Stamboom Eijsermans » Huybrecht van Loemel (± 1440-> 1475)

Persoonlijke gegevens Huybrecht van Loemel 

  • Hij is geboren rond 1440.
  • Hij is overleden na 1475 in Lommel (België).
  • Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op 5 december 2010.

Gezin van Huybrecht van Loemel

Hij is getrouwd met Margaretha van Kersip.

Zij zijn getrouwd.


Kind(eren):

  1. Elisabeth van Loemel  ± 1475-> 1510 


Notities over Huybrecht van Loemel

Huybrecht en Margaretha hadden drie zoons en één dochter: Jan (overleden op 17 oktober 1532 te Antwerpen), Hubertus, Jacob en Elisabeth.

Zoon Jan (Johannes) was indertijd een belangrijk man, die in zijn testament een beurs ter beschikking stelde die tot begin 20e eeuw heeft gelopen, getuige de volgende oude notities:

Johannes Hubertse van Loemel was Aartsdiaken van Famenne, in het Bisdom van Luijk, en Canunnik der Lieve Vrouwe Kerk van Antwerpen; hij was een man van beteekenis; stond bekend als groot rechtsgeleerde en zat als raadsheer in den Raad van Brabant. Zijne fundatiën zijn zeer belangrijk.

In zijn hierna volgend testament bepaalt hij 6 beurzen, voor de lagere studiën, voor knapen van 6 of 7 jaren, om te leren lezen, schrijven en verder latijn te leren; elke beurs van 12 gulden, zoo de scholier elders ter schole gaat, en van 6 gulden zoolang hij nog bij zijne ouders thuis is, in welk geval twee knapen voor eene beurs kunnen gesteld worden. Hij sticht voorts nog tien beurzen van 20 gulden in het huis van Standonck te Leuven, te weten vijf in het huis der armen, en nog vijf aldaar aan de kleine tafel. Tot bevordering der nederigheid en tot wering van de hoovaardigen, bepaalt hij, dat deze tien beurzieren met geschoren hoofd en met de muts der armen moeten lopen tot hunne promotie toe. In het geval een destijds hangend proces ten zijnen voordele zoude uitvallen, sticht hij nog eene beurs voor de Rechten te Leuven. Eindelijk sticht hij nog in het Groot Begijnhof te Leuven een huis, waarin, na het overlijden van zijne zuster en dezer dochters, vijf meisjes zouden worden onderhouden om daar te leren lezen en schrijven of aldaar begijn te blijven. Alles met voorkeur voor zijne bloedverwanten van wettige geboorte en daarna voor die uit Loemel, Weelde of Geel, en daarna voor die uit geheel Kempenland.

Loemel (Lommel) was zijne geboorteplaats. Te Weelde en Geel (of Gheel) had hij enigen tijd de parochiën bediend. Volgens een nota in het Groot Fundatieboek waren zijne fundatiën nog merkelijk uitgebreider, en is de stichter overleden den 17 Oktober 1532, alzo twee dagen na het tot stand komen van zijn laatste Codicil. Deze nota is ongetwijfeld op verzoek van Flor. Schuijl aan dezen ingeleverd, en wijst er dan op, dat deze fundatie na de stichting zich zelve zeer heeft uitgebreid, overeenkomstig het verlangen door den stichter daartoe te kennen gegeven. Het getal meisjes in het huis te Leuven was toen gestegen op tien, en getal der beurzen aan de Universiteit op twee en twintig samen. Het testament en de codicillen komen in het archief alleen voor als ongetekende afschriften.

Tot eerste administrateur en collator van de beurzen stelde hij zijn broeder Huijbrecht aan, na dezen diens zoon Judocus, en na dezen den naaste van zijnen bloede, die rekenplichtig zouden zijn aan den Pastoor en de Heilige Geestmeesters van Loemel en enige vrienden. In het beurzenarchief is een eigenaardige oude stamboom aanwezig, getekend in den vorm van een boom, met een tijdvers daaronder, gevende het jaartal 1656; deze stamboom volgt hierna als bijlage, doch nu, duidelijkheidshalve, met systematische rangorde der namen. De afstammelingen daarop zijn allen uit zijne zuster Elisabeth; de naam van dezer echtgenoot wordt niet genoemd; terwijl zij zelve daarop voorkomt als begijn; uit het testament blijkt, dat zij reeds begijn was toen dit in 1529 werd opgemaakt.

Onder de familielegaten komt echter allereerst voor de gifte van de Copshoeve aan zijnen neef Laurentius Belien; deze Laurentius is blijkbaar een zoon van Elisabeth; waaruit valt af te leiden dat diens vader naam was Belien; hierna zullen wij in 1682 een Wouter Belien ontmoeten als Collator, die echter weer werd ontzet, op beweren van den Ontvanger-Generaal, o.a. dat hij niet van de bloedverwanten was; of deze bewering juist was kan niet worden nagegaan, maar dat hij als een Belien zich daarin heeft weten te schuiven mag voorzeker als bevestiging gelden dat Elisabeth gehuwd was met een Belien. Intusschen komen op den stamboom en in andere bekende stukken hare (Elisabeth's) kinderen en afkomelingen voor onder den naam van H.V.L. Hubertse van Loemel, den naam van haar vader en ontleend aan hunne herkomst uit Loemel (Lommel) in Kempenland. De namen van al hare kinderen komen op den stamboom voor, zoals die ook genoemd worden in het testament. De stichter had, blijkens het testament, een vooroverleden broer Jacobus, die pastoor is geweest te Aschen.

Hij liet als erfgenamen na zijn broeder Hubertus en zijne zuster Elisabeth; deze was eertijds vermoedelijk reeds weduwe. Testament en stamboom zijn met elkaar geheel in overeenstemming. De stamboom noemt voorts de drie eerst collatoren, te weten:
Hubertus H.V.L., broeder van den stichter;
Laurentius, zoon van Elisabeth; en
Wouterus, ook zoon van Elisabeth.

Een volgende collator is bekend uit eene aanteekening door Florentius Schuijl eigenhandig gesteld op den staat van renten en chijnsen behoorende tot deze fundatie, en luidende: "De Brieven rusten onder Joffr. Jacomijn van den Broecke. Mr. Laurens van Loemel heeft de administratie gehadt." Den volgenden collator leren wij kennen uit de verklaring voor Schepenen van Helmond van 11 November 1650, hierna volgende onder de bijlagen, te weten: Lucas van Loemel, opgevolgd aan zijn broeder Laurens. Deze Laurens is blijkbaar dezelfde als hierboven genoemd door Schuijl. Na dezen, die kennelijk de fundatie heeft moeten overgeven aan den inmiddels opgetreden Ontvanger-Generaal Florentius Schuijl, werd door laatstgenoemde in 1664 aangesteld Adriaen Danckerts van Verckensweerd, gelijk blijkt uit een rekening-conflict door den Ontvanger-Generaal Hamel gerapporteerd aan Hoog Mog.; laatstgenoemden beslissen daarop, dat Danckerts zijne rekening moet verantwoorden aan den Ontvanger-Generaal, en niet aan den pastoor of predikant en H.Geestmeesters van Loemel.

Na het overlijden van dezen Adr.Danckerts werd in 1682 door den Ontvanger-Generaal Lintworm tot particulier ontvanger dezer fundatie aangesteld Johan de Coenen te Loemel, als naaste van den bloede. De predikant te Loemel met de H.Geestmeesters aldaar benoemden echter een ander, Wouter Belien, en schijnen daarop aanvankelijk bevestiging van Hoog. Mog. te hebben verkregen; maar op ernstig verzet daartegen door den Ontvanger-Generaal, op grond van strijd met de resolutiën van Hoog Mog en strijd met de stichting, vermits Belien geen bloedverwant was, blijkt ten slotte Johan de Coenen te zijn gehandhaafd. In 1707 komt deze laatste te overlijden en nu dingen naar het collatorschap en rentmeesterschap zijn zoon Hendrik de Coenen, Peeter Danckers, koster en schoolmeester te Varckensweerd (Valkenswaard?), Simon Danckers onder-Burgemeester aldaar en Godefridus van Lauwenburgh te Gemert, zich noemende zoon van Joachim Lauwenbergh en van Cecilia Symons van Lommel, oudste dochter van Symon Hubrechts van Lommel. Deze van Lauwenburgh (of Bergh) constateert in zijn request, dat de overleden Johan Coenen was een zoon van Hendrik Coenen uit zijn huwelijk met Mechtildis van Lommel, dochter van Sijmon van Lommel en dat zijne, requestrants, moeder is Cecilia, dochter van denzelfden Sijmon, zoodat hij een graad nader is dan de kinderen van den overledene. Deze Cecilia moet dan tweemaal getrouwd zijn, en wel laatst met Abraham Clercx, op wiens verzoek ook eene verklaring voor Schepenen van Helmond den 2 Junij 1707 wordt afgelegd, tot staving der aanspraken zijner echtgenoote.
Uit eene toen overgelegde verklaring voor Schepenen van Loemel van den 27 Junij 1707 over de plundering en verwoesting tijdens den oorlog, omtrent 1703, van het huis van Johan de Coenen, blijkt, dat deze twee kinderen naliet: Hendrik en Mechtildis, door welke de verklaring over die verwoesting wordt afgelegd. Vermoedelijk heeft deze moeten dienen tot justificatie, dat zij buiten staat waren om de bescheiden en bewijsstukken der fundatie en der rekening over te geven. Bij resolutie van Hoog Mog. van 15 Maart 1708 wordt daarop Pieter Danckers, "als sijnde van de Gereformeerde religie", aangesteld tot administrateur en collator. Deze legt den eed af, voor Schepenen der heerlijkheid van Waelre en Weerde, waarin de benoemde genoemd wordt: coster en schoolmeester te Weerde, terwijl Sijmon Danckers, wonende te Weerde, voor hem borg blijft.

Pieter Danckers overleed in 1723, waarop zijn zoon Jan Danckaerts, wonende te 's Gravenhage en van de Gereformeerde religie, vraagt om in zijne plaats te worden aangesteld, en bij resolutie van Hoog Mog. van 11 Februarij 1724 wordt benoemd. Tijdens diens bestier doet zich een eigenaardig conflict voor. Deze fundatie trok hare voornaamste inkomsten, te weten 92 gulden in het jaar, uit renten op de Stad Antwerpen; de uitbetaling dezer renten werd gestaakt, en Jan Danckaerts beklaagt zich daarover bij Hoog Mog. den 4 Julij 1743, bewerende dat een onder-rentmeester te Antwerpen is aangesteld, die hem uit zijn recht van collatie en administratie zoekt te dringen en de penningen voor studie van roomsch-gezinden aanwendt; hij geeft nu in overweging als volgt: "Den suppliant geweer geworden dat de faculteijt van Loven in de Meijerije van 's Bosch besitten het recht van tiendens gedestineert tot de studien der Roomsgesinde, welcke inkomsten ten comptoore van den rentmeester der geestelijke goederen binnen de stad 's Bosch werden betaalt, ende den suppliant van meeninge is dat de voorschreeven thiendens voor sijn agterstallen aenspreekelijk zouden weesen", zoo verzoekt hij Hoog Mog. dat hem uit die tienden zijne jaarlijksche inkomsten en achterstallen zullen worden voldaan, zoolang de stad Antwerpen in gebreke blijft. Het zoude echter nog jaren duren alvorens Hoog Mog. tot dit middel besloten; maar toen Jan Danckaerts kwam te overlijden, en opgevolgd werd door zijn zoon Jan Danckaerts te Oudenbosch, die den 21 April 1756 den zuiveringseed aflegde, is de hangende zaak tot volledige afwikkeling gekomen; den 27 Februarij 1758 werd door Hoog Mog. last gegeven aan den Rentmeester der geestelijke goederen, de Kempenaer te 's Hertogenbosch, om uit de Tienden van Schijndel, behoorende aan de Theologische Faculteit te Leuven, Danckaerts te betalen voor allen achterstand verschuldigd door de stad Antwerpen, en voor alle daarop gevallen kosten.

Natuurlijk kwam daartegen protest in van Doctoren, Regenten en Provisoren dier faculteit te Leuven; deze wezen er op, dat zekere Simon Van der Laak, voorgevende te zijn patroon of collateur van zekere beurzen, gefundeerd door Joh. Hub. van Loemel, zich in 1757 voor den Raad van Brabant te Brussel had doen qualificeren tot den ontvang van de renten aan die fundatie verschuldigd door de stad Antwerpen, in praejudicie van Jan Danckaerts door Hoog Mog. tot rentmeester aangesteld; dat, ten gevolge van de weigering an de stad Antwerpen om die renten aan Danckaerts te betalen, Hoog Mog. de hand hadden gelegd op de Schijndelsche tienden, die behooren aan de Theologische Faculteit van Leuven, en daaruit niet alleen de achterlijke renten, maar ook alle gemaakte kosten hebben laten terugbetalen, tot een gezamenlijk bedrag van 2.312 gulden; dat deze tienden met de fundatie Van Loemel niets te maken hebbende, Hoog Mog. vermoedelijk aldus alleen gehandeld hebben als bij een maatregel van retorsie en bij gemis aan een ander middel.

Zij wezen er echter op, dat Van der Laak een inwoner was der Meijerij en onderdaan van Hoog Mog.; dat hij en zijne familie onder Mierlo vaste goederen bezaten, en dat zij verzochten uit die goederen schadeloos te worden gesteld. Hoog Mog. gelastten nu bij voorbaat en hangende het verder onderzoek: beslag op de goederen en obligatiën van Simon van der Laak en op die, welke hij kort voor zijn vertrek uit het gebied van dezen staat aan zijne zuster Elisabeth en aan zijn broeder Hubert van der Laak had getransporteerd, met taxaat van die goederen en rapport. Resolutie van 16 Augustus 1770. Aldus is toen geschied; overal werd beslag gelegd onder Mierlo en Asten, te 's Hertogenbosch, Helmond, Eindhoven en St.Oedenrode, op zijn eigen goed en op dat van Elisabeth en Hubertus Van der Laak. Simon van der Laak adresseerde zich nu ook aan Hoog Mog. verzoekende opheffing van beslag onder aanbod van schadeloosstelling aan de Theologische Faculteit van Leuven. Hoog Mog. daarop beschikkende, en tevens ten finale beschikkende op het request van bedoelde faculteit, bepalen die schadeloosstelling bij resolutie van 7 April 1772.
De finantiëele afwikkeling blijkt echter nog geduurd te hebben tot 1780. Bij resolutie van 28 Junij 1780 keuren Hoog Mog. goed het accoord daarover tusschen Simon van der Laak te Mierlo en Jan Danckaarts (Lieutenant Generaal Wagenmeester), wonende te Heusden, en staan zij de algeheele opheffing van het beslag toe. In later tijd gaat over deze fundatie niets bijzonders meer om. De renten op de stad Antwerpen blijken verloren te zijn en bleven sints 1793, blijkens aanteekening op de opvolgende rekeningen, onbetaald. Tot het jaar 1814 incluis bleef de fundatie geadministreerd door Roelof van Nouhuijs als gemachtigde van Jan Danckaerts; daarna heeft niemand zich deze meer aangetrokken en werd de administratie alleen gevoerd door den Ontvanger-Generaal, die daarvan, tot over het jaar 1844, nog steeds eene afzonderlijke rekening overlegde; tot dat Gedeputeerde Staten, bij hun besluit van 26 Juni 1845 ook hieraan een einde maakten, en de formeele opname deze fundatie onder de Generale Beurzen gelastten.

Een restant van deze fundatiën aan de Leuvensche Universiteit is thans nog in werking in België, onder het Aartsbisschoppelijk Seminarie van Mechelen, met een inkomen van 755 frank, waaruit twee beurzen van 330 frank vergeven worden. Nog onlangs, 25 November 1905, werd bij advertentie in de "Noordbrabanter" de naaste bloedverwant opgeroepen om daarop zijn recht van presentatie te doen gelden.

Heeft u aanvullingen, correcties of vragen met betrekking tot Huybrecht van Loemel?
De auteur van deze publicatie hoort het graag van u!

Voorouders (en nakomelingen) van Huybrecht van Loemel

Huybrecht van Loemel
± 1440-> 1475


Margaretha van Kersip
± 1440-> 1475

Elisabeth van Loemel
± 1475-> 1510

Via Snelzoeken kunt u zoeken op naam, voornaam gevolgd door een achternaam. U typt enkele letters in (minimaal 3) en direct verschijnt er een lijst met persoonsnamen binnen deze publicatie. Hoe meer letters u intypt hoe specifieker de resultaten. Klik op een persoonsnaam om naar de pagina van die persoon te gaan.

  • Of u kleine letters of hoofdletters intypt maak niet uit.
  • Wanneer u niet zeker bent over de voornaam of exacte schrijfwijze dan kunt u een sterretje (*) gebruiken. Voorbeeld: "*ornelis de b*r" vindt zowel "cornelis de boer" als "kornelis de buur".
  • Het is niet mogelijk om tekens anders dan het alfabet in te voeren (dus ook geen diacritische tekens als ö en é).

De getoonde gegevens hebben geen bronnen.

Aanknopingspunten in andere publicaties

Deze persoon komt ook voor in de publicatie:

Over de familienaam Van Loemel


De publicatie Stamboom Eijsermans is opgesteld door .neem contact op
Wilt u bij het overnemen van gegevens uit deze stamboom alstublieft een verwijzing naar de herkomst opnemen:
J Eijsermans, "Stamboom Eijsermans", database, Genealogie Online (https://www.genealogieonline.nl/stamboom-eijsermans/I614829.php : benaderd 28 december 2025), "Huybrecht van Loemel (± 1440-> 1475)".