.
Voor hun vertrek uit België en hun vestiging in Nederland hadden de zusters de goedkeuring nodig van de bisschop van Luik, respectievelijk de bisschop van Roermond. De pastoor-deken van Herck de Stad W.H. Van Venckenray vond het echter niet zo?n goed idee dat de zusters uit zijn stad vertrokken en in Rijckholt een nieuw klooster gingen bouwen. Als reden voor zijn verzet voerde hij aan dat de zusters nauwelijks konden leven van hun inkomsten en bovendien zouden ze geen geld hebben voor de bouw van een nieuw klooster. Destijds was het op grond van de regels van de H. Stoel namelijk verboden een klooster te bouwen, als men niet over de daarvoor benodigde gelden beschikte.
Hij had de bisschop van Luik daarom gevraagd de zusters het vertrek af te raden of indien mogelijk zelfs te verbieden. Deze bisschop antwoordde hem echter dat hij geen reden zag de zusters het vertrek te verbieden. Hij raadde de zusters wel af ?het geld in onvruchtbare brikken te veranderen?. Als zij echter wilden vertrekken en de bisschop van Roermond zou instemmen met de vestiging in zijn bisdom, dan zou hij er in berusten.
De eerwaarde heer gaf zich echter nog niet gewonnen, zelfs niet nadat de bisschop van Roermond Mgr. Drehmanns op 27 juli 1911 de zusters toestemming had gegeven zich in zijn bisdom te vestigen. Op 19 augustus 1911 schreef de pastoor-deken een brief aan kanunnik-secretaris Ch. Lucas van het bisdom Roermond, waarin hij aangaf dat de zusters ?met werken zoo wat kunnen rond tobben? en dat als ze gingen bouwen kapitaal moesten investeren dat ze nodig hadden om van te kunnen leven. Hij dacht dat de secretaris ?wellicht den eene of andere goede vriend op ?t bisdom te Roermond tellende, gemakkelijk zou kunnen bewerken dat de toelating te Rijckholt, in de nabijheid van de Eerwaarde paters Dominicanen, een klooster te bouwen nog eens onderzocht worde?.
Dit schrijven bleef niet zonder resultaat. Door het bisdom Roermond werd aan de zusters gevraagd meer gedetailleerde informatie te verschaffen over hun financiële toestand. Daarnaast werd aan de overste van het klooster van de Franse paters Dominicanen van Rijckholt een nader onpartijdig advies gevraagd over deze kwestie.