VERTREK UIT STOLWIJK
In 1676 verhuizen Gerrit en Duifje met hun 3 kinderen Heijndrick, Grietje en Jacob van Stolwijk naar Zwammerdam. Het huis op de Heerenstraat (in 1616 gekocht door zijn vader Heijndrick) is dan nog niet verkocht, dat gebeurt later in 1679.
Na de verhuizing blijft er niemand met de naam Wout in Stolwijk achter. De ouders van Gerrit, Heijndrick en Grietge zijn dan al overleden. Ook halfbroer Pieter (kinderloos), zuster Heijndrikge en zwager Jacob Pietrsz Coelen zijn dan al overleden.
Gezien het feit dat Gerrit vanaf 1674 problemen kreeg met het betalen van de belastingen is het aannemelijk dat daarom de keus gemaakt is om het huis aan de Heerenstraat te verkopen om zodoende ergens anders opnieuw te kunnen beginnen.
Nadat in 1679 het huis op de Heerenstraat verkocht is begint de oudste zoon Heijndrick (1652) zijn eigen boerderij in Alphen. De andere zoon Jacob (1656) vestigt zich in 1683 in Bodegraven. Hiermee is de basis gelegd voor het gesclacht Van 't Wout,waarvan nog steeds veel afstammelingen in Alphen a.d. Rijn en omgeving wonen.
Dubbele woonhuis
In het kohier van verpondingen 1733 wordt Heijdrick i.p.v. Wout "Wou" genoemd
Hij is getrouwd met Aaltje Ariensdr van der Kraan.
Zij zijn getrouwd op 1 september 1680 te Zwammerdam, hij was toen 28 jaar oud.
Vlak na het huwelijk gaan ze wonen in Alphen. De boerderij ligt in 'T Steekt, vlakbij Zwammerdam. Ze blijven lid van de Kerk in zwammerdam.
Kind(eren):
De winter 1708-1709 is streng:
De vogels kleijn ende groot, vielen ter aerde doot. Sij konnen haar niet roeren, te vliegen in de lugt. Want de kou quam haer vervoeren, dat sij vielen ter vlugt.
Op zaterdag 5 september 1716 ontstaat in de grutterij in Alphen een grote brand die in totaal 25 gebouwen in de as legde, Heijndrick en Aaltje verhuizen tijdelijk naar Zwammerdam.
Op donderdag 15-10-1716 biedt Heijndrick in verband met deze verhuizing bij de ambachtsbewaarders van Zwammerdam een akte van indemniteit aan (Vele instellingen zoals de diaconieën of armenkamers van de verschillende kerkelijke gemeenten en parochies, aalmoezenierskamers, gasthuizen en fondsen zorgden goed voor de inwoners van eigen stad of dorp. Voor personen die van elders afkomstig waren bleven de beurzen meestal gesloten. Men wilde voorkomen dat vreemdelingen ooit een beroep op steunverlening zouden doen. Daarom moesten deze in vele gevallen een bewijs overleggen van de diaconie of het gerecht van de plaats van herkomst dat deze de kosten van eventuele steunverlening zou betalen, meestal voor een bepaalde periode. Zo'n bewijs heeteen akte van indemniteit).
Heijndrick Gerritsz van 't Wout | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1680 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aaltje Ariensdr van der Kraan |
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.