1352.03.04 Oirschot
Ghegheven in den iaer Ons Heren als men screef dusent driehondert vijftich ende twe op den vierden dach in Maerte.
Schepenen van Oirschot oorkonden, dat ten overstaan van hen de volgende getuigenverklaringen zijn afgelegd:
Danel van den Staedecker, Hendrik de Crom, Gerard van Mellincrode en Godevart van der Hameyden als schepen verklaarden, dat in de zaak van Engelberna van Ellaer tegen haar broer Jan aangaande het goed ten Ellaer onder Oirschot, Jan zich erop beriep, dat hij clericus was en geen ingezetene van Oirschot, waarbij hij zo lang het woord voerde, dat de rechter hem vermaande, waarna hij zijn hand voor de mond sloeg en zweeg.
In een andere zitting zei hij, dat hij poorter was van 's-Hertogenboschen meende daarom in Oirschot niet te hoeven antwoorden, maar of en hoelang hij poorter was, wisten zij niet.
Roef Marinen, Arnt Nennen en Kerstiaen van der Lulsdonc verklaarden, datEngelberna haar zaak tegen Jan betreffende 'ten Ellaer' begonnen was, voordat Jan poorter werd.
Willem van den Dijk en Hendrik heren Arnds verklaarden, dat bij de begrafenis van Sophie; Jan aan Engelberna 100 pond bood, als zij van haar recht op 'ten Ellaer' wilde afzien, waarop Engelberna antwoordde, dat zij dat voor 200 pond nog niet zou doen.
Willem van den Dijk, Hendrik heren Arnds en Kerstiaen Lirincs verklaarden onder ede, dat Jan geen poorter was, toen Sophie stierf.
Origineel: Archief Abdij Postel, charters Oirschot 5.
Vermeld in bijlage 1 nà inv.nr. 1347
Engelberna van Ellaer |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.