Hij is getrouwd met Dymphna Heinrichs.
Zij zijn getrouwd in het jaar 1557 te Roosendaal.
Kind(eren):
Cornelis en Dymphna woonden op de Markt bij de Raadhuisstraat, en kregen in 1568 een zoon die een beroemd zeeheld zou worden: Hendrik Corneliszoon Loncke. Hij was een Nederlandse zeeheld van Brabantse afkomst. Zijn naam wordt ook gespeld als Lonk, Loncque en Loncq. Hij was de volle neef van de Zeeuwse viceadmiraal Cornelis Symonszoon Loncque. Roosendaal was in die tijd nog een zeehaven en Lonck was vermoedelijk reder. In 1604 vestigde Hendrick zich in Amsterdam waar hij op 2 november dat jaar de Antwerpse Grietgen Lenaerts huwde. In 1606 was zijn kapitaal zo'n 6000 guldens, opgebouwd door te werken als reder, schipper en koopman. In 1612 kocht hij een duurder huis. In 1623 en 1624 deed hij mee aan de expeditie van admiraal Willem de Zoete tegen de Barbarijse zeerovers. Hij bouwde toen kennelijk al een goede reputatie op, want hij werd kort daarna door de West-Indische Compagnie gevraagd als admiraal te functioneren, wat hij afwees vanwege zijn leeftijd.
Hij veroverde echter, in 1628 alsnog admiraal geworden, samen met Piet Hein de Spaanse zilvervloot. Hendrik Loncke kreeg de opdracht om onder het opperbevel van generaal Piet Heyn naar Cuba in de Caribische Zee te varen. Daar moesten ze de Zilvervloot van dat jaar (1628) veroveren. Al spoedig voeren ze uit met een twintigtal schepen en elf jachten. Op die schepen waren tezamen wel 700 kanonnen en 4000 matrozen. Piet Heyn was aan boord van het admiraalschip 'De Amsterdam', terwijl admiraal Loncke zich op het schip 'De Hollandtsche Tuyn' bevond. Dit laatste schip had een tonnage van 400 last of 800 ton. 130 matrozen zorgden voor de vaart, terwijl 67 soldaten de 12 metalen en 24 ijzeren vuurmonden hadden te verzorgen. Op 22 augustus arriveerde de vloot op de juiste plaats in de Caribische Zee, zodat de Spanjaarden, als ze uit Vera Cruz en Cartagena kwamen, onmogelijk naar het noorden konden ontsnappen. Maar al wat er kwam, geen zilvervloot. Piet Heyn en Loncke besloten de winter in Mexico te gaan doorbrengen. Maar... in de nacht van 7 op 8 September ontdekten de matrozen vanuit het kraaiennest de lang verwachte vloot: 15 grote schepen. De Spaanse admiraal gaf enkele schepen, die niet zo'n rijke lading hadden, aan de Hollanders prijs. Hij hoopte te ontkomen naar de haven van Havana, terwijl de Hollanders bezig waren de prijsschepen in bezit te nemen. Maar de zeestroming was de Spanjaarden niet goedgezind. Piet Heyn zond viceadmiraal Banckert met 5 schepen achter de Spanjolen aan. Hijzelf en Loncke sneden de vlucht
naar Havana af. Nu bleef de Spaanse admiraal Benavides niets anders over dan de baai van Matanzas binnen te vluchten. Daar liepen zijn grote schepen nog vast op twee zandbanken. Piet Heyn begaf zich aan boord bij admiraal Loncke op 'De Hollandtsche Tuyn'. Allereerst werd het Spaanse admiraalschip genomen. Een matroos klom langs een afhangend touw aan boord. Er volgde een kort gevecht. De Spanjolen waren al bezig kostbare lading in kleine bootjes aan land te brengen. Benavides zelf had zich van zijn admiraalsuniform ontdaan, en vluchtte aan land in burgerkleding. Vijf dagen zijn er nodig geweest om alle schatten van de schepen te halen en te noteren. Er was veel zilver bij, maar ook kostbare gouden sieraden, barnstenen rozenkransen, gouden kruisen en ketens. Alles bij elkaar een waarde van 11.509.523 gulden. De mensen in het moederland waren dol van vreugde. In het begin van 1629 kwam de vloot in de Nederlanden aan. Beide admiraals werden feestelijk ontvangen. Zowel van de Staten Generaal als van Frederik Hendrik ontvingen beiden een kostbare herinneringsmedaille aan een gouden keten bevestigd, waarop de baai van Matanzas stond afgebeeld.
Hier volgen het 23ste en 24ste couplet van een feestlied uit die tijd:
Wij zijn naar huys gevaaren,
September zeventien,
Ik hoop God zal bewaaren
Ons schepen algemien.
Vijf galjoens meegenomen,
Den Platluys * in den brand,
D'ander zijn zonder schromen
Al in de grond geplant.
In Januarij verheeven,
Den tienden dag voorwaar,
Zag men Piet Heyn gepreesen
Tot Rotterdam zeer klaar,
Aankomen met zijn Scheepen
En den Admiraal Lonk,
't Geschut wierd aangesteeken,
Men gaf daar lustig vonk.
* Platluys = Schip van Don Juan
In hetzelfde jaar kreeg admiraal Hendrik Cornelisz. Loncke het opperbevel over de gehele vloot der W.I.C. De eerste opdracht, welke hij daarna van de Heren XIX kreeg, was met een aantal schepen naar Brazilië te varen,om daar Olinda en de strandwal (recief) van Pernambuco te veroveren. In het begin van juli vertrok admiraal Loncke met een groot eskader uit de Hollandse en Zeeuwse havens. Drie maanden lang moest hij bij de Kaap-Verdische eilanden op versterking wachten, die maar uitbleef. Dit kwam door de toestand in de Nederlanden. Terwijl Frederik Hendrik 's-Hertogenbosch omsingelde, viel het keizerlijke leger Utrecht binnen. Daarom waren soldaten èn munitie eerst in het moederland nodig. Maar Bonn werd veroverd, het leger verdreven en Den Bosch ingenomen. Een groot aantal schepen voer uit ter versterking van de nog altijd wachtende vloot. Het ging niet voorspoedig. Weldra kreeg de vloot met windstilte en ziekte te maken. In de week tussen Kerstmis en Nieuwjaar (1629/1630) waren er 800 zieken en 2 doden. Op 13 Januari 1630 bedoeg het aantal zieken 1200 en dat der doden 246. Als op 3 februari de Braziliaanse kust in zicht komt, zijn er nog maar 2515 matrozen van de 3780 en 2325 soldaten van de 3500. De rest was ziek of dood.
In de strijd om de verovering van de kust heeft zich ook verdienstelijk gemaakt een neef van de admiraal, Cornelis Cornelisz. Loncke. Hij was in 1586 te Roosendaal geboren. Bij de tocht naar Zuid-Amerika was hij commandeur van het Zeeuwse eskader. Eenmaal voor de kust aangekomen werden vele landingen uitgevoerd. Olinda was al spoedig ingenomen. Met de verovering van het recief van Pernambuco belastte de admiraal zijn neef Cornelis Cornelisz. Loncke met de 'Domburgh'. Hij voerde hiermee een geslaagde landing uit. Na een beschieting van twee Spaanse forten konden de gelande troepen ook Pernambuco veroveren.
Na deze succesvolle tocht schijnt admiraal Loncke van de zee afscheid te hebben genomen. Hij is in Amsterdam op de hoek van de Gelderse Kade en de Ridderstraat gaan wonen en daar ook gestorven. Hij ligt begraven in de Oude kerk te Amsterdam. Van zijn neef, commandeur Cornelis Loncke, weten we niet veel. Zijn naam wordt in 1636 en 1649 nog eens vermeld. Vermoedelijk is hij in 1673 als een oud heer te Vlissingen gestorven en evenals Cornelis Symonsse Loncke in de St.Jacobskerk aldaar begraven.
grootouders
ouders
broers/zussen
kinderen
Cornelis Pieters (Piers) Loncke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1557 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dymphna Heinrichs | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De getoonde gegevens hebben geen bronnen.